zaterdag 5 november 2011

Psalm 19




Gisteren was het fraai herfstweer, gelukkig maar, anders had ik mijn meditatie moeten aanpassen. Nu zocht ik in de zon mooi gekleurde rood, oranje en gele espenbladeren en legde ze in een lange slinger neer op een donkerblauw glanzende doek in de kapel. De slinger werd onderbroken door een stromend, golvend takje die ik bij de Waal gevonden had met overal doortussen door, aan weerzijden, zeven waxinelichtjes. Zo, klaar voor de meditatie, ik had er zin in, want psalm 19 is leuk. Ik zei het volgende:

Psalm 19 is een psalm waar je van zelf blij van wordt. Hier spreekt iemand die de wereld inkijkt en zomaar ervaart dat het een mooie wereld is, waar het goed toeven is. Het is alsof je op een zonnige herfstdag rondkijkt en denkt: wat geweldig toch, die strakblauwe heldere hemel, de bomen die verkleuren, het is als een kadootje om te wandelen in een tapijt van geel-oranje-rood; het is verkwikkend, het doet je de hele dag en in de nacht nog goed.

In de woorden van de psalmist is het:
De hemel verhaalt van Gods majesteit
het uitspansel roemt het werk van zijn handen
de dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het aan de volgende nacht.

Het blijkt een kwestie van zomaar rondkijken, ervaren, waarnemen. Je hoeft er niet bij na te denken of er over te oordelen. Alleen maar het zomaar ontvangen, te leven, te ademen, te zijn: het is Al omvattend, het gebeurt zomaar aan jou:

Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord,
het is als een spraak zonder klank
over heel de aarde gaat haar stem,
tot aan het eind van de wereld haar taal.

Dan komt de psalmist met een prachtig beeld: Hij vergelijkt God met een jongeling die zijn tent opslaat onder de zon, de liefde heeft leren kennen en alles staat in een gloed van licht:

Daar heeft hij een tent opgeslagen voor de zon
een jonge bruidegom die zijn bruidsbed verlaat,
een held die vrolijk voortrent op zijn weg
aan het einde van de hemel komt hij op
aan het andere einde voltooit hij zijn loop
niets blijft voor zijn lichtgloed verborgen.

Na zijn vertrouwen getsteld te hebben in de wereld om hem heen, die vol liefde en schoonheid kan zijn, richt de psalmist zijn blik naar binnen, naar jouw binnenkant. Ook daar blijkt God zijn geschenken achter gelaten te hebben: levenskracht voor de mens. Wijsheid voor de eenