zaterdag 29 februari 2020

Hanengevechten in de tempel

Wat ik nu toch weer heb gezien! Dik één kilometer verderop is er Pura Hyang Api, een hindoeïstische tempel dus en ik had gehoord dat daar hanengevechten waren als onderdeel van een tempelceremonie. Ik loop aan en zie dichterbij gekomen, de weg ernaar toe al afgezet met aan de kant overal dikke auto’s geparkeerd. Het was half zeven in de ochtend. Nog dichterbij in de bosjes eromheen kraampjes met eten en van alles te koop: kleren, de sikkelzeisen die op het land gebruikt worden, scherpe messen en hakbijlen, schoenen, plastic speelgoed, ballonnen: kortom er heerst een festivalsfeer.

Ik klim de eerste trappen op naar de eerste binnenplaats van de tempel. Overal hoofden met witte doeken, je kon over de koppen lopen het was er barstensvol, allemaal mannen en jongens en hier werden de hanengevechten gehouden. Ik had toen nog niet door dat daar geen vrouwen liepen, maar waagde mij niet in de massa. Aan de rand kon ik tussen de schouders en armen door, nog net zien dat er een krom mesje aan de poot van een haan werd gebonden.

Ik ging de poort van het middengedeelte binnen, schuifelend tussen de mensen, vooral mannen, maar ik zag ook enkele vrouwen naar binnen gaan, dus ik volgde. Opnieuw vol, vol, vol, aan alle kanten manden met hanen erin en onder een afdak  in het midden zat een groot gamelanorkest van meer dan dertig man, telde ik na afloop, toen ze allemaal weer het podium af klauterden. Mannen waren bezig met hun hanen: ze oppakken, strelen, en ook hier werden de mesjes aangebonden aan de poot met rode katoendraad. Daar zijn speciale mannen voor die een dikke etui met waaierachtig veel compartimenten met allerlei maten mesjes met zich meedragen.

Waar waren de vrouwen? Die zaten aan de kanten onder twee paviljoens aan weerszijden van het gamelanorkest tussen kunstige gevlochten grote rieten manden met ingewikkelde patronen erin, alsof het geweven is in meerdere kleuren en met deksels. Kinderen speelden erachter in het paviljoen, het was er tjokvol, ik kon aanvankelijk nergens zitten. Uiteindelijk veroverde ik toch een plekje aan de zijkant van het gamelanorkest en bleef maar rondkijken. Voor mijn neus werden de hanen klaargemaakt voor de strijd en kwamen ook  mannen en jongens met dode hanen terug uit de eerste tempel binnenplaats, die in plastic boodschappentassen werden gestopt. De haan die nog leefde zorgvuldig in óók heel mooie kunstige manden, waar zo nog met hun kopje uit konden steken met af en toe een hard: Kukelekuuu’.

Het ging maar door en het begon na uren ook vaag naar bloed en vlees te ruiken, het bloed is wat er geofferd wordt, las ik ergens. Het gamelanorkest begon voor het eerst rond 8.00 te spelen en nu zag ik een menigte mensen naar de poort van de binnenste tempel schuifelen. Een microfoonstem gaf wat informatie. De gamelanmuziek stopte en begon een half uur later weer en nu zag ik het patroon: terwijl het orkest speelde stroomden aan de andere zijde van de poort van de binnenste tempel de mensen weer naar buiten, terwijl er door de linkerpoort een nieuwe stroom werd toegelaten. Al die dichte manden gingen op de hoofden van  vrouwen mee naar binnen, maar het overgrote deel waren mannen: ik weet niet of ze het hanenbloed dan  ergens met zich meedragen, ik verwacht van wel.

Ik begon op en neer te lopen, het werd langzamerhand iets rustiger en rondom half elf was alles zo’n beetje voorbij. Ik zag van alles; daarover meer in een ander blogje. Het zal vijf dagen achter elkaar zó duren. Morgen ga ik weer kijken. Het kan niet anders dat na die vijf dagen héél Bali wel zo ongeveer hier geweest is.... De vader van Koko bevestigde dit. Zelf ging hij niet. Ik viel overigens helemaal niet op in mijn sarong en kabaya.