Vanochtend werd ik wakker met het woord TANGRAM. Tangram, dat is een Chinese puzzel, die bestaat uit een aantal zwarte stukken, een vierkant, driehoeken, kleine en grotere, een wiebertje en je kunt er van alles mee maken. Mensen, dieren, gebouwen, bomen, abstracte vormen, noem maar op, verschijnen in silhouet-vormen uit je handen. Je schuift wat, je doet wat en hup, het is alweer wat anders. Omgekeerd werkt het puzzelen ook: je ziet de vorm en moet dan reconstrueren hoe het precies zit, met die onderdelen.
Waarom? Ik geloof, een van de belangrijkste woorden die ik bezig: waarom word ik wakker met Tangram, iets waar ik bij bewustzijn toch geen enkele gedachte over maak? Dáárom mischien; omdat Tangram, evenals de Caleidoscoop voor mij in een Ding aangeeft, hoe de wereld in elkaar zit. Er zijn dezelfde basiselementen, maar de mogelijkheden om te variëren zijn oneindig.
Een caleidoscoop: men neme wat gekleurd glas en gruis, draaie het en er ontstaan de meest prachtige vormen: werkelijkheden zo je wilt. Hetzelfde geldt voor de zwarte silhouetten van Tangram. Het puzzelt me tegenwoordig hoezeer het leven afhankelijk is van wat toevalligheden, hoezeer Ikke mijn leven zelf vorm geef en hoezeer ook niet. Als... dán... de grootste valkuil van de Geest. Als die en die nou zus of zo gedaan had, als ik nu daar was en niet hier, als dit me nu gebeurd was, en niet dat... dán...
Ja, DAN, had ik een ander leven gehad. Het is een puzzel, zonder oplossing. Je speelt maar een beetje en dat is dat. Tegelijkertijd, heb je wel telkens te kiezen. Voortdurend. Ik kan nú opstaan en heel hard gaan schreeuwen in de bieb: kijk eens wat voor een werkelijkheid je dan plotsklaps creëert! Ik doe dat niet en dat is een keuze.
Wat een vrijheid, wat een onmetelijke vrijheid: Tangram.