zaterdag 22 februari 2020

Zondagochtend

Zondagochtend, één van de jonge vrouwen hier gaat het hele terrein rond, ze begon in de familietempel. Ze vervangt de vierkante platte bakjes van palmblad voor nieuwe met verse bloemetjes erin. Ook hierboven waar ik zit, hangt er een altaartje aan een van de pilaren. Gracieus besprenkelt ze met één hand drie keer het altaartje met water ,steekt een stokje brandend wierook erbij en met de rug naar het altaartje besprenkelt ze ook de lucht bij de opgang van de trap. Devoot. En daarna opent ze haar ogen en zegt tegen mij: Good Morning.

Alle benodigdheden draagt zij met zich mee in een vierkante gevlochten mandje, als een dienblad. Zij is er wel speciaal voor gekleed: sarong, een witte kabaya en een oranje sjaal om haar middel. De jonge vrouwen lopen hier op de binnenplaats, langs de familietempel,doorgaans in korte broek met een hempje. Koko’s moeder draagt vaak een stoffen lange broek, met soms een sarong daaroverheen gewikkeld. Ze loopt zoals Moeder op het laatst, met kromme O-benen. Zal ik ook ooit zo lopen?...

Ondertussen is er een telefoontje die op speaker staat en iedereen lacht mee. Ik hoor het woord sateh ayam vallen, kipsaté dus. De opa en oma neuriën en zingen tegen Eiko, die op een klein fietsje rondbanjert. Een oud Indonesisch kinderliedje valt me in : burung kaka tua, mentjiok di tjende la, neneh sudah tua, gigingja tingal dua. De twee laatste regels betekenen: oma is al oud, ze heeft nog maar twee tanden. Wat de eerste twee regels betekenen weet ik niet meer... burung is ‘vogel’ .

Onder,voor een tweede kop koffie, zie ik de gekruide saté aan stokjes in een mand op een rood plastic krukje in de zon te ... drogen? ... dat de kruiden erin trekken? Ik krijg drie heel kleine banaantjes, wat pinda’s in twee piepkleine plastic zakjes, in elk zitten er acht, tel ik nu, toegestopt. Ze is bezig met kunstig gevlochten bolletjes in druppelvorm, ‘tupeng’ zegt ze geloof ik... Had dit niet iets met ‘een toetje of ‘versiering/extraatje’ te maken?  De schoondochter vermoed ik nu, de vrouw van Koko dus, heeft zich weer omgekleed in korte broek en T-shirt en haalt iets uit de koelkast. Achterin wonen andere familieleden.

Nu is het weer rustig, iedereen heeft zich weer teruggetrokken in de eigen vertrekken. In de verte kraaien er veel hanen, de bomen ruizen, getjerp van krekels... Vandaag een blauwe lucht met wat wolkjes. Ik ruik de wierook.Of dit de gewoontes zijn van een Zondagochtend?  Na volgende weken, weet ik het, dat is zo fijn van langer ergens verblijven. 

Gisteren was er een heuse voetbalwedstrijd, de jongeren van Keliki Kawan met een zwart shirt aan met de naam van het dorp erop, en op de andere shirts stond Nusapenida, dat is de naam van een klein eilandje onder aan Bali. Zaterdagmiddag...de tijd voor de voetbalwedstrijden, wereldwijd...? Alleen is het veld hier kleiner en er leken ook minder spelers per team. Met deze warmte lijkt me dat wel zo prettig, dan hoef je geen einden te gaan hollen.

Ik eet een banaantje. ‘Er zijn wel tientallen soorten pisangs, van  heel klein tot heel groot en ze hebben allemaal een eigen smaak’, hoor ik Moeder zeggen. Mijn vroegste kinderjaren besprenkeld met haar heimwee...Deze heeft inderdaad een eigen smaak. Het is zoals ‘wij’, zeg ik toch maar, de smaak van een Goudrenet kunnen onderscheiden van, zeg, een Jonagold.