maandag 17 oktober 2011

De Maagd Marino

De keuze van de romans die ik lees, is meestal tamelijk arbitrair. Ik loop de bieb in, zie welke boeken zijn uitgestald en als het me vaag bekend voorkomt omdat ik er iets over gehoord of gelezen heb, de eerste pagina wel lekker doorleest, dan denk ik al vlug: ach, waarom niet? Zo belandde ik deze zondag in De Maagd Marino van Yves Petry.


De eerste pagina's zijn meteen heel vreselijk. Je maakt mee dat een man, Marino, een andere man vast ketent aan de muur, zijn penis eraf snijdt, bloed dat maar blijft komen, hij snijdt de halsslagader door en snijdt stukken van zijn billen eraf en bewaard het in de diepvries om later op te eten. De man aan wie het gebeurd heeft de leiding, het is met zijn goedkeuring dat het gebeurd, ze hebben het samen zo afgesproken en geënsceneerd.

Dit is in het echt gebeurd. Petry fantaseert wat er gebeurd zou kunnen zijn, naar aanleiding van een krantenbericht. In het echt waren beide computerexperts, in zijn roman is de ene Marino, een moederskindje, altijd met haar geleefd, altijd vreemd en zonderling geweest zonder anderen om hem heen. Zijn moeder heeft hem ooit een computerzaak in de strot geduwd, dat leek haar wel wat voor hem, en nu zij overleden is wil hij ermee stoppen. De andere Bruno Klaus is professor in de hedendaagse literatuur, die in een depressie belandt en ineens zichzelf niet meer gelooft, als hij gloedvol college geeft en zijn studenten aan moedigt om zich werkelijk te verbinden met enkele schrijvers en hun werelden.

Bruno Klaus is degene die gedood wordt en gedeeltelijk opgegeten en hij vertelt het verhaal door zich in het brein te murmen van Marino die in de gevangenis zit. Ik las het in een ruk uit in de zon, maar toen het boek uit was, vond ik het toch niet geheel geloofwaardig. Wie wil zichzelf laten vermoorden, wie wil dat zijn pik eraf gesneden wordt en dat hij gedeeltelijk wordt opgegeten? Petry wil je laten geloven dat dit kan bij een man wiens leven draaide om verhalen: de zin zou erin liggen dat een ieder een verhaal van zijn leven maakt en Bruno Klaus door dit einde zijn levensverhaal tot iets uitzonderlijks zou maken.

Een onderstroom is dat zelfbewustzijn eigenlijk niet bestaat, we allemaal een fictief ik creëren, we voortdurend fictie van ons eigen leven maken, zoals Petry vertelt in een interview met Atheneum Boekhandel. Ik noem dit een boeddhistisch standpunt: er is Maya, de schijn van de wereld, waarin we ons laten leiden door onze emoties, begeerten en wat al niet meer en dat is de oorzaak van alle lijden. Wie verlicht raakt, weet dit, voelt nog wel van alles, maar laat zich niet meer meesleuren. De zwakte van het boek vind ik dat een man die juist niet meer gelooft in verhalen en het vertellen daarvan, zelfmoord pleegt door zijn leven te willen besluiten met een uitzonderlijk verhaal.

En wat moeten we aan met de maagd Marino? Een associatieveld hierbij is voor mij: de maagd Maria. Zij die haar leven uit handen heeft gegeven, door de vrucht van haar schoot door de Heilige Geest te laten bezwangeren. Een even ongelofelijk verhaal als de gruweldaad in het boek, waarvan we dus wel weten dat het in het echt gebeurd is. Is Marino ook zo'n willoos instrument van Bruno Klaus, zelfs zo, dat het boek dat je leest de vrucht van zijn schoot is? Is Marino de donkere andere zijde van Maria ?

Petry zegt in hetzelfde interview dat het individu een complex probleem is waarvoor geen oplossing bestaat en hij vind dat geen enge visie, maar zelfs een reddende visie, een heilsvisie. Ook hier flirt Petry een beetje met religie. Ook in het boek gebeurd dat: Marino's moeder wordt lid van een katholieke groepering: Spiritus Semper. Tijdens gebedsbijeenkomsten bij hem thuis, gaat Marino in een verscholen hoekje in de tuin liggen en beleeft daar momenten van vervoering: de ervaring dat alles om hem heen komt en gaat en hij zelf stilstaat en dan pas ervaart dat hij echt bestaat. Hij zegt ergens:

Dan is het leven meer dan een droom, dan lijkt het net zo echt als een atoom. Dat het nergens toe dient, vind je op dat moment helemaal niet erg. Dat maakt dan juist de echtheid van je bestaan uit. De wereld zelf dient tenslotte ook nergens toe.

Dit zou een beschrijving kunnen zijn van een ervaring die je ook al mediterend kan toe vallen: het gaat niet om het nut van de wereld en de dingen die je doet, het gaat erom er te ZIJN. Niet hebben, maar zijn schreef Ed Hoornik al eens in het gedicht 'Hebben en Zijn'.

Al met al cirkelt het boek dus rondom de rafelranden van het bestaan en probeert het de lezer uit vanzelfsprekendheden mee te zuigen daarnaartoe, door een zeer extreem, waargebeurde aanleiding te gebruiken. Ik vind het niet overtuigend omdat beide figuren zo goed weten te verwoorden dat er grenzen zijn aan wat we kunnen weten en bewerkstelligen. Óver de grens gaan door zo'n extreme daad, ja dat zou kunnen, maar dan moet je ergens juist erg geloven in jezelf en alles wat je doet heel serieus nemen. Hetgeen beide uiteindelijk niet doen.

Twee computerexperts die verdwaald zijn geraakt tussen virtuele gamewerelden en de echte, dát lijkt me heel wel mogelijk. Dat had een heel ander boek opgeleverd dat zichzelf minder zou tegenspreken, zoals dit boek doet. Lastig vind ik ook, dat het hier een homoseksuele relatie betreft en darkrooms en slings, en mannen-met-elkaar toch een soort stigma meekrijgt van vies en vreemd. Een detail is bijvoorbeeld dat Bruno zichzelf nog nooit in de anus heeft laten nemen, behalve nu, met Marino. Waartoe dient deze vertelling? Intrigerend aan het boek is wel dat het via een soort omgekeerde weg, een onbegrijpelijke gruweldaad, een vitaal gebied van onszelf aansnijdt. Letterlijk.