zaterdag 29 februari 2020

Hanengevechten in de tempel

Wat ik nu toch weer heb gezien! Dik één kilometer verderop is er Pura Hyang Api, een hindoeïstische tempel dus en ik had gehoord dat daar hanengevechten waren als onderdeel van een tempelceremonie. Ik loop aan en zie dichterbij gekomen, de weg ernaar toe al afgezet met aan de kant overal dikke auto’s geparkeerd. Het was half zeven in de ochtend. Nog dichterbij in de bosjes eromheen kraampjes met eten en van alles te koop: kleren, de sikkelzeisen die op het land gebruikt worden, scherpe messen en hakbijlen, schoenen, plastic speelgoed, ballonnen: kortom er heerst een festivalsfeer.

Ik klim de eerste trappen op naar de eerste binnenplaats van de tempel. Overal hoofden met witte doeken, je kon over de koppen lopen het was er barstensvol, allemaal mannen en jongens en hier werden de hanengevechten gehouden. Ik had toen nog niet door dat daar geen vrouwen liepen, maar waagde mij niet in de massa. Aan de rand kon ik tussen de schouders en armen door, nog net zien dat er een krom mesje aan de poot van een haan werd gebonden.

Ik ging de poort van het middengedeelte binnen, schuifelend tussen de mensen, vooral mannen, maar ik zag ook enkele vrouwen naar binnen gaan, dus ik volgde. Opnieuw vol, vol, vol, aan alle kanten manden met hanen erin en onder een afdak  in het midden zat een groot gamelanorkest van meer dan dertig man, telde ik na afloop, toen ze allemaal weer het podium af klauterden. Mannen waren bezig met hun hanen: ze oppakken, strelen, en ook hier werden de mesjes aangebonden aan de poot met rode katoendraad. Daar zijn speciale mannen voor die een dikke etui met waaierachtig veel compartimenten met allerlei maten mesjes met zich meedragen.

Waar waren de vrouwen? Die zaten aan de kanten onder twee paviljoens aan weerszijden van het gamelanorkest tussen kunstige gevlochten grote rieten manden met ingewikkelde patronen erin, alsof het geweven is in meerdere kleuren en met deksels. Kinderen speelden erachter in het paviljoen, het was er tjokvol, ik kon aanvankelijk nergens zitten. Uiteindelijk veroverde ik toch een plekje aan de zijkant van het gamelanorkest en bleef maar rondkijken. Voor mijn neus werden de hanen klaargemaakt voor de strijd en kwamen ook  mannen en jongens met dode hanen terug uit de eerste tempel binnenplaats, die in plastic boodschappentassen werden gestopt. De haan die nog leefde zorgvuldig in óók heel mooie kunstige manden, waar zo nog met hun kopje uit konden steken met af en toe een hard: Kukelekuuu’.

Het ging maar door en het begon na uren ook vaag naar bloed en vlees te ruiken, het bloed is wat er geofferd wordt, las ik ergens. Het gamelanorkest begon voor het eerst rond 8.00 te spelen en nu zag ik een menigte mensen naar de poort van de binnenste tempel schuifelen. Een microfoonstem gaf wat informatie. De gamelanmuziek stopte en begon een half uur later weer en nu zag ik het patroon: terwijl het orkest speelde stroomden aan de andere zijde van de poort van de binnenste tempel de mensen weer naar buiten, terwijl er door de linkerpoort een nieuwe stroom werd toegelaten. Al die dichte manden gingen op de hoofden van  vrouwen mee naar binnen, maar het overgrote deel waren mannen: ik weet niet of ze het hanenbloed dan  ergens met zich meedragen, ik verwacht van wel.

Ik begon op en neer te lopen, het werd langzamerhand iets rustiger en rondom half elf was alles zo’n beetje voorbij. Ik zag van alles; daarover meer in een ander blogje. Het zal vijf dagen achter elkaar zó duren. Morgen ga ik weer kijken. Het kan niet anders dat na die vijf dagen héél Bali wel zo ongeveer hier geweest is.... De vader van Koko bevestigde dit. Zelf ging hij niet. Ik viel overigens helemaal niet op in mijn sarong en kabaya.

Vrouwen offeren

Het lijkt erop dat het feest hier in de familietempel nu helemaal voorbij is. Om 12.45u. kwamen er gasten, een andere familie, die liepen hier tezamen met een priester onder een zilverachtige parasol, tesamen met de ouders van Koko, hun schoondochter en kleindochter de familietempel in, ze gingen op de grond zitten, het was even stil, maar alras kwam iedereen lachend weer de poort door. Het uur ervoor werden er al offerschalen weggehaald, de moeder van Koko zei tegen mij dat ze het warm vond panas, maar het was ongeveer het enige moment dat ze zat, ze was steeds bedrijvig en ze vroeg meteen of ik nog koffie wilde. Best wel, eigenlijk ja.

Toen werd er hieronder gegeten, de binnenplaats vulde zich met gelach en geklets, ik hoorde ineens mijn oma praten, die nauwelijks Nederlands kon, maar wel een echte kletskous was richting mijn ouders. En toen, na een uur, het was kwart voor twee, toen was het hier weer helemaal stil, de gasten vertrokken. Koko’s moeder en twee andere wat oudere vrouwen gingen door met alles weer weghalen wat in de vroege ochtend zo zorgvuldig was opgebouwd. Vlak onder mij zag ik de totale onttakeling van manden met vruchten, de versieringen, bijna achteloos werd alles uit elkaar gehaald. Ik kijk nu naar een stapel in elkaar gevouwen lege manden.

Koko’s moeder riep ‘Hee! Hee!’ naar boven, ‘Kom eens hier!’ Ik kreeg banaantjes en cake en roze koek uit één van de offermanden en driehoekige platte pakketjes van groen palmblad: dat mocht ik vandaag nog niet eten, dat was voor morgenochtend; rijst met kip, als ik het wel begrepen heb. Nu ik erbij stond, zag ik hoeveel vruchten er ook verwerkt waren tussen de versieringen. ‘Wil je thee? Breng eerst maar die spullen naar boven!’ Nog voordat ik weer beneden was, liep Koko’s vader al met een theeglas naar boven... Daarna haalde hij alle parasols van het tempelterrein weg. Udjan, udjan hoorde ik vaker zeggen, het zou gaan regenen en dat deed het ook, heel hard. Maar deze afgelopen tien dagen was dat geen reden om iets met de parasols te doen.

Gisteren liep ik over de hoofdstraat naar de rijstvelden, helemaal op het einde van het dorp. De centrale ontmoetingsplek zat vol kinderen. Op het land werkte maar één oude boer. Ook daar een regenbui, schuilen met een paraplu onder bananenbomen hield me maar gedeeltelijk droog en het smalle pad waarop ik liep veranderde in een modderig beekje en ergens op de terugweg ben ik mijn petje verloren. Het werd weer droog, en toen kwam er ineens een paar keer een brommer mij tegemoet,  bestuurd door een man, met achterop een vrouw, niet in werkkleding maar in mooie sarong en kabaya en een grote vierkante offermand op schoot met versierde bakjes. De mannen bleven op het  pad en de vrouwen brachten deze bakjes naar de kleine offeraltaartjes midden in de rijstvelden.

Dat moet mij al hebben aangesproken, toen ik hier op 17-jarige leeftijd voor het eerst was: dat het de vrouwen zijn, die je ziet offeren, wierook ziet aansteken, de tempels versieren, met een fragapanibloem of rode hibiscus of paarse bougainville tussen de vingertoppen van hun gevouwen handen, water in de lucht sprenkelen, eer ziet brengen. Mannen doen andere dingen: varkens slachten, hanengevechten die er deze dagen ook zullen zijn, niet om te gokken zoals ook gebeurd, maar als offer. Ze ruimen parasols op. Maar de onzichtbare verbindingen tussen hemel en aarde worden door vrouwen voltrokken en vanochtend was dat in samenspraak met die ene priester die zonder publiek het water en vuur zegende...

Het lijkt me dat deze Balinese cultuur behouden zal blijven ondanks de meer dan 4 en een half miljoen toeristen in een jaar die Bali bezoeken. In 1976 toen ik hier voor het eerst was, waren het er 500.000...  Waarom ik dat denk? Alleen al door de architectuur van de dorpen. Alles speelt zich af achter de muren waar een familietempelcomplex is. Kinderen krijgen deze leefwereld met de paplepel ingegoten. Toen ik gisteren terug kwam uit de sawahvelden was de bijeenkomst met de kinderen in de centrale ontmoetingsplaats net afgelopen. Meer dan vijftig kinderen, jongens en meisjes,zwermden uit in de leeftijd van 8-15 jaar, schatte ik zo in. Met lege offerplateaus in de handen, witte banden om het hoofd, een wit shirt of kebaya met een sarong aan. Ineens was er op de hoek ook een stalletje open, waar velen nog iets te drinken en te snoepen haalden en er pop-achtige muziek uit de  luidsprekers klonk. Traditie en moderniteit in samenspraak met elkaar, hoop ik.

vrijdag 28 februari 2020

Kuningan; opgewekt en feestelijk

Ik zit hier op de eerste rang in mijn stoel op het terras met mijn neus op de familietempel. Al vanaf vanochtend 6.15u tot nu 11u sla ik het gade. Nog voor de ochtendzon verrijst vanachter de bomen waren de vrouwen al bezig. Niet alleen in de familietempel, maar over het hele terrein. Met mandjes met versieringen en wierook. Daarna vooral in de familietempel: hoge drietraps gestapelde schalen op een voetstuk. Ditmaal zie ik geen eten, maar kunstige witgeel vlechtwerk van palmblad. Alleen ergens in de randen  kleine witte rijstkegeltjes.

Het lijkt wel logisch: tien dagen geleden werden de voorouders verwelkomd met veel voedsel op de schalen, nu worden ze met egard uitgeleide gedaan met versieringen en bloemen. Om acht uur kwam de priester. Die ging zitten  op het grootste altaar, ook de enige waar je op kunt zitten, en hij begon te ‘rommelen’ met versieringen en water en bakjes om hem heen, dat veranderde in geprevel dat weer overging in zangerige recitatie. Met zijn gezicht naar de opgekomen ochtendzon. Eerst een kwartier in zijn eentje, terwijl iedereen buiten de familietempel gewoon met elkaar babbelde, zat of rondliep, de mannen in nog gewone kleren, hun kloffie van alledag.

