maandag 7 november 2011

Omsloten licht

Op Terschellings' Oerol waren er in het golvend duinlandschap tussen de dennenbomen drie studenten bezig van de theater decor school: ze hadden alle naalden en dennenappels weggeharkt en daaronder was zachtgroen mos verschenen. Van de dennennaalden hadden ze de zijkanten van paadjes gemaakt die overal doorheen kronkelden en van de dennenappels de schaduwen van de bomen, zoals die met de klok mee verschenen. 10 uur 's ochtends boven: korte dikke schaduw, acht uur 's avonds beneden, langerekt.

Er hing een stille, geordende rust. Zij zelf harkten en verzamelden, met witte broeken, gekleurde laarsen en groen gebreide vesten, met daarop weer de dingen der natuur: dennenappels, veertjes, Er stonden rieten mandjes klaar voor het geval je zelf mee wilde helpen. Er stond een handkar mat bakjes vol verzamelde natuurschatten, waarop ze ook hun visitekaartjes maakten, wilde je een stukje mos erbij op, iets anders? De sfeer deed me ook aan het klooster denken: een meditatie over de tijd, door de schaduwen die ze legden, de vraag wat het nut van bedrijvigheid is en het bijna simpele antwoord daarin besloten: gewoon maar zijn en het laten onstaan.

Hoe een decor, een plek, je zinnen beroert en een nieuwe werkelijkheid laat ontstaan. Aan dit nieuwe landschap, dat zachtgroene mos, de lichtbruine zandpaden, de dennenbomen met hun nog lang niet voltooide dennenappel-schaduwen, moest ik denken toen ik in NRC van 3 november las over de beklemmende gevangenis in donker grijze tinten met een zeer streng regime, dat PVV-kamerlid Fleur Agema ontwierp als afstudeerproject voor haar master architectuur.

Haar gevangenis bestaat uit vier fasen: 'de bunker',' het wennen', 'het wachten' en 'het licht'. Dat heeft een bijna religieus associatieveld: hoe een mens van het donker naar het licht kan komen. Toch best wel aardig, toch? Bij de bunker schrijft ze zelf: 'De bunker: het betonnen gebouw is berucht en alle gedetineerden brengen de eerste tijd van hun straf hier door. (...)Ik zie een grote betonnen blinde muur voor me (...) Tot zover ik kan zien is het hele terrein bedekt met grind, het grind is zwart van kleur.(...) Oei, wat is het hier klein en laag, ook. (...) Dat is het dan: een bed, een wc, een wastafel en een spleet in de muur, die de naam raam niet eens mag dragen.'

Hoe beter je je gedraagt, hoe lichter de architectuur om je heen wordt. Fantastisch. De mens wordt aangesproken op zijn meest vitale deel en die hijgt naar het goede en als je je goed gedraagt, dan kom je er vanzelf. Je kunt bijna meekijken in het idealistische hart van Fleur. En precies daar zit de adder en het enge. Hier bepaalt een geheel gesloten wereld en mensbeeld, hoe de mens als een soort machientje in elkaar zit.

Fleur deelt deze houding met elke vorm van dogmatisme en fundamentalisme: de uitwassen binnen alle religie die door hun duidelijkheid dus ook het meest zichtbaar zijn. Straffen en belonen, God ziet alles en kijkt mee in al de donkere krochten van onze ziel . Wat zal onze ziel louteren? De vier gestruktureerde fasen van het ontwerp van Fleur? Of de kronkelpaden die verder nergens naar leiden dan elke keer weer naar jezelf, van het aangeharkte bos in de duinen?

Agema maakt van de wereld een doolhof, de drie theater-decor-ontwerpers maken er een labyrinth van. De doolhofwereld is vol verraderlijke dwalingen, vol dreiging en gevaar en vergeefsheid en er is maar één weg die van het begin naar het einde leidt. Het labyrinth láát je, het laat je gaan, je leert van elk stuk van de weg die je loopt en het brengt je uiteindelijk steeds dichter bij je eigen levende kern. Dwalen, het soms niet meer weten, je kunnen overgeven aan je omgeving, aan anderen...dat maakt ons menselijk.

Licht is geen bot of een vette kluif waar je als een hondje achteraan kunt gaan: Licht is in ons en rondom ons en geeft adem. Alleen een ademende omgeving zal het licht dat in ons verscholen is, en soms bijna niet meer te zien is, weer kunnen laten verschijnen.