Via een binnenpad dat langs een tempel in het bos loopt, kom je op een geasfalteerde weggetje bij een waterbron. Dat is de dessa van het dorpje hiernaast: Kelusa. Gisteren waren er bij die waterbron twee vrouwen aan het baden. Er liep gewoon een man met een sikkelzeis pal boven hun langs en brommers en voetgangers passeerden. Verderop in het stromend water was een man aan het baden. Hij ging rustig door met zich staande wassen, ik zag dat hij mij gezien had, en pas toen ik vlakbij was liet hij zich liggend in het water plonzen. Hier geen gêne en schaamte.
Zó subtiel werkt gedrag dus: want toen ik langs de vrouw liep, die een dikke witte badhanddoek bij zich had en zich inzeepte en mij met blote borsten en een glimlach aankeek, toen sloeg ik mijn ogen neer, in plaats van haar vrijuit te groeten. Zit dan toch de christelijke schaamte en preutsheid rondom het lichaam diep in mij gegroefd, waardoor ik instinctief mij zo gedroeg? ... Zo vreemd, want met mijn rede, denk ik er anders over.
Vandaag besloot ik het goed te maken. Er was op dezelfde plek weer een vrouw aan het baden en ik ging ongeveer 50 meter verder, waar er waterverval was, met mijn voeten in het water bungelen. Heerlijk, er woei een klein briesje, in de schaduw onder palmbomen,wat wil een mens nog meer?De vrouw keek even op, maar ging verder met baden, helemaal naakt stond ze in de stroom en brommers die passeerden keken niet op. Daarna kleedde ze zich, zette een grote takkenbos op haar hoofd en vervolgde haar weg.
Paradijselijk groen is het ook hier....ik kwam terug van een wandeling door deze dessa. Één geasfalteerd pad eindigde in een bouwput in de diepte waar een groot complex aan het verrijzen was. De brommers eromheen waren van de arbeiders die er nu werkten. Hotel Samsara gaat het straks heten, heel groot, zou ik later vernemen. Terug naar de Y-splitsing. Die weg werd onverhard en liep uiteindelijk dood en daar aangekomen vloog een zwerm rijstvogeltjes op.Ik kwam langs een huis waar een yin-yang teken de oprijlaan markeerde. Van een Nederlandse vrouw, vernam ik later. Het en der staan er verscholen in het groen, andere huisjes of kleine komplexen, het stoort nog niet in het landschap, ze zijn nog op dik een hand te tellen, zo ongeveer.
Ik liep een ander pad in en toen kwam er ineens een kudde eenden mij tegemoet. Ik was op het land van de eendenman, die ook opdook met een lange bamboestok in zijn hand, met een rafelige vlag eraan en hij dreef ze een waterig rijstveld in. Aan het einde van het pad was een klein huis verborgen, daar woonde hij nu met zijn broer en een neefje. Verderop was nog een huisje dat van hem was. Hij vertelde dat hij ooit al deze grond goedkoop gekocht had en dat het nu héél veel waard was. Maar hij zou niks gaan verkopen.
Iedereen op Bali mag nu legaal iets bouwen, maakt niet uit wat, het was heel lang illegaal, maar de regering heeft het legaal gemaakt. Dat verklaarde dus de verschillende bouwsels die ik al gezien had. Hij vond het voor de nieuwe generatie op Bali wel een kans. Vroeger trokken ze weg naar de badplaatsen Kuta en Sanur enzovoort en naar Den Pasar om geld te verdienen. Nu kunnen ze in de buurt van hun eigen huis op een stuk grond iets beginnen. Ze zullen nooit alles verkopen want dan is het afgelopen met het Balinese leven en bovendien, wat heb je aan biljoenen als je zelf nergens meer prettig kan wonen?
Hij heeft een zoon die werkt op een Amerikaans cruiseschip en die single is. En een dochter die getrouwd is. Op Bali is het de gewoonte dat de vrouw bij de familie van de man intrekt. Vier jaar geleden heeft hij zijn vrouw verloren.Ze had kanker aan de lymfeklieren . Toen heeft hij zijn eenden gekocht om ermee over de rijstvelden te kunnen dwalen, het doet hem goed en geeft hem rust. Thuis zat hij te piekeren en werd hij verteerd door verdriet. De eieren van de eenden verkoopt hij, ze spelen een belangrijke rol in alle ceremonies. ‘Symbool van vruchtbaarheid? ‘ vroeg ik. Ja, dat klopte.