Na een kwartier voegden de vrouwen zich bij hem, het leek erop dat ze een bos wierook bij hem aan kwamen steken, dan moet hij dus al brandend houtskool in een bakje voor zich hebben en terwijl de priester zachtjes doorzong, gingen zij rond met wierook en water en besprenkelden elke keer drie  keer de lucht. Daarna verdween de priester en een voor een ging de grootfamilie, nu mooi gekleed in sarong en de mannen met een witte doek om het hoofd gebonden in de familietempel bidden, wierook aansteken, schaaltjes met offers neerleggen en ook weer schalen weghalen en de lucht met water besprenkelen.

De vader van Koko begon. Ik herkende hem eerst niet in zijn mooie kleding, stralend wit van boven en een zwart-wit geblokte sarong, het soort doek waar hier heel veel tempels mee bekleed zijn, want een uur ervoor had hij nog in t-shirt en simpele sarong koffie en gesneden fruit voor mij klaargemaakt in de keuken, ondertussen naar de moeder van Koko roepend,die bezig was met een offermand,  dat hij te weinig fruit had en waar hij het kon vinden. Zij legt even haar offermand neer, loopt de keuken in en gaat dan weer richting de familie tempel. Al het dagelijkse leven is geheel vermengd met het feest van vandaag.

Een mooi moment was dat zij na haar man ging bidden en dat haar man naar haar toe kwam en ze een zegen naar elkaar uitwisselden. Ook het moment dat Eiko, het dochtertje van Koko, de tempel in huppelde en haar grootmoeder haar bij haar hand nam en haar iets liet doen. En de vrouw met de piepjonge baby op haar armen... Ik zit hier nu in sarong en kabaya en een Amerikaans-Canadees stel dat in een voor mij onzichtbaar huisje achter het terrein hun intrek heeft genomen, komt nu net terug met de scooter.

Zij hebben meegedaan bij een ceremonie bij Jafar, de eigenaren van het eettentje hier om de hoek. Van Koko kreeg zij, nog een bakje met een brandend wierrookstokje mee.In die familie was er vanochtend dus wel een gezamenlijke ceremonie, hier niet. Hier lijkt de nadruk op een individuele uitgeleide en respect tonen aan de vertrekkende zielen van de voorouders. Ik heb dus voor niks mijn sarong en kabaya aangedaan voor deze ochtend,  ik blijf nu hier, kijken naar het verdere verloop van deze dag en hou het misschien aan, tot vanavond wanneer er om 19 uur weer een Barongdans door de hoofdstraat gaat.

Er hangt een opgewekte, feestelijke sfeer. Uit een cassetterecorder bij het voorouderhuis klinkt recitatie en gamelan en een verhalende stem, waarschijnlijk wordt er een verhaal uit de Ramayana ofzo verteld. En ik keek ondertussen naar Jinek, waar de winnares van de Voice of Holland, Sophia Kruithof arriveerde. De uitzendingen ervan zijn hier niet beschikbaar, dus ik kan niet zien hoe zij haar eigen geschreven lied Alaska ten gehore brengt.Ik had raar opgekeken als ze niet gewonnen had. Leuk om te zien hoe zij de nadruk erop legt dat ze zo genoten heeft en dat zij als voorbereiding om goed te kunnen slapen, aan meditatie doet. Trotse ouders en vriendinnen zijn er,  ook fijn opgewekt en feestelijk. Er klinkt nu een zangeres in  het Indonesisch door een radio met een liefelijk popliedje.

donderdag 27 februari 2020

Feestmaaltijd. Selemat Makan

Vandaag is het de dag voor Kuningan en dat is ook weer een specialere dag dan de vijf dagen hiervoor, vanaf Galungan. Ik heb nu een volle buik, ik kreeg een feestmaaltijdje van de familie aangeboden. Ik herinner me het gebruik: je heet gasten van harte welkom... Het was heerlijk en ik proefde de geuren die hier gisteren rond cirkelden. Een gekruid kippenpootje, stukjes vet spek in ketjapsaus van het varken, een soort mengsel van bonen en groenten en vlees in elkaar gekookt, zodat het op stukjes worst leek, En de saté, een gekruide kippenpasta en geen vis, zoals ik gisteren veronderstelde,

Halverwege mijn maaltijd onder de boom, die weer onder mijn terras staat, terwijl een ouder echtpaar op hun mobieltje aan het praten was met iemand, staat de man op en komt met een eigen bordje uit de eigen keuken: weer vier satéstokjes, enkele dagen geleden heb ik hem een hele ochtend stokjes zien snijden uit dikkere stelen. En ook nog een smakelijk goedje gewikkeld in een palmblad.... gastvrijheid naar de mensen is gastvrij zijn voor de Goden en de zielen van de voorouders.

Op het einde van mijn maaltijd komt een heel oude herinnering naar boven. Zó was dat: je laat iets op je bordje achter en je eet niet alles op, dat is niet beleefd, dan zou het lijken dat je niet genoeg hebt gehad. Ik zie me zitten op een kinderverjaardagsfeestje en ik dronk mijn glaasje ranja niet tot de bodem leeg en liet een stukje taart staan. ‘Wat is dat nou?! ‘ riep de moeder van mijn vriendinnetje, ‘Vind je het soms niet lekker, ofzo?’ En hiermee leerde ik dat je in Nederland juist alles schoon op moet eten.

Dus dat leer je jezelf aan en dan komt daarbovenop een laag van deze tijd: doe niet aan voedselverspilling. En nog een oudere laag:de voedselschaarste die ik in sommige landen heb gezien, voedsel gooi je toch niet weg? Dan is er dus in je een nieuwe oppervlaktelaag gegroeid, die je gevoelens gaan dicteren, want het kostte me werkelijk een beetje moeite om nu iets op het bord achter te laten. Ik deed het wel, bracht mijn bordje naar de moeder van Koko, naar de dapur (nu, eindelijk na dagen komt het Indonesische woord voor ‘keuken’ in mij op) en ze gooit met de grootste vanzelfsprekendheid de resten van het bord in een vuilnisbak. Gelukkig, het gebruik lijkt te kloppen, schat ik maar in.

Ik voel de subtiele aardverschuivingen rondom het andere, wat anders is, in mijn binnenste... Wat is het toch een precair terrein, dit alles rondom cultuurverschillen.... Hoe om te gaan met gevoelens die er bij jou nu eenmaal op een bepaalde wijze in zijn gebeiteld? Ik denk aan een man uit Bangladesh die ik ooit geïnterviewd had, getrouwd met een Nederlandse vrouw. Hij was van zijn geloof gevallen, maar had van jongs af aan bepaalde reinheidswetten ingehamerd gekregen en daar hoorde ook het niet eten van varkensvlees bij. Dat at hij dus nooit. Maar hij kookte ook elke dag zijn eigen maaltijd, los van wat zijn vrouw en kinderen aten. Met zijn verstand vond hij het onzin, maar zijn gevoel kon zich er niet overheen zetten; dat hij dus ervoer dat zijn eigen vrouw op een onreine wijze een maaltijd bereidde. En zij wilde niet zijn kant opschuiven, vandaar.

woensdag 26 februari 2020

Schreeuwende varkens. Durian.

Ik zit vredig op mijn boventerras psalmen te lezen. Ik ben ze voor de zoveelste keer opnieuw aan het ontdekken... zoals dat ook in kloosters gebeurd, het eindeloos, dagelijkse herhalen ervan geeft een bedding aan een stroom die levenwekkend is.... Ik hoor ineens een dierlijk geschreeuw, kijk om het hoekje van het balkon van waar het geluid komt en zie dat een aantal mannen, voor het winkeltje een enorm roze gevlekt varken aan dikke takken binden. Ernaast ligt een groot zwartachtige mannetjesvarken al op zijn zij. Weer een gekrijs: ook hij wordt vastgebonden. Even later worden ze beide hier de straat uitgedragen.

Het ruikt hier heerlijk naar etensluchten en ik zie en hoor tegenover mij beneden, zittend op de grond voor de ingangen van een van de verblijven, een vrouw kruiden fijnmaken met een goelek. Bovenop een hoge trap ligt in een rieten mand opnieuw een hele lading saté te broeden of te drogen. Iets verderop andere hakgeluiden.Gisteren waren Koko en zijn vader een hele fijne lichtoranje klei-achtige substantie-pasta rondom de stokjes aan het kneden. Ik geloof dat het de Balinese saté lilit is, visgehakt, vermengd met kruiden, specerijen en geraspte kokosnoot. Ik heb het al geproefd, het is erg lekker. 

Het bekendste Balinese gerecht is babi guling, speenvarken... die heb ik dan waarschijnlijk net zien wegdragen. Of moeten dat alleen naar jonge varkentjes zijn? Ja, dat is zo: ‘Speenvarkentjes zijn heel jonge varkentjes die nog gespeend worden en daarom is hun vlees boterzacht en mals’ hoor ik een ex-collega die ook kok is aan me vertellen. Ik heb onderweg ook al een fokkerij gezien van varkentjes, geen grote stallen, maar een omheining met biggetjes en de moederzeug ernaast. Boven haar brandde een wierookstokje tussen wat offertjes. Het hakken gaat ritmisch door. Allemaal voor het aanstaande feest op Zaterdag: Kuningan wanneer de zielen van de voorouders weer naar de bergen vertrekken. Er zit het woord kuning in, dat geel betekent: vroeger leerde ik dat gele rijst geluk brengt.

Gisteren at ik durian, de stekelige en vies stinkende vrucht, vinden velen, naar ik ruik alleen de goddelijke geur van durian, zelfs ooit ook bij riolen in Jakarta... Ik zat bij een tentje langs de weg, naast mij kwamen drie boeren zitten met opgetrokken tanige dunne benen met blote voeten op het houten bankje. Eentje ging er eten, een groot bord rijst met groentenprut dat ook heerlijk rook met een glas melk. Ik kreeg de verleiding om het ook te bestellen,maar toch maar niet, omdat ik niet goed kon kijken naar de hygiënische omstandigheden van het donkere keukentje achter.

