Ik zag met korte tijd daartussen, twee films die toch weer eens onderstrepen hoe vreselijk onderdrukkend en kwaadaardig het christendom kan zijn. Wie vindt dat de Islam niet deugt en het christendom ophemelt is ronduit dom. Of niet goed geinformeerd. Kijk eens naar deze twee films en dan zie je dat uitwassen overal voorkomen en dat de wijze waarop het christendom zichzelf georganiseerd heeft met mannelijke hiërarchie en klassenbewustzijn zéér slecht kan uitpakken.
De eerste film is Das weissen band van regisseur Michael Haneke. Hij vertelt, zwart-wit gefilmd, het verhaal over een klein dorpje in Oost Duitsland, vlak voor de eerste wereldoorlog. De dokter komt bijna dodelijk ten val doordat er een kabel is gespannen in een weiland waar hij altijd met zijn paard rijdt. Later wordt het rijke zoontje van de grootgrondbezitter in een schuur vastgebonden en ernstig mishandeld.
Een dorp achteraf, waar Dokter-Dominee-Grootgrondbezitter het leven van de arme boeren regelen. Het wordt moreel bestuurd door een dominee met zijn gezin, een dogmatische, strikte, kille man die zijn eigen kinderen terroriseert in de beklemming van zijn donkere geloof. Een zoon moet een witte band dragen als herinnering aan het goede en de onschuld die hij zogenaamd verkwanseld heeft. De dokter woont er met zijn huishoudster en een 'achterlijk' kind. De grootgrondbezitter geeft een boerenvrouw, moeder van een grote familie, de opdracht iets op de zolder van een stal te doen, ze valt door de krakkemikkege vloer: dood.
Gaandeweg de film wordt de beklemming almaar groter. Dokter deugt niet, mishandelt en vernedert zijn huishoudster met wie hij ook slaapt, pleegt incest met zijn dochter, het 'achterlijke' kind is wellicht van het zaad van dokter. Ook deze wordt op een dag mishandeld. Je kijkt door het perspectief van de onderwijzer die langzaam achter de waarheid komt: het zijn de kinderen in het dorp die deze daden hebben begaan. Wanneer hij de dominee daarmee confronteert, sluiten de gelederen zich: het wordt hem verboden hier nog een woord aan te wijden.
Hetzelfde ontwijkingsgedrag, dat nu in de katholieke kerk de boventoon voert: ontwijken van het seksuele misbruik. De film heeft in feite een positieve ondertoon: Deze kinderen straffen wat niet goed is, vanuit een gemankeerd wereldbeeld. Ze hebben eindeloos gehoord wat rechtvaardigheid is en over een Koninkrijks Gods, maar ze zien dat in hun dorp de slechtdoeners de baas zijn.
De andere film is Pope Joan over de enige vrouwelijke paus die kort dat ambt bekleedde in de 9 e eeuw. Ze wordt in 814, vlak nadat Karel de Grote in overleden geboren. Haar vader is een hardvochtige priester in een Saksisch dorp, toen de Noormannen plunderden en alles wat net gekerstend is weer teniet proberen te doen. Hij mishandelt zijn vrouw die nog weleens aan haar kinderen vertelt over Wodan, de Germaanse opper-natuurgod.
Johanna is een begenadigd meisje, dat zichzelf lezen heeft geleerd en uit zichzelf uitleg kan geven over bijbelteksten en de psalmen. Uiteindelijk komt ze, verkleed als broeder, op de schola in het klooster in Fulda, raakt verzeilt in Rome waar ze zich ontpopt tot de vertrouweling en raadgever van de toenmalige paus. Als man dus, Johannes Angelicus, met altijd de kans dat dit ontdekt wordt met alle gruwelijke gevolgen.
Ik betrapte me erop het bijna niet aan te kunnen zien dat ze op het einde bijna ontmaskerd wordt. Ik snapte haar gevoel van verscheurd zijn. Want er is ook nog een geliefde die er ineens weer is en dacht dat ze dood was: Gerold, die haar als meisje heeft opgevangen en altijd haar blauwe bloemen, gedroogd, bewaard heeft, toen hij moest uittrekken tegen de Noormannen. Ze heeft al zo lang als man geleefd, zegt ze, hoe kan ze nog terug naar het secundaire vrouwenleven?
Iemand die ik ken was per ongeluk in de synaogoge beland bij een viering op de dodenherdenkingsdag 4 mei en deed, voordat ze het zelf doorhad, mee. Ze was verbijsterd dat daar óók de vrouwen achteraf zitten, op de tweede rang. Toen ik haar vertelde dat orthodoxe Joodse vrouwen allemaal een pruik dragen buitenshuis, omdat alleen hun man hun echte haar mag zien en ik dat ergens onnatuurlijker vind, dan het dragen van een hoofddoek, sluier of een boerka, viel ze ongeveer van haar stoel.
Het is niet óf het Jodendom óf Christendom óf de Islam die vooruitstrevender ofwel achterwaartser is: er is geen wedstrijd tussen hen nodig of mogelijk. Er is wel iets aan de hand met die monotheïstische God, wiens beeld gesneden wordt door de mensen die hem maken. In alle mensen zit een moeizame, donkere kant. Dat komt dus in dat Godsbeeld terecht.
Maar dezelfde monotheïstische God bevrijdt een heel volk uit de slavernij en de onderdrukking en sluit een verbond met hen. Het is deze God van licht en ruimte die afhankelijk van ons is, of we die willen laten leven.