Wat een lief berichtje las ik vanochtend in Trouw: 'Afgestane baby krijgt koffertje vol souvenirs.' De kinderafdeling van het ziekenhuis De Gelderse Vallei te Ede geeft afgestane babies sinds kort een herinneringskoffertje mee. Het is een vrolijk rood koffertje met witte stippen. Daarin zitten een dagboekje, die verpleegkundigen hebben bijgehouden van die eerste weken, hoe je drinkt en slaapt, of je veel huilde. Een knuffel, foto's en een dvd-opname.
Ongeveer vijf keer per jaar komt er zo'n baby binnen, die de ouders zomaar achterlaten. Als dat het gemiddelde is van alle ziekenhuizen in Nederland, dan zijn er nogal wat ten vondeling gelegden. Mij lijkt het later een grote troost dat er een kring liefdevolle, aandachtige mensen je verzorgd hebben, terwijl je biologische ouders je op de straatstenen hebben gezet.
Een soort zwart gat over de eerste weken van je bestaan wordt zo gedicht. Gek, natuurlijk, dat je er anders niet zo mee bezig bent: hoe zagen de eerste weken van mijn leven eruit? Gewoon omdat het ergens vanzelfsprekend is, dat je welkom was en onderwerp was van natuurlijke zorg, bewondering en blijheid. De gedachte dat je direct vanuit een warme baarmoeder verstoten bent en niet gekoesterd: vreselijk.
Dit koffertje heeft dezelfde betekenis als die van de Doop in kerkelijke kringen: 'Wees welkom, er is een mensengemeenschap waar je bij hoort. Het is een diep, menselijk verlangen: welkom te zijn bij anderen. Zonder dat men precies weet wie je bent en wat je doet: welkom. Je wordt niet gekeurd of langs een meetlat gelegd. Welkom...'
Binnenkort haal ik mijn kerststalletje weer te voorschijn. Dat tafereel is onstaan omdat twee mensen niet welkom waren in een herberg. Er was geen plaats voor deze vreemdelingen. En dan komt het toch nog goed, in een achteraf stal in de natuur: engelen wekten de herders op het veld en zij heetten dat nieuwe mensenkind welkom.
Die verpleegkundigen in Ede, dat zijn een soort engelen. We verlangen allemaal naar dit soort engelen, elk moment in je leven weer. Wees welkom, al ken ik je niet, je bent een mens zoals ik en daarom in de grond van je bestaan: Een uitnodiging om lief te hebben.
Ongeveer vijf keer per jaar komt er zo'n baby binnen, die de ouders zomaar achterlaten. Als dat het gemiddelde is van alle ziekenhuizen in Nederland, dan zijn er nogal wat ten vondeling gelegden. Mij lijkt het later een grote troost dat er een kring liefdevolle, aandachtige mensen je verzorgd hebben, terwijl je biologische ouders je op de straatstenen hebben gezet.
Een soort zwart gat over de eerste weken van je bestaan wordt zo gedicht. Gek, natuurlijk, dat je er anders niet zo mee bezig bent: hoe zagen de eerste weken van mijn leven eruit? Gewoon omdat het ergens vanzelfsprekend is, dat je welkom was en onderwerp was van natuurlijke zorg, bewondering en blijheid. De gedachte dat je direct vanuit een warme baarmoeder verstoten bent en niet gekoesterd: vreselijk.
Dit koffertje heeft dezelfde betekenis als die van de Doop in kerkelijke kringen: 'Wees welkom, er is een mensengemeenschap waar je bij hoort. Het is een diep, menselijk verlangen: welkom te zijn bij anderen. Zonder dat men precies weet wie je bent en wat je doet: welkom. Je wordt niet gekeurd of langs een meetlat gelegd. Welkom...'
Binnenkort haal ik mijn kerststalletje weer te voorschijn. Dat tafereel is onstaan omdat twee mensen niet welkom waren in een herberg. Er was geen plaats voor deze vreemdelingen. En dan komt het toch nog goed, in een achteraf stal in de natuur: engelen wekten de herders op het veld en zij heetten dat nieuwe mensenkind welkom.
Die verpleegkundigen in Ede, dat zijn een soort engelen. We verlangen allemaal naar dit soort engelen, elk moment in je leven weer. Wees welkom, al ken ik je niet, je bent een mens zoals ik en daarom in de grond van je bestaan: Een uitnodiging om lief te hebben.