Een vrouw met een grote mand op haar hoofd deed wat boodschappen en liep weer terug omdat ze de sigaretten vergeten was. Er stopten mensen op scooters, een vrouw deed er lang over om goede sinaasappels uit te zoeken, een jongen kocht vijf sigaretten en een  sjieke auto stopte en die kocht éėn hele kleine ananas.En ook leveranciers in kleine vrachtwagentjes kwamen aan met een lading vol oranje Afrikaantjes en groenten en rambutan, kleine vruchten die op lychees lijken, maar dan met een rode vacht die op haren lijkt: rambut betekent haar. Ik kreeg van de eigenaresse nog een bruingeschubde salak, die in  Nederland ook wel slangenvrucht wordt genoemd, terwijl ze er ook zelf eentje oppeuzelde. Mijn Indonesisch is te slecht om te converseren, dus zat ik er alleen genoeglijk waar te nemen. De sfeer is kalm en vredig, gisteren in dat kraampje, maar hier ook op mijn terras.

PS. De schreeuwende varkens werden naar een plek in het dorp gebracht. Daar worden ze in stukken gesneden waar elke dorpeling een deel van krijgt. Er wordt saté van ze gemaakt.

dinsdag 25 februari 2020

Adi’s tekening

Gisteren vertelde Adi, de 19-jarige leerling van I Wayan Mandika, dat hij even niet wist hoe hij verder moest met zijn schilderij. Je begint altijd van onderen uit te tekenen en dan naar boven. Hij heeft al zo vaak een soortgelijke afbeelding gemaakt. Het begint bij de grond, de mensen die er leven en werken en dan komt de Barong en dan naar de hemel, de goden en de bergen.

Toch is het elke keer anders. De gezichtsuitdrukkingen, de gebaren, de houdingen, hoe alles met elkaar in verband staat... Ik zag hem inderdaad steeds bezig met zijn mobieltje. Maar hij was ook afgeleid doordat ik er was en I Wayan Mardika hem dan vroeg om iets te vertalen. Niet dat dit zo’n vooruitgang was... want het Engels van Adi is niet zo goed... Het lijkt meer en veiliger, een vertaler, maar eigenlijk lukt het beter in nuance een gesprek te voeren één op één met gebaren en gezichtsuitdrukkingen.

Vanochtend las ik wat psalmen. Het is een heel oud vakantieboekje: ik heb ooit de NBG-Bijbelvertaling van de 150 psalmen in piepklein formaatgekopieerd. Het is al vergeeld, met vetvlekken enzo. Thuis heb ik als een van de laatste handelingen, het opnieuw gekaft met gestippeld plakplastic en waar het uiteenviel er ducktape tussen geplakt.

Vanochtend kijk ik er voor het eerst weer in. En sinds héél lange tijd... In mijn ‘kloostertijd’ waren psalmen wekelijkse kost...Het leest hier meteen heel anders. Te midden van het groen en al het water dat overal stroomt, de hoge bomen, de planten die overal groeien, geen stukje aarde is onbenut, en de mensen die zo in verbinding staan met de bergen waar de goden leven en de hele dag, lijkt het wel,  harmonie zoeken met de krachten om hen heen.

Al in de eerste psalm:
want hij is als een boom, geplant aan waterstromen
Die zijn vrucht geeft op zijn tijd
Welks loof niet verwelkt,
- al wat hij onderneemt gelukt.

En het gaat over God, die op de heilige berg woont, in het morgengebed van psalm 3:
Als ik luide roep tot de here,
Antwoordt hij mij vanaf zijn heilige berg.
En de aansporing in psalm 4: breng offers en vertrouw...ik zie het hier de hele dag om mij heen gebeuren. Er zijn overal offerplaatsen, tussen de rijstvelden, bij bomen, midden in het groen tussen de  hoge bomen en lianen. Er zijn overal tempels, goden en mensen, de zielen van de voorouders, men leeft samen met elkaar, heel letterlijk.In psalm 8 wordt dat ook verwoord: Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt...

Adi moet nog zuchten en steunen wellicht, hoe hij het lege vlak boven de begonnen tekening verder gaat invullen. Maar hij weet al welke beweging hij gaat maken, elke keer weer: van de mensen onder elkaar, via Barong, symbool van het goede, naar de hemel en de bergen.

maandag 24 februari 2020

OM HARA - Keliki Kawan Painting School

Het is 13u en de regen valt met bakken naar beneden met donder en bliksem. De donder is overweldigend hard en dendert na in mijn oren, vlak na de bliksem... Toevallig vandaag goed door mij gepland, want ik kom net terug van een bezoek aan de schilder I Wayan Mardika. Ik hoopte dat hij mij iets meer kon vertellen over een schilderij dat ik bij zijn vriend had gezien. Bovenin vliegtuigen en helikopters, de zee met zelfs een cruiseschip erop en een berg, maar dat moet dan een berg op Java zijn, had ik bedacht. Ja, er zit een boodschap in, dat doet hij graag: dat ondanks de opmars van de moderne wereld, de traditie en cultuur van Bali sterker is en altijd zal blijven bestaan! Het schilderij is van rond 2014. 

Ik trof hem aan tussen zijn leerlingen, aan drie tafels onder de verschillende afdakjes rondom de binnenplaats. Dit is een goed moment dat je komt vertelde een jongen, want er zijn nu veel leerlingen, zij hebben drie weken vakantie van school. Hij behoort bij de eerste zes leerlingen van de OM HARA KAILASHA PAINTER-Painting School die I Wayan Mardika meer dan negen jaar geleden heeft opgericht. Hij is nu 19 jaar, hij studeert voor een baan in het toerisme, maar hij heeft nu vakantie en dan gaat hij altijd weer leren bij I Wayan Mardika. Painting made my life, zei hij. Niemand kent hem, maar sommigen kennen wel al zijn schilderijen. Hij verkoopt al werk vanaf zijn tiende. Hij zal er wel niet van kunnen leven, zoals I Wayan Mardika dat wel altijd heeft gekund, maar hij zal altijd blijven schilderen. Later op de ochtend komt een andere jongen, die ook bij die eerste zes leerlingen behoort.

Ze komen allemaal van Banjar Keliki Kawan. Er ligt een boekje met een tentoonstelling uit 2014. Maar alle info in dat boekje is verkeerd, het is geschreven door mensen die van niks wisten omdat daar sprake is van de Keliki-school. Keliki is een dorpje hierachter. De schilders daar hebben op de school van I Wayan Mardika gezeten en strijken nu met de eer...er zijn package-tours, bussen met toeristen die Keliki bezoeken en niet Keliki KAWAN, deze school waar het allemaal begonnen is: het hernieuwen van de traditie van het miniatuur-schilderen. Hij vindt het leuk als ik foto’s maak en ‘mijn vrienden’ wil vertellen over het bestaan van zijn school. Heel handig dat ik een blog schrijf, want hier kan ik dat dus kwijt...

I Wayan Mardika heeft ook meegedaan aan tentoonstellingen waar moderne Balinese kunst te zien is, het was een samenwerking met Japan, die ook vertegenwoordigd was met fotografie. Ik blader in een bijna glossy catalogus  met werkelijk heel verschillende soorten werk. Ook  experimenteel modern, waar ik met mijn niet-kenners oog, geen Balinese hand in kan zien, en een Japanse fotograaf die teenslippers fotografeert... I Wayan Mardika vertegenwoordigt dan als enige de traditionele stijl van schilderen in de Keliki Kawan Style die hij geleerd heeft van zijn vader Nyoman Muliawan en zijn leraar die een  leeftijdsgenoot en vriend is van zijn vader: Ketut Sena

Net voordat het gaat regenen, stopte iedereen en rolt de eigen tekening op. Ze wonen hier allemaal in de buurt en gaan thuis eten. Sommigen zullen vanmiddag weer terugkomen. Ik lees ergens dat bijna alle boeren hier in Keliki Kawan ook schilders zijn. Dat is toch wel erg apart. Misschien verklaart dat de rust en de heldere blik die ik gisteren in de ogen van de boeren zag. De regen begint nu af te nemen, het dondert nog wat mild na, de hanen beginnen overal te kraaien en een enkele vogel laat zich weer horen.

Praatjes rondom Keliki Kawan & Koko

Vanochtend was het de moeder van Koko die de bloembakjes bij het altaartje bij mij boven kwam verversen. Niet zo gracieus als haar schoondochter, maar wel ook gekleed in sarong en kebaya. Ze had een kleine bezem voor me meegenomen, maar dat was bijna niet nodig. Ik heb ontdekt dat elk kruimeltje meteen mieren aantrekt,  dus ik verwijder alles meteen. Ik had nog een klein broodje uit  het vliegtuig, had het open en bloot op mijn tafeltje gelaten, ik keek wéér en het krioelde van hele kleine miertjes. 

Gisterenavond na een droge dag in de avond een gigantische tropische regenbui en daarna een heldere lucht met pal boven mij een onbekende sterrenhemel. Na het harde ruizen van het grijze regenscherm wordt het dan helemaal stil. Het is zó stil hier en ik geniet daar enorm van. Ook overdag, wandelend rondom Keliki Kawan in de dessa. Alle weggetjes onderzoekend en dan ergens midden in de dorpsstraat uitkomen, langs de open ontmoetingsplek. In de ochtend was men daar aan het papier-machéen  en nu was er een grote pop en een witte aap. Vergelijkbaar met onze carnavalsoptochten, vermoed ik, voor zometeen als de zielen van de voorouders weer naar de bergen gaan. Ook vlakbij de tempel en het voetbalveld waren jongeren aan het knutselen met een modern muziekje op.

Vier boeren, twee mannen en vrouwen waren aan het lunchen op enkele opgestapelde net gezaagde boomstammen. ‘Wil je koffie?’ Duduk di sini!, ga hier zitten! Zomaar koffie en een snack van zoete kroepoek in een plastic zakje.... zo lief, heldere ogen, helemaal niks verder van je willen.... ik bood ze een krentenbol aan, nee trimakasih, dankjewel, we hebben net gegeten! Ik zag Salak in een mandje, een geschubde vrucht en noemde de naam. Wil je? vragen ze meteen. Lachend vragen ze of ik mee ga helpen op het land. Ik zeg iets van oké, en ze lachen weer. Dan krijg je Kaki Kotor! Vuile voeten dus.... lang geleden dat ik deze woorden gehoord heb....

Veel later op de wandeling spreekt een man mij aan. Totaal andere energie om hem heen: hij wil weten waar ik vandaan kom en waar ik logeer. Hij heeft goedkope overnachtingsmogelijkheid, is van plan om een guesthouse te beginnen en wil iets op het land  gaan bouwen. Hij noemt een prijs en ik bedenk dat ik nu goedkoper zit. Waar verblijf je? Bij Koko. O, Koko, dat is familie van mij! En hij druipt een beetje af.

