Wat gebeurt er met je als je eenmaal helemaal gigantisch teleurgesteld wordt in de liefde? Niet omdat het niet meer accordeert en je uit elkaar groeit en als twee redelijk verstandige mensen weer je eigen weg gaat. Nee, wat als jouw overgave totaal is en de andere je blijkt te bedriegen, nooit zichzelf is geweest of dat het leven je zo ramt dat de oorspronkelijke liefde verloren gaat?
Je verliest je onschuld. Je verliest de vanzelfsprekendheid dat overgave, totale overgave aan een ander ook een wilsakte is, die voor velen goed verloopt: er zijn nog altijd mensen wier verbondenheid groot en klein tegelijk is, maar wel intens en intiem, bedoeld voor altijd, zonder de vraag te hebben of te stellen of je zelf of die andere die belofte, of eerder dat verlangen en die intentie ook waar zal kunnen maken.
Ik zit even in deze steeg: de weg die doodloopt en de verschrikking daarvan en hoe je dat niemand gunt, maar dat het zoveel voorkomt en daar komen dan weer mooie films en literatuur van, zo raar zit de mensheid in elkaar.
Behalve de Algonquin (zie vorige blogje) die lezen nauwelijks: ze hechten niet aan het geschreven woord, maar gesprekken daarentegen zijn als een poëtisch schaakspel, waar je alleen met veel aandacht en geduld, elkaar bereikt en dan ook echt samen opgaat.
Ik ben in deze steeg beland door achtereenvolgens de films Little Children van Todd Field, die ook In the Bedroom maakte (zie blogje juli 2008) en Jude, geregisseerd door Michael Winterbottom en het boek dat ik net in een ruk heb uitgelezen: Piazza Bucarest van Jens Christian Grondahl. Twee nachtfilms en een ochtendakitiviteit met allemaal ongelukkige liefdes: iets teveel van het 'goede'.
Ach, wat kan je ervan zeggen, terwijl de winterstormen om het huis heen waaien? Er is een wereld van de geest met veel schoonheid en kracht en eindeloze vertes, waar je naar hartelust in kunt vertoeven. Maar echte intimiteit, klein en warm, 2x2 ogen die elkaar aankijken en de diepte van die ander in willen gaan... dat vraagt geen angstig hart.
Je verliest je onschuld. Je verliest de vanzelfsprekendheid dat overgave, totale overgave aan een ander ook een wilsakte is, die voor velen goed verloopt: er zijn nog altijd mensen wier verbondenheid groot en klein tegelijk is, maar wel intens en intiem, bedoeld voor altijd, zonder de vraag te hebben of te stellen of je zelf of die andere die belofte, of eerder dat verlangen en die intentie ook waar zal kunnen maken.
Ik zit even in deze steeg: de weg die doodloopt en de verschrikking daarvan en hoe je dat niemand gunt, maar dat het zoveel voorkomt en daar komen dan weer mooie films en literatuur van, zo raar zit de mensheid in elkaar.
Behalve de Algonquin (zie vorige blogje) die lezen nauwelijks: ze hechten niet aan het geschreven woord, maar gesprekken daarentegen zijn als een poëtisch schaakspel, waar je alleen met veel aandacht en geduld, elkaar bereikt en dan ook echt samen opgaat.
Ik ben in deze steeg beland door achtereenvolgens de films Little Children van Todd Field, die ook In the Bedroom maakte (zie blogje juli 2008) en Jude, geregisseerd door Michael Winterbottom en het boek dat ik net in een ruk heb uitgelezen: Piazza Bucarest van Jens Christian Grondahl. Twee nachtfilms en een ochtendakitiviteit met allemaal ongelukkige liefdes: iets teveel van het 'goede'.
Ach, wat kan je ervan zeggen, terwijl de winterstormen om het huis heen waaien? Er is een wereld van de geest met veel schoonheid en kracht en eindeloze vertes, waar je naar hartelust in kunt vertoeven. Maar echte intimiteit, klein en warm, 2x2 ogen die elkaar aankijken en de diepte van die ander in willen gaan... dat vraagt geen angstig hart.