dinsdag 9 december 2008

Cherryblossoms- Hanami

In de westerse wereld is er een aardige kloof onstaan tussen lichaam en geest. Het lichaam en al het verlangen dat daar bij hoort: eten, drinken, erotiek en seksualiteit zou je maar afhouden van geestelijke groei. Het zou 'spiritualiteit' de weg staan. De victoraanse moraal is daar een uitvloeisel van en velen zijn misvormd geworden door de engheid en bekrompenheid daarvan.

De seksuele revolutie in de zestiger jaren heeft het Westen enigzins bevrijd van al deze benauwdheid. Tegelijkertijd is dat ten koste gegaan van 'God'. Niemand geloofde meer, religie was het nieuwe taboe. Bhagwan kwam op en heette in de volksmond de seksgoeroe. Wat hij in ieder geval mede bewerkstelligd heeft, is de invloed van het Oosten. Geestelijke rijkdom kan samen gaan met lichaamlijk welbevinden.

Wie naar een mediterende Boeddha kijkt, kan dat eigenlijk al zien. Het goddelijks is aanwezig in het lichaam. Ook de apostel Paulus noemde het lichaam de tempel van God. Het Oosten heeft nooit een worsteling gekend tussen het lichaam en de geest. In het hindoeïsme is er de Kamasutra: in erotiek kan de eenheidervaring van de wereld en het goddelijke beleefd worden.

Ook in Japan, waar het zen boeddisme zijn oorsprong heeft, is het besef dat alle zogenaamde tegenstellingen, schijn zijn. Een van de belangrijkste nationale feestdagen is: het kijken en bewonderen van de kersenbloesem. Die witte en roze, tere bloesems, die maar een paar dagen blijft en dan verwaaid met de wind, staan symbool voor het vergankelijke en onvergankelijke tegelijkertijd. In het genieten daarvan, verzoen je je met het leven waarin alles komt en gaat, afsterft en zich weer vernieuwd.

Zaterdag zag ik de prachtige, sprakeloos makende film: Cherry Blossoms- Hanami van de Duitse regisseuse Doris Dörrie. De film verenigt op een volmaakte wijze de westerse en oosterse wereld.

Enige beelden daarin die heel diep onder je huid kruipen: Een man loopt door het moderne Tokio met over zijn kleren heen het turkoois gebreide vestje, de zwarte kralen ketting en de zwart-witgespikkelde rok van zijn gestorven vrouw. Hij ontmoet in een park een meisje dat aan het budodansen is. Dat is: dansen met je eigen schaduw. De schaduw van je eigen zelf dat je niet kan pakken, van het verleden, van de doden. Elke dag gaat hij naar haar toe, naar het meisje met de twee plastic telefoons en leert van haar de dans, die de werelden van het zichtbare en onzichtbare met elkaar verbindt.

Ooit wilde zijn gestorven vrouw schaduwdanseres worden. Zij had een lichtoranje kimono met kersenbloesems als ochtendjas en pas nu begrijpt de man wat dat voor haar betekent heeft. Met het meisje in het park onderneemt hij een reis naar de berg Fuji. Een sneeuwwitte berg, die in het Japanse bewustzijn gegrift is, al eeuwenlang. De prentenmaker Hokusai heeft er 100 prenten van gemaakt: een reis naar de Fuji, is een reis naar het goddelijke, naar dat wat de materie overstijgt.

De film gaat over intense gevoelens van rouw, je verzoenen met het leven en de gemiste kansen daarin. Het is een zoektocht van een ziel naar uiteindelijke vrede. Vele haiku zijn gewijd aan de kersen bloesem, waar hemel en aarde elkaar in eén helder moment raken:

In the intervals
of rough wind and rain
the first cherry blossoms: Een haiku van Chora.

Of deze, waar geluid en stilte, beweging en wiegende rust samenkomen:

The wild cherry;
stones also are singing their songs
in the valley stream : van Onitsura

En deze, waar teerheid, lichtheid en donkerte, natuur en religie samen worden gebracht:

cherryblossoms
wet by the clouds
round the templebell : van Shiki.

Tot slot eentje van mijn lievelinghaikudichter Issa:

ah, these cherry-flowers
as though wafted down
from heaven !

Dit allemaal naar aanleiding van de film van Doris Dörrie. De film zou verplicht moeten worden binnen religiestudies. Omdat je erin kunt ervaren, dat de wereld één is, in al haar schijnbare gespletenheid.