Dan op  een heel andere weg, spreekt een  boer mij aan. Dezelfde rust en vriendelijkheid van de boeren die mij koffie gaven. Hij heeft drie dochters in de leeftijd van 18-28 jaar. De jongste studeert in Den Pasar, helemaal alleen, hij gaat er elke week heen om haar te ondersteunen. Leuk je ontmoet te hebben, ik zag je gisteren ook met je voeten in het water, ik heet Sunjer! Tot een volgende keer! Twee kinderen van de boeren van de koffie studeerden ook in Den Pasar voor onderwijzer.

Ik ga nog éėn zijstraatje in van de dorpsstraat af. Ik passeer een huis, een oudere man  vraagt of ik zijn schilderijen wil zien. Ik zeg ja. Eenmaal op de binnenplaats zegt hij meteen dat hij het goedkoop aan mij zal geven. Ik heb nog niks gezien, maar weet al dat ik verkeerd zit... en ja hoor, een jonge man komt tevoorschijn met een map vol schilderijen, van het toeristisch soort in felle kleuren. Ook hij blijkt familie, een neef, van Koko te zijn, Zoals er in Venetië eindeloos gondels bij bruggetjes te koop zijn, zo is het hier Barong en Renda en een aap. Of de godin Saraswati, de gemalin van Shiva tussen de bloemen, op een Lotus. Of wat mensen die in de sawa werken. In Ubud, waar hij op de beroemde markt met ambachten staat, kost het vier keer zoveel... Hoeveel dan? .... vraag ik toch maar uit nieuwsgierigheid: voor een A4 formaat afbeelding, voor mij voor  ongeveer 25 euro...

Het is grappig, dit verschil in sfeer van mensen die gewoon zin hebben in een praatje of die iets van je willen. Nu vroeg Koko  die languit liggend naast me op zijn mobiel liedjes aan het luisteren was, ik drink nu thee onder op de binnenplaats, wat ik aan het doen ben. Ik blog, zeg ik. En laat hem wat blogjes zien met de plaatjes. O! Blog je, kun je over ons iets bloggen?! Over ons bedrijf met een foto? Ik bedenk me ineens dát hij al in een blog op de foto staat  en laat het zien, het blogje over mijn aankomst.
Hij is helemaal enthousiast. Ik bied hem aan om een foto te maken en dat die dan misschien in het blog komt. Het liefst wil hij in mooie kleren en dan voor de familietempel of het voorouderhuis. Maar ik zeg dat ik de foto die ik gemaakt heb juist zo leuk vind. Met op de achtergrond zijn dochtertje, en hij lachend. Oké, zegt hij dan. ‘Ik lach altijd.’

zondag 23 februari 2020

Eendenman in Dessa Kelusa

Via een binnenpad dat langs een tempel in het bos loopt, kom je op een geasfalteerde weggetje bij een waterbron. Dat is de dessa van het dorpje hiernaast:  Kelusa. Gisteren waren er bij die waterbron twee vrouwen aan het baden. Er liep gewoon een man met een sikkelzeis pal boven hun langs en brommers en voetgangers passeerden. Verderop in het stromend water was een man aan het baden. Hij ging rustig door met zich staande wassen, ik zag dat hij mij gezien had, en pas toen ik vlakbij was liet hij zich liggend in het water plonzen. Hier geen gêne en schaamte.

Zó subtiel werkt gedrag dus: want toen ik langs de vrouw liep, die een dikke witte badhanddoek bij zich had en zich inzeepte en mij met blote borsten en een glimlach aankeek, toen sloeg ik mijn ogen neer, in plaats van haar vrijuit te groeten. Zit dan toch de christelijke schaamte en preutsheid rondom het lichaam diep in mij gegroefd, waardoor ik instinctief mij zo gedroeg? ... Zo vreemd, want met mijn rede, denk ik er anders over.

Vandaag besloot ik het goed te maken. Er was op dezelfde plek weer een vrouw aan het baden en ik ging ongeveer 50 meter verder, waar er waterverval was, met mijn voeten in het water bungelen. Heerlijk, er woei een klein briesje, in de schaduw onder palmbomen,wat wil een mens nog meer?De vrouw keek even op, maar ging verder met baden, helemaal naakt stond ze in de stroom en brommers die passeerden keken niet op. Daarna kleedde ze zich, zette een grote takkenbos op haar hoofd en vervolgde haar weg. 

Paradijselijk groen is het ook hier....ik kwam terug van een wandeling door deze dessa. Één geasfalteerd pad eindigde in een bouwput in de diepte waar een groot complex aan het verrijzen was. De brommers eromheen waren van de arbeiders die er nu werkten. Hotel Samsara gaat het straks heten, heel groot, zou ik later vernemen. Terug naar de Y-splitsing. Die weg werd onverhard en liep uiteindelijk dood en daar aangekomen vloog een zwerm rijstvogeltjes op.Ik kwam langs een huis waar een yin-yang teken de oprijlaan markeerde. Van een Nederlandse vrouw, vernam ik later. Het en der staan er verscholen in het groen, andere huisjes of kleine komplexen, het stoort nog niet in het landschap, ze zijn nog op dik een hand te tellen, zo ongeveer.

Ik liep een ander pad in en toen kwam er ineens een kudde eenden mij tegemoet. Ik was op het land van de eendenman, die ook opdook met een lange bamboestok in zijn hand, met een rafelige vlag eraan en hij dreef ze een waterig rijstveld in. Aan het einde van het pad was een klein huis verborgen, daar woonde hij nu met zijn broer en een neefje. Verderop was nog een huisje dat van hem was. Hij vertelde dat hij ooit al deze grond goedkoop gekocht had en dat het nu héél veel waard was. Maar hij zou niks gaan verkopen.

Iedereen op Bali mag nu legaal iets bouwen, maakt niet uit wat, het was heel lang illegaal, maar de regering  heeft het legaal gemaakt. Dat verklaarde dus de verschillende bouwsels die ik al gezien had. Hij vond het voor de nieuwe generatie op Bali wel een kans. Vroeger trokken ze weg naar de badplaatsen Kuta en Sanur enzovoort en naar Den Pasar om geld te verdienen. Nu kunnen ze in de buurt van hun eigen huis op een stuk grond iets beginnen. Ze zullen nooit alles verkopen want dan is het afgelopen met het Balinese leven en bovendien, wat heb je aan biljoenen als je zelf nergens meer  prettig kan wonen?

Hij heeft een zoon die werkt op een Amerikaans cruiseschip en die single is. En een dochter die getrouwd is. Op Bali is het de gewoonte dat de vrouw bij de familie van de man intrekt. Vier jaar geleden heeft hij zijn vrouw verloren.Ze had kanker aan de lymfeklieren . Toen heeft hij zijn eenden gekocht om ermee over de rijstvelden te kunnen dwalen, het doet hem goed en geeft hem rust. Thuis zat hij te piekeren en werd hij verteerd door verdriet. De eieren van de eenden verkoopt hij, ze spelen een belangrijke rol in alle ceremonies. ‘Symbool van vruchtbaarheid? ‘ vroeg ik. Ja, dat klopte.


zaterdag 22 februari 2020

Zondagochtend

Zondagochtend, één van de jonge vrouwen hier gaat het hele terrein rond, ze begon in de familietempel. Ze vervangt de vierkante platte bakjes van palmblad voor nieuwe met verse bloemetjes erin. Ook hierboven waar ik zit, hangt er een altaartje aan een van de pilaren. Gracieus besprenkelt ze met één hand drie keer het altaartje met water ,steekt een stokje brandend wierook erbij en met de rug naar het altaartje besprenkelt ze ook de lucht bij de opgang van de trap. Devoot. En daarna opent ze haar ogen en zegt tegen mij: Good Morning.

Alle benodigdheden draagt zij met zich mee in een vierkante gevlochten mandje, als een dienblad. Zij is er wel speciaal voor gekleed: sarong, een witte kabaya en een oranje sjaal om haar middel. De jonge vrouwen lopen hier op de binnenplaats, langs de familietempel,doorgaans in korte broek met een hempje. Koko’s moeder draagt vaak een stoffen lange broek, met soms een sarong daaroverheen gewikkeld. Ze loopt zoals Moeder op het laatst, met kromme O-benen. Zal ik ook ooit zo lopen?...

Ondertussen is er een telefoontje die op speaker staat en iedereen lacht mee. Ik hoor het woord sateh ayam vallen, kipsaté dus. De opa en oma neuriën en zingen tegen Eiko, die op een klein fietsje rondbanjert. Een oud Indonesisch kinderliedje valt me in : burung kaka tua, mentjiok di tjende la, neneh sudah tua, gigingja tingal dua. De twee laatste regels betekenen: oma is al oud, ze heeft nog maar twee tanden. Wat de eerste twee regels betekenen weet ik niet meer... burung is ‘vogel’ .

Onder,voor een tweede kop koffie, zie ik de gekruide saté aan stokjes in een mand op een rood plastic krukje in de zon te ... drogen? ... dat de kruiden erin trekken? Ik krijg drie heel kleine banaantjes, wat pinda’s in twee piepkleine plastic zakjes, in elk zitten er acht, tel ik nu, toegestopt. Ze is bezig met kunstig gevlochten bolletjes in druppelvorm, ‘tupeng’ zegt ze geloof ik... Had dit niet iets met ‘een toetje of ‘versiering/extraatje’ te maken?  De schoondochter vermoed ik nu, de vrouw van Koko dus, heeft zich weer omgekleed in korte broek en T-shirt en haalt iets uit de koelkast. Achterin wonen andere familieleden.

Nu is het weer rustig, iedereen heeft zich weer teruggetrokken in de eigen vertrekken. In de verte kraaien er veel hanen, de bomen ruizen, getjerp van krekels... Vandaag een blauwe lucht met wat wolkjes. Ik ruik de wierook.Of dit de gewoontes zijn van een Zondagochtend?  Na volgende weken, weet ik het, dat is zo fijn van langer ergens verblijven. 

Gisteren was er een heuse voetbalwedstrijd, de jongeren van Keliki Kawan met een zwart shirt aan met de naam van het dorp erop, en op de andere shirts stond Nusapenida, dat is de naam van een klein eilandje onder aan Bali. Zaterdagmiddag...de tijd voor de voetbalwedstrijden, wereldwijd...? Alleen is het veld hier kleiner en er leken ook minder spelers per team. Met deze warmte lijkt me dat wel zo prettig, dan hoef je geen einden te gaan hollen.

Ik eet een banaantje. ‘Er zijn wel tientallen soorten pisangs, van  heel klein tot heel groot en ze hebben allemaal een eigen smaak’, hoor ik Moeder zeggen. Mijn vroegste kinderjaren besprenkeld met haar heimwee...Deze heeft inderdaad een eigen smaak. Het is zoals ‘wij’, zeg ik toch maar, de smaak van een Goudrenet kunnen onderscheiden van, zeg, een Jonagold.

vrijdag 21 februari 2020

Keliki Kawan; schildersdorp

Ik had er geen idee van toen ik deze kamer boekte, maar ik blijk met de neus in de boter te zijn gevallen: dit dorp is naast Batuan een beroemd schildersdorp. Van Batuan wist ik het: toen ik in 1992 ook op Bali was kocht ik twee kleine schilderijtjes van een jongen, die de zoon was van een bekende schilder. Dit dorp Keliki Kawan blijkt zich gespecialiseerd te hebben in miniatuur-schilderen.

Ik liep de dorpsstraat in en ging binnen bij het eerste bordje waar ik painter zag staan. Wat ik zag verraste mij. Ik kwam in een omsloten gebied, het begint met de tempel aan weerszijden aan de straatkant en toen kwamen er allemaal aparte huisjes met een werkplaats voor. Kipjes in hokken, een timmerbedrijf, ijzerwaren, vrouwen die in manden dingen sorteerden. Helemaal achterin was een huisje dat vol hing met schilderijen en de eigenaar daarvan was net op de scooter komen aanrijden en hij bracht mij erheen.

Meerdere schilderijen waren sjiek ingelijst, ze hebben in musea en galeries in Ubud gehangen. Hij liet me een catalogus-boekje zien. Miniatuur-schilderen is al eeuwenlang een traditie op Bali, maar dit dorp Keliki Kawan heeft het weer opgepakt door het stichten van een associatie in november 2011: Werdi Jana Kerti. Zij hebben van  18 december 2015 tot 3 februari 2016 een groepstentoonstelling gehad in Museum Puri Lukisan, waar 68 schilders aan deelnamen in de leeftijd van 13-68 jaar.

Dit dorp Keliki Kawan bestaat uit 75 families en herbergt 125 miniatuurschilders, vaak meerderen in ėėn familie. De schilder I Wayan Mardika en de man met wie ik nu sprak, zijn vrienden en de vrouw van deze man is ook schilder, hijzelf ook, maar bescheiden. Een groot schilderij van I Wayan Mardika stond gewikkeld in papier tegen de muur: hetzelfde tafereel dat ik al van hem kende, gekleurd, maar hier waren er helemaal bovenin, in plaats van vogeltjes, twee vliegtuigen en een helikopter in verwerkt. Ik herinner me dat de jongen uit Batuan ook surfplanken schilderde.

Batuan staat bekend om de volheid aan afbeeldingen in één schilderij, overbevolkt met werkelijk alles, vlak tegen elkaar aan geschilderd, alles aan een sluitend en Keliki Kawan heeft dit overgenomen, maar dan in miniatuur. Ik bestudeerde de catalogus, ik wees aan wat ik mooi vond, en ze wonen allemaal hier in het dorp en  I Wayan Mardika blijkt inderdaad één van de leidende figuren, nu. Maar deze man, die een soort van manager was van de kunstenaars, leek het, zag het wel somber in: hij zag dat de jongste generatie toch weinig belangstelling heeft, hij is bang dat het gaat uitsterven...

Zo gastvrij, hoe hij vertelde en hij mij probeerde uit te leggen waar in het dorp de desbetreffende schilder woonde en hij mij een flesje water gaf. Nu kan ik ze dus allemaal langs gaan als ik dat zou willen. Al hebben sommigen geen uithangbordje hangen, dus of ik dan zomaar een poort doordurf?... Niet om iets te kopen, want hun werk is voor mij onbetaalbaar, gewoon mooi om mee te maken, te kijken en genieten.

Schuilen in de regen

Gisteren volgde ik het pad achter de dorpstempel waar de dessa begint. Ik kwam in één groene vallei met terrassen, waar mensen werkten in de rijstvelden. Een onverharde weg liep erlangs, waar de boeren met brommers naar hun deel van het land gaan en alles over vervoeren. Stilte...alleen de geluiden van stromend water, tintelend, soms zacht klaterend, soms ruisend... een boer plant rijst, een vrouw komt vanuit de achterste coulissen van palmbomen met grote takken en snijdt het met een sikkelzeis tot groene stengels, een boer met een motorische ploeg omringd door witte kraanvogels bewerkt het land, drie jongens hengelen in het riviertje dat naar beneden stroomt.Het gaat regenen en ik schuil hurkend onder een groot bananenblad. Het voelt ‘oer’, opgenomen in vibrerend groen.

Weer boven gekomen gaat het nog harder regenen en ik schuil in de overdekte binnenplaats naast de tempel. De tropische bui met onweer en donder kalmeerde om vervolgens weer aan te zwellen en éėn voor één verschenen alle boeren die ik tevoren op het land zag werken, op hun brommer met regencapes aan of met hun hoofd verscholen in hun T-shirt.Eentje was te voet, met een bananenblad als paraplu, hij ging ook schuilen in mijn buurt en werd even later door een vrouw op een scooter opgehaald. 

Regen intensiveert mijn zintuigen, ik vind het altijd wel bijzonder om te schuilen en om je heen te blijven kijken. Kleine zwaluwen die een muur zochten, een haan die plotseling hard gaat kraaien, de straat die gaat klotsen op onregelmatige stukken...Herinneringen kwamen boven: aan schuilen in een boeddhistische tempel in Thailand, mediterend in de grote zaal op rode tapijten, in de binnenplaats van de tempel van Lau Tse in Peking, met vriend E. onder een brugje in het Achterhoeks platteland, een hele dag lezen in mijn tent op Terschelling....Het begon al donker te worden en de regen minderde, dus ik besloot de Dorpsstraat weer op te gaan.

Daar passeerden het Amerikaanse stel, die net hadden gegeten in Warung Umah Bali, die bij recensies op TripAdvisor tot het beste eethuis van Bali is gebombardeerd. Daar had ik ze twee dagen geleden ontmoet. Zij eten er elke dag gedurende hun twee weken verblijf op Bali en ze vinden  alles lekker, terwijl in Ubud alles smakeloos is. Ik mocht één van hun grote paraplu’s lenen, ik zou het wel terugkomen brengen. 

Vanochtend wilde ik dat gaan doen en toen bleek de paraplu niet meer bij mijn voordeur te staan. Die bleek al opgehaald door de eigenaar van het guesthouse waar  het Amerikaanse stel verblijft: dat is familie van Koko. Ook de eigenares van Warung Umah Bali is de nicht van de moeder van Koko, dus ook familie. Ik was al aangekondigd, de eerste keer dat ik kwam zei ze: Jij logeert bij Koko! Ik geloof dat dit gehele dorp Keliki Kawan voornamelijk bestaat uit boeren en heel kleine winkeltjes bestierend en twee grote kastenfamilies, die van Gusti, de handelaren en die van de kunstenaars, waarover meer in het blogje hierna.


donderdag 20 februari 2020

Wandelen

Het is in de ochtend en het regent nu een beetje. Alles gaat meteen naar groen en aarde ruiken, heerlijk. Ik zit in een achterstraatje, vlakbij de rijstvelden en  parallel aan de hoofdstraat van het dorp met helemaal achterin de dorpstempel. Beide heb ik alleen in het donker gezien, tijdens de processie die bij de tempel begon.  De hoofdstraat van het dorp linkt weer aan een andere straat die weer vastzit aan de hoofdweg van Ubud naar de dorpen toe. 

Eigenlijk kan je niet verdwalen, alleen moet je wel goed weten of je op de juiste hoofdweg bent, die smal tweebaans is en goed geasfalteerd. Ik vind het altijd leuk om zomaar ergens af te slaan, want pas dan kom je in het achterland. Een pad leidde me over prachtig aangelegde sawah-velden met cementen goten en irrigatiesystemen en schone paadjes met helder water. Onderweg stoorde ik er een oude man die erin aan het baden was... ik zag hem naakt, hij zag  mij nog niet en ik durfde niet verder te lopen. Dus ik ging in zijn buurt over de sawah-terrassen staan turen. Ik keek voorzichtig achterom en hij leek weg, dus ik liep door, maar zag toen toch een hoopje kleren op een steen en daar zat hij in foetushouding op de bodem van het afwateringskanaal.

Dat wil je als bewoner en boer natuurlijk niet te vaak meemaken.... Daarmee begrijp ik wel beter, dat in de buurt van Ubud er een bord hing: het kost 10.000 rupiah, 70 eurocent, om te gaan wandelen over de velden en 300.000 rupiah, dus 21 euro, om video en foto-opnames te maken. Een vrouw uit een tentje ertegenover sprak mij meteen aan en of ik iets wilde drinken... Ergens anders nam ik ook weer een afslag en kwam op een terrein met prachtige villa’s die in de terrassen waren gebouwd,  de receptie zeer luxueus met glossy tijdschriften van over de hele wereld uitgestald en grote banken om in neer te zijgen, met vijvers met lotussen tussen de villa’s in. 

Op Pinterest bij Bali, zie je prachtige foto’s en filmpjes van zwembaden tegen de rijstvelden aan en mensen die met een drijvend ontbijtblad vol heerlijkheden, al zwemmend ontbijten tussen het intense groen van de rijstvelden en terrassen. Ook plaatjes van Bali-Swing, ook zo’n Instagram-must-make, zittend op een enorme schommel boven de rijstterassen. Een gouden vondst en het vraagt niet veel investering, zo’n grote schommel. Ondertussen zijn er vele Bali-Swings. Ook een zwembad tegen de rijstvelden is alleen een kwestie van één terras dat er al eeuwen ligt, tot een zwembad verbouwen en eromheen wat voorzieningen te treffen. 

Ik liep dus zomaar, vrij, tussen de rijstvelden en kwam uiteindelijk weer op een grotere weg. Voor mijn gevoel moest ik rechtsaf, om weer bij mijn dorpje uit te komen. Maar de weg werd steiler naar boven en bij een rivier die diep onder het gebladerde en lianen stroomde wist ik dat het verkeerd was, want ik had op de heenweg geen grote rivier gepasseerd. Ik terug en ik meende wel een stukje weer te herkennen, maar waar zat ik nu precies? Op de heenweg was ik met meerdere afslagen,via mijn tussenweg op de hoofdweg uitgekomen. Ik vroeg de weg aan een meisje. Die bleek pauze te houden,  kon nauwelijks Engels en ze vroeg mij mee te lopen naar haar baas, ergens boven. 

Aangekomen, ook hier verscholen, een mooi restaurant, natuurlijk weer met prachtig sawah-vieuw. Een vrouw in een mooie sjieke westerse jurk kwam naar mij toe. En dan is het een fluitje van een cent: met Google Maps vanaf haar locatie naar Gusti Koko Homestay: eerst naar links, op grote weg naar rechts, bij kruising naar links. Ik maak een fotootje van haar mobiel en in het echt wijst een bordje getimmerd tegen een boom,mij naar Banjar Keliki Kawan en dat bleek de hoofdstraat van dit dorp te zijn.

Bali-verkenningen

Gisteren toen ik terug kwam van de schilder I Wayan  Mardika, zag ik vanaf mijn stoel waar ik nu ook zit, dat al het eten van de altaartjes weg was. Uren duurde het om het neer te zetten, een dag ervoor alles klaarmaken, het lijkt ons kerstdiner wel! Alleen wordt hier dus eerst al het voedsel aan de Goden en de zielen van de voorouders gegeven en als een soort wonderbaarlijke broodvermeningvuldiging,  eten die er eerst van en geven de resten aan de stervelingen.

's Avonds de optocht van Barong en Rengda. Het hele dorp liep mee, ouderen, jongeren, baby’s en peuters op de arm, rennende kinderen die de twee figuren ook wel wat eng vonden, Rengda klapperde af en toe hard met zijn tanden, Barong bewoog trillend het hoofd en boog zich met zijn grote bolle ogen naar de kleintjes. De sfeer was gezellig, iedereen was met elkaar aan het kletsen. Geen hoogverheven religieuze sfeer dus; dat spreekt mij wel aan. Nu stonden er bij de ingangen van alle poorten die naar een familie-compound leiden en waar Barong en Rengda langskwamen, een grote schaal op één poot vol lekkernijen, versieringen, wierook en bloemen klaar.

Wij hadden heel vroeger thuis een rode  Barong-kop ergens hangen, boven een deur meen ik en boven een andere deur hing er toen ook nog een kruis en we zeiden een Weesgegroet voor het slapen gaan, boven op de overloop bij een houten Indonesische Maria met een sarong aan en Jezus op haar arm. Ik zie haar nu, als ik mijn trap oploop naar boven Zo is het dus toch met de vroegste paplepel bij mij ingegoten: deze mix van van-alles-wat aan levenwekkende verhalen...

Vandaag heb ik een lange wandeling gemaakt richting Ubud, alles is het aanzien waard, zo groen...zo mooi...zo vruchtbaar! Maar ik ben toch op een gegeven moment weer teruggelopen. Hoe dichter in de buurt, hoe drukker het al werd. Ik vind het toch niet echt een gezicht, westerlingen met grote zonnebrillen op een scooter met vrouwen in extreem korte broekjes, hotpants heten die vroeger,met een bikinitopje, terwijl in de rijstvelden de mensen werken met een simpele zeis. Ik sprak gisteren een Amerikaans stel, die het in Ubud verschrikkelijk vonden, een internationale mensenmassa bij elkaar gepakt...en dat met het Corona-virus zeiden ze. Zij hadden een stop over in Hong Kong en werden op het vliegveld meteen getemperatuurd en kregen een mondmasker. 

Iets van het gebaande pad zag ik een vrouw met een grote stapel takken op haar hoofd sjouwen en een oudere man klom naar boven, tanig en dun en zondoorstofd bruin, met een slendang om en een mand vol net gemaakte groene bamboebakjes, zo leek het. Hij ging de poort binnen waar ik voor zat en hij keek helemaal niet gek op, hij  leek het de gewoonste zaak van de wereld te vinden om mij daar te zien. Ik had een paadje door het groen gevolgd tot ik niet verder kon. Even later begreep ik waarom mijn aanwezigheid hem niet verontruste:er kwamen twee motors het pad op scheuren met twee jonge westerse vrouwen en de ene ging de poort door, waar ik voor zat, de andere bij de buren... Boeren met een gast op je erf, aan de uiterste rand van de dessa, bij het bovenste rijstterras.

De familie waar ik verblijf lijkt in aardige welstand te leven. Mijn kamer lijkt deel van het oude familiegebouw, achter hebben ze nieuwbouw gepleegd, twee huizen met een groen gazon en bloemen. Een dochter van hen leeft in Australië, ze is single en 27 jaar, heeft business management gestudeerd. Een tante van Koko woont in Queensland, is getrouwd met een Australiër en Koko is er pas geweest. Hij heeft er ook een paar jaar gewoond, maar heeft besloten om definitief hier op Bali te blijven, nu. In Australië kon hij big money maken: hij verdiende er dertig dollar per uur als kok in het restaurant van zijn tante. Maar toch... hij leeft liever hier en niet in de hectiek en de ingewikkeldheid van het westen. ‘Soms is de rust saai, maar meestal niet’ zei hij. Hoe de 177 euro die ik betaal voor een maand verblijf  past in dit geheel, met een ontbijtje van vers fruit en cake en koffie en thee wanneer ik maar wil, begrijp ik niet helemaal.... Maar als je alle vier de kamers verhuurd hebt, is het natuurlijk wel een aardig bedrag en huren voor een maand was meer dan 34% goedkoper dan per nacht.

Ik las ergens dat de naam Gusti hoort bij de derde kaste binnen de hogere kasten in het vroegere kastenstelsel hier, die van de kooplieden. Op Bali behoort 7% bij deze ‘elite’, de overigen zijn het gewone volk. De kaste van de paria’s, de onaanraakbaren, die kent men hier niet. Misschien zit er oud geld in deze familie, net als bij de schilder I Wayan Mardika? Kunstenaars horen ook bij die 7 % elite. Hij kan zijn leerlingen en de nieuwe generatie in dit dorp en omgeving zomaar schilderles geven, ze hoeven niks te betalen, hij levert al het materiaal.

woensdag 19 februari 2020

I Wayan Mardika, schilder

Nou...dat is toch wel weer erg bijzonder. Ik besloot om op zoek te gaan naar de sawah’s, de rijstvelden, ik  steek het straatje over, langs de muur van het huis waar ik tegenaan kijk, boven vanaf mijn kamer, kom in een achterland en ja... daar waren ze al: kleine rijstterrassen glooiend naar beneden en er lagen kleren te drogen, terwijl de kippen en hanen er door heen scharrelden. Ik stond op het punt om een kleine afdaling naar beneden te nemen, een terrasje lager. Komt er een man tevoorschijn vanachter de bananenbomen, die vraagt of ik mee wil doen aan de ceremonie. 

Op de binnenplaats veel mensen, mannen, vrouwen, kinderen, maar al buiten het tempelgedeelte en de  bloemen al gestoken bij de oren en in de haren. Een vrouw die aardig Engels lijkt te spreken, komt naar mij toe en heet me welkom. Ik blijk op het terrein van een schilderschool te zijn, er hangen ook kleine schilderijtjes te koop.... Toch maar even kijken. De schilder zelf spreekt me aan en begint te vertellen. 

Hij blijkt niet zomaar iemand te zijn, zijn werk hangt ook al in musea,hij heet I Wayan Mardika, er hangen ingelijste artikelen in het Engels aan de muur en tal van onderscheidingen. Hij heeft het schilderen van zijn vader geleerd en viel al op vanaf zijn achtste jaar. In een artikel lees ik dat er in dit dorp Keliki Kawan vlakbij Payangan, Gianyar veel traditionele schilders geboren zijn. De stijl van I Wayan Mardika kenmerkt zich doordat hij heel verfijnd, bijna miniatuurachtig schildert. Hij zet zich nu in om de nieuwe generatie in dit dorp deze stijl te leren, na school, maar meestal op de zondag, zodat het niet uitsterft, gratis en voor niks; hij is bevlogen.

Hij leidt mij naar een groot schilderij in milde, pasteltinten en de afbeelding raakt mij meteen. Boven de drie heilige bergen waar de drie belangrijkste goden vandaan komen links Vishnu, in het midden Shiva en rechts Brahma. Helemaal bovenin de lucht tussen fijn gepenseelde vogeltjes de drie symbolen: het swistaka-teken, een omgekeerde hakenkruis van Vishnu, de drietand van Shiva en het ohm-teken van Brahma. Uit Shiva stroomt het water naar onderen naar een lingam en bovenin zijn alle andere belangrijke goden op hun voertuigen verbeeldt, de motorcycles zegt Wayan later in het gesprek, daarna een laag met een processie en de Balinese Barong, symbool van het goede en Rengda van het kwaad en de chaos, tussen vlaggen en parasollen tussen tempels en helemaal onder de mensen, manden met eten en offers en met apen en honden op de grond. 

Hij blijkt dezelfde afbeelding, met dezelfde thematiek nu in het zwart-wit te maken. Van helemaal hemels abstract naar helemaal concreet... hij vertelt dat de afbeelding uit zijn verbeelding is ontsproten, na meditatie. Een totaalbeeld van het gehele universum...Hij werkt er per dag 4-6 uur aan, dat is de uiterste spanwijdte dat hij geïnspireerd kan werken. Ik zeg het bijzonder te vinden dat hij vanuit meditatie werkt. Heb je wat met medtiatie? vraagt hij en ik vertel het zelf gegeven te hebben in een klooster. We kijken elkaar nog eens aan en het gesprek wordt zachter en dieper, we glimlachen veel... Hij zegt het ook wel eens te geven en dan met vuur en laat foto’s op zijn mobiel zien, westerse mensen in een kring met in hun midden een vedisch vuur.

Hij laat foto’s zien van zijn leraar die het hem heeft geleerd en die hem ook de drie symbolen bovenin heeft gegeven en ze heeft gezegend de Swastika, de drietand en het Ohm-teken  en dan zie ik ook Sai Baba aan de muur hangen. Hij vertelt dat hij rond zijn dertigste twee dromen heeft gehad, waar Sai Baba aan hem is verschenen. Ervoor kende hij alleen zijn naam, maar had er niks mee, hij was eerder afwijzend. Maar toen kwam hij di dalam, in zijn binnenste en hij voelt zich sindsdien zó gelukkig... Ik zie het aan hem, hij begint te stralen...

Ik vraag hem welk schilderij zijn voorkeur heeft, die met kleur of waar hij nu nog mee bezig is. Die met kleur is al weer langer geleden gemaakt zegt hij en sindsdien heeft hij bijgeleerd, het nieuwe schilderij is veel meer in harmonie met een dynamiek van links naar rechts in stromen en ook van boven naar onderen. Het gekleurde schilderij heeft dat nog niet. En nu zie ik het: ja, de eerste is veel rommeliger. De mensen zijn op de zwart-witte versie ook groter afgebeeld zegt hij, maar wel in evenwicht met de wereld boven hen, het geheel heeft nu de juiste balans. 

We praten zeer krakkemikkig Engels en Bahasa Indonesia door elkaar... desondanks begrijpen we elkaar wel. Het is gaan regenen en een van zijn twee dochtertjes kruipt bij hem op schoot, de andere ligt ziek op bed binnen, blijkt nu. Ze heeft buikpijn en heeft gisteren voor het eerst pedis, scherp dus gegeten. Tijd voor mij om weer te gaan, na de  koffie met koek. We zeggen beide dat we blij zijn met deze ontmoeting. Hij heeft mij uitgenodigd om op 7 maart mee te gaan naar een bijeenkomst in het museum van Ubud waar 20 andere kunstenaars komen die hij al kent vanaf toen hij klein was. 

dinsdag 18 februari 2020

Ochtendceremonie

Vanochtend heel vroeg vanaf zonsopgang begonnen de vrouwen hier al het voedsel en bloemen in de vier altaren van de familietempel te zetten. Rustig, af en toe werd er gelachen, er werden ook nog manden met offerbakjes en eten met scooters gebracht, een vrouw ging ook met een vierkante rieten mand achterop haar schoot weg. Het duurde bijna twee uur eer alles een plek had gekregen.

Ik maakte een kleine wandeling: de hele straat is versierd met bamboebogen, daaronder de offertafeltjes vol fruit, bloemen, eten, ook in plastic verpakte koekjes. Elk huis heeft een poort met daarachter de familietempel, alles nu versierd met doeken en bloemen en vlaggen, de offerandes overal gestapeld. Achter in de straat stroomt een klein beekje. Een jongeman was zijn motor aan het wassen, verderop ook twee andere mannen. Schriele kipjes scharrelen rond, een enkele hond. Je loopt door het groen van palmbomen, bananenbomen met trossen bananen, ficussen en ik weet niet wat de namen  zijn van al dat groen. Overal daartussenin ook altaartjes. Ik liep een stukje terug met de buurman van Koko die ik van een offerplaats zag lopen. Ja, die raadde het goed: Tingal de Koko? Verblijf je bij Koko? Op een plekje onder een overkapping grote kippen in ronde manden  of waren het toch hanen voor een hanengevecht?

Ze wachtten op de priester voor de ceremonie. Die was maar kort,toen ik de tempel betrad zat hij op de verhoging bij het hoofdaltaar. Ik geloof dat hij alleen het water gezegend heeft, de familie ging bidden op de grond tussen de vier offertempels. Of de priester nog iets extra’s heeft gedaan terwijl ik mee bad, kon ik niet zien. Ik had een sarong en kabaya aan en mijn haar opgeknoopt. Een ieder, en twee jonge vrouwen met een baby op schoot en een met een melkflesje, met een rieten mandje voor je met bloemen en een  brandend wierookstokje op het mandje. De ouderen hoefden niet op de  grond te zitten, die zaten op de trappen bij de altaren. Gezien mijn leeftijd hoor ik natuurlijk eigenlijk bij hen, maar ik zat bij de jonge vitale generatie.

De eerste keer vouw je je handen boven je hoofd en daarna naar het midden van je borst op de hoogte van je hart. Daarna nog drie keer met een bloem in je hand, die je daarna in je haren steekt. Vervolgens kwam de moeder van Koko langs met heilig water. Ze sprenkelt wat in je handen en dat drink je op, ook drie keer. Vervolgens krijg je wat witte rijstkorrels die je op je voorhoofd plakt. En dat was de ceremonie. Als er woorden waren, dan bad ik iets van: 'Welkom aan het goede’, maar de gebaren werden in stilte voltrokken.

Zij gaan nu op familiebezoek enzo en vanavond om 19u is er een grote processie waar het hele dorp aan meedoet en die eindigt met een Barongdans. Ze beginnen in de dorpstempel, de processie loopt langs mijn kamer en dan kan ik aansluiten. Op auto’s en motoren  ook rieten offerbakjes met bloemen en brandende wierook, op de witte Suzukiin de garage lagen de bakjes op een oranje kleed. Ik hoor overal de klanken van de gamelan. 

Galungan

Ik zit hier in het donker boven op de galerij voor mijn kamer. In de andere hoek is nog een kamer, maar die is onbemenst. Daar is uitzicht op het dak van het voorouderhuis, maar ik kijk recht in de familietempel die niet verlicht is. Alleen in de vertrekken eromheen branden nu lichtjes. Totaal wonen hier 18 mensen. De ouders van Koko runnen ook een winkeltje dat aan de straat grenst. 

De krekels tjirpen, de regen is gestopt en plots om 21.00 in de avond klinkt er overal gamelan en trommelgeroffel. Het lijkt op oefenen, het zet niet door, het klinkt soms heel veraf uit de diepte en dan weer aardig dichtbij. Het is heerlijk zitten zo, de natuur vibreert om mij heen en er hangt een enorme stilte, als de binnenste holte van een klankschaal. Een besef dat de groene vruchtbare ruimte  hier een woning geeft aan stilte en aan een magische wereld op een drempel waar mensen en goden elkaar ontmoeten. 

Morgen is het feest van Galungan. Men viert het de woensdag in de elfde ’week’ van de Pawukonkalender die 210 dagen duurt. Men gelooft dat de oude gestorven zielen van de voorouders terugkeren in de tempels, dat zo het goede over het kwade zegeviert, en de oude zielen krijgen dus een warm onthaal met veel eten en versieringen. De lange bamboestokken die ik overal langs de kant van de weg heb gezien heten Penjor. De festiviteiten duren tien dagen en dan keren de oude zielen weer terug naar de Gunung Agung.

Er is verwantschap met het diwalifeest in India, maar het lijkt toch toeval dat deze feesten hier, nu dit jaar, samenvallen met het grootste feest van de nieuwe maan in India en met Holi, ook ongeveer tien dagen later. Want Galungan wordt dit jaar in september weer gevierd, er is een ingewikkelde tijdberekening die niet in weken telt en anders is dan de Gregoriaanse tijd van 365 dagen in het jaar.

Zo  kort als dat ik nu hier ben, zo snel word ik weer aangeraakt door de sfeer op Bali, die het in 1976 voor mij mogelijk maakte een definitieve ingang te vinden naar het geheim en het wonder dat in het leven zelf verborgen is. Bali was de toegangspoort, zoals elke tempelpoort, naar mijn eigen innerlijke ruimte, die wel iets heeft van de tempelruimten zoals ik die in India en hier zie. Met leven in de brouwerij en activiteit van velen en van alles tegelijkertijd. Ik ben heel benieuwd naar de dag van morgen. 

Tèh Susu en aankomst

Dit heeft ook wel iets volkomen onwerkelijks. Ik zit hier aan een tafeltje onder de afdak van het ceremoniehuis van de familie van Koko Gusti. Zijn moeder heeft me net een mok zwarte koffie gebracht mer sedikiet gulah , een beetje suiker. Vlak achter mij de familie-tempel,de vader van Koko met zijn kleindochter sjouwden er net een zwart-wit geblokte paraplu in. ‘Is de koffie good? vraagt zijn moeder net bij het langskomen, ook naar de familietempel.

Ze zijn druk bezig met de voorbereidingen voor het feest van morgen. Bamboemandjes vullen met etenswaar, ook Koko heeft de hele dag gekookt, dus hij kon mij niet van het vliegveld halen, dat deed zijn neef die hier 1 kilometer verderop woont. Het is hier hartstikke stil, ik hoor wat hanen kraaien, heel af en toe komt er een scooter voorbij. Er wonen 800 mensen in dit kleine dorpje en Koko is de achtste generatie die op deze compound woont.

Om mij heen grote potten met donkerrode, witte paarse bougainville. Om mij heen alleen maar palmbomen en groen, groen, groen. De weg hiernaartoe werd allengs een grote tropische kas vol  met allerlei soorten van planten, met doorkijkjes naar de sawahvelden. Onderweg allemaal hoge rieten bogen, heel kunstig gevlochten met bloemen erin en eronder een vierkant met een afdakje met een lichtoranje doek omkleed,voor de offers. Dezen zijn opgericht voor het feest van morgen, ze blijven een maand, ze staan symbool voor de berg, de gunning Agung, denk ik, de heilige berg van Bali. 

Naast mij zit een oom op de grond doppinda’s te eten. Ik eet een klein banaantje. Ik meende net durian te ruiken... Hij steekt een kreteksigaretje op. Er waait een koel vlaagje wind, er zit regen in de lucht udjan. Indonesische woorden komen zomaar in mij op, in het vliegtuig vroeg ik ineens thè susu, die woorden heb ik misschien in geen dertig jaar of nog langer, uitgesproken: Vader maakte bij het ontbijt altijd Thè Susu. De Ú spreek je uit als een ‘Oe’ Wil je nog  meer koffie?  vraagt zijn moeder, nee, nee zeg ik, het is genoeg... en tien seconden later valt me het Indonesische woord in tjukup. Het voelt aan, dat het meer dan genoeg voor mij zal zijn om hier een maand lang gewoon maar te zitten in deze rust. Ik hoor een vogel, een haan kraaien en een bezem vegen.

En nu komt daar plots het technisch muziekje van een computerspelletje bij, Eiko, het dochtertje ligt op een bankje voor het voorouderhuis, aan de overkant van mij, links van de tempelpoort. Ik zit in het aan alle kanten open ceremoniehuis, rechts van de tempel en aan de andere zijde van de poort van de familietempel. De grootouders slapen in het voorouderhuis.Er loopt een magere kat voorbij. Het dondert in de verte. Zijn moeder komt net voorbij met drie gestapelde manden op haar hoofd, met appel in de randen. Ze loopt er ermee naar achteren, langs de tempel: for the ceremony tomorrow!
Een tropische regenbui. Het ruikt heerlijk naar zwarte aarde.

zondag 16 februari 2020

Onderweg

Het is zover. Ik ben onderweg naar Bali. In de trein naar Schiphol en vandaar een rechtstreekse vlucht naar Den Pasar met een tankstop in Jakarta. Met Garuda Airlines, de luchtvaartmaatschappij van Indonesië. Garuda is de mythische vogel, het voertuig van ėėn van de godinnen uit het hindoeïstisch Pantheon en ook verwerkt in het wapen van Indonesie. De Garuda draagt de Pantja Sila, de vijf grondbeginselen waar Indonesië
op rust. Ik hoor Vaders stem in mij hierover vertellen.

Vader had dat wapenschild achter zijn bureau in de studeerkamer en ook bij binnenkomst vlak na de voordeur, hing er één aan de muur. Naar Indonesië gaan, blijft óók naar een deel van mijn roots gaan.... De tweede keer in Indonesia, zoals mijn ouders dat zeiden, in 1992, kon ik na één week kleine korte gesprekjes met mensen voeren. Vader en Moeder dachten eerst terug te gaan, na hun studententijd en ik als oudste heb aanvankelijk als baby vooral Indonesisch gehoord.

De klanken van de taal zitten wel in me, als een vage oude melodie. Ik heb met een vertaalprogramma op internet enige korte zinnen opgezocht om die vergeten taal in me weer een beetje tot leven te brengen en toen de zinnetjes verschenen op het schermpje klonken ze op een zoete, zangerige wijze...misschien de toonsoort waarmee je met een baby praat...

Ik ben benieuwd hoe het nu zal zijn na een week. De kamer is op het terrein van een grootfamilie met grootouders en kinderen. Eens kijken of ik wat Indonesische taalvaardigheid kan aanwakkeren. Een van de zinnetjes die ik al verzonnen heb is: Waar ga je naar school? Hier in het dorp? Ke mana akan bersekolah? Di sini di desa? Mag ik met je meelopen?  Bisakah saya berjalan dengan anda?

vrijdag 14 februari 2020

Twee overlijdensberichten

Gisteren kreeg ik twee overlijdensberichten. Dat hakt erin omdat het twee leeftijdsgenoten betreft. De ene een acute hartstilstand, een uur ervoor was ze nog actief op Facebook en een uur later hoorde iemand een harde ‘boem’. Weer een uur later kwam de wijkzorg, zij zat in een rolstoel en heeft haar gevonden. Het is iemand die in de periferie van mijn leven al heel lang ergens aanwezig was, wellicht al vanaf mijn begin-studententijd omdat hij toen nog gewoon fietste en ook toen al actief was in het bloeiende actiewezen... misschien tegengekomen bij Amnesty International of het IKV?

Toevallig zat zij nog vers op mijn netvlies omdat zij in december tijdens een viering rondom geweld tegen vrouwen en minderheden haar verhaal deed als gehandicapte transgender-vrouw. Toen kwam ik er pas achter dat zij heel christelijk gelovig was. In mijn beeldvorming hoorde zij bij ‘links’ en 'actie’ en daar hoort het label ‘gelovig’ niet bij. Toen ik hem voor het eerst in een rolstoel tegenkwam, misschien wel 15 jaar vanaf in den beginne, kwam hij (toen nog wel, dus ) me bekend voor. Ik moet hier eerlijk bekennen dat ik haar (toen dus dit), ook weleens ontweken heb omdat ik een overdosis had gehad van een transseksuele man in beginnende transitie en coming-out, waar ik te lang mijn welwillende en luisterende oor aan gegeven had... Zomaar ineens dood aan een acute hartstilstand en zij is het tweede bericht in korte tijd met dezelfde doodsoorzaak, een maand geleden was er ook een leeftijdgenoot, blakend in zijn gezondheid...

Het andere doodsbericht was A. Bij de middelbare-school-klassen-reünie toen iedereen 50 was,ontbrak hij al en niemand had antecedenten van hem, ook ik niet meer, terwijl ik indertijd wel een speciale band met hem had... Nu kwam er een mail van een oud klasgenoot die kennelijk ergens in de administratie van A. een spoor had achtergelaten en ineens van een onbekende de boodschap kreeg dat A. vorig jaar was overleden.

Ach A... hij heeft ooit een gedicht voor mij geschreven in het schoolblad, we bekenden dat we wel verliefde gevoelens hadden, maar hij hield afstand en ik was ook geen vlotte of verdere iniatiefneemster. Doordringend met zijn grote bruine ogen zei hij een keer, terwijl we samen naar de bushalte liepen: ‘mijn hart is warm, maar mijn lichaam koud.’ We draaiden meer dan een jaar rondom elkaar, we communiceerden via songteksten en ik zie ons nog tegen elkaar aan geleund met onze benen bengelen, al zittende op de hoge tafels van het oude biologielokaal, dat overblijflokaal was van de 5e en 6e klas. We hadden hetzelfde pakket en zaten er vaak alleen.

Vlak voor het eindexamen kwam hij met het liedje Don’t cry for me Argentina... dat exact zijn gevoelens voor mij vertolkte, zei hij, maar het mocht niet baten... Hij liet me niet los en toen bedacht ik dat hij misschien homo was. Was hij niet heel misprijzend toen ik die ene keer met een jurk op school verscheen? ... Uiteindelijk heb ik hem opgezocht en dat hem gevraagd. Ja, dat was zo, vreesde hij... ik was de eerste met wie hij  erover sprak.

Hij beleefde zijn coming-out en weer een paar jaar later bezocht ik hem bij de Albert Cuypmarkt, waar hij samenwoonde met zijn eerste echte vriend. De jongen bleek, net als ik, van Chinees-Indonesische afkomst...Toen ben ik hem uit het oog verloren. Nu zie ik een foto van hem op zijn oude Facebook-pagina. Heel in de verte herken ik zijn ogen nog. Als inspiratiebron staat daar John Denver. Die hebben we samen ontdekt. Zijn lievelingslied van de lp Back Home Again was ‘Eclipse’ en van mij 'Sweet Surrender'.

woensdag 12 februari 2020

American Born Chinese

Ik vind het bijna jammer dat de storm nu geluwd is. Het had wel wat dat loeien en bulderen, ik had de achterdeur steeds open en hoorde het uit mijn stenen huis. In het begin alert op het afdakje dat gemaakt is van allerlei materiaal van nul en gener waarde, zou die de storm doorstaan? ... Maar het staat als een huis, onbewogen stevig. Ik moest denken aan dat verhaaltje van de drie biggetjes: dan komt de wolf en blaast het huisje van stro en hout zó omver, maar die van steen blijft staan. Voor mijn gevoel zat er altijd een moraal onder: de luie varkentjes die maar wat deden en gauw een onderkomen bouwden worden gestraft, maar het varken dat constructief bouwde dat behield haar huis.

De Chinezen in Nederland roeren zich nu omdat door het coronavirus ze letterlijk in the picture komen. een carnavalslied met de tekst ‘weg met Chinezen’ vormt de aanleiding van een petitie die alras 30.000 keer ondertekend is. Ik twijfel nog... ik heb ook een gedeeltelijk Chinees uiterlijk en ben als kleuter ook nageroepen met IndaPinda-poepchinees... Dat voor de generatie Chinezen die gewoon in Nederland geboren is nu de maat wel vol is, dat begrijp ik ook wel. Maar het mooist zou ik het vinden als Nederlanders zonder een Chinees uiterlijk zo’n petitie zouden ondertekenen en in hun eigen ‘blanke’ kring anderen zouden aansporen om dit te doen. Dan pas raakt het uit de bubbel van weer een groep die opkomt voor zichzelf in barre tijden...

Om toch een bijdrage te leveren, noem ik hier de heel sympathiek graphic novel van Gene Luen Yang; American  Born Chinese. Echt zo’n sympathiek fijn boekje in pocket formaat, met glad en stevig papier, heel speciaal vormgegeven omdat de beeldtekst steeds een vierkant in het midden van elke bladzijde is, met veel wit eromheen en een klein rode vierkant Chinese stempel erboven. Wat de Chinese letters betekenen weet ik niet, maar ik vermoed dat het de naam is van degene wiens perspectief je ziet en die in het begin van elk ‘hoofdstukje’ in beeld te zien is: het Chinese jongetje, de monkey-King, de oudere neef van het Chinese jongetje dat de familie in Amerika elk jaar bezoekt en dan dominant zich overal opdringt.

Het vierkant is in China ook het symbool van de aarde en het verhaal is deels ook aards. Het gaat over dat Chinese jongetje wiens ouders elk een week na elkaar op het vliegveld in Amerika aankwamen, maar elkaar pas een jaar later leerden kenden in de bibliotheek.En hij wordt geboren in San Francisco en ja, hij maakt op school mee dat hij  gepest wordt door de blanke kinderen om hem heen. Hij droomt ervan ook zo te zijn. Tegelijk wordt ertussendoor de avonturen van Monkey King verteld, een van de vele figuren uit de godenwereld. Het geheel heeft een heel verrassende clue en twist waar het verhaal van het Chinese jongetje in Amerika en de godenwereld met elkaar gaan mengen... Het boekje is aan zijn ouders opgedragen, aan zijn moeder voor de verhalen over Monkey King die zij vertelde en aan zijn vader voor zijn verhalen over een Taiwanees jongetje uit een dorp...

Opnieuw weer zo verrassend, wat er in zo’n klein boekje allemaal verteld wordt: over discriminatie, zoeken hoe je kunt passen in de samenleving waarin je zit, hoe verhalen over goden en magie daarbij kunnen helpen... bij elkaar wordt er een stevig stenen huisje gebouwd wat niet zomaar kan omver waaien. Zoals gelukkig wel het geval is met dat carnavalslied dat al uit de ether is gehaald en de radiozender ook excuses heeft aangeboden. Dat was een gemakzuchtig niemendalletje, gemaakt van nog minder dan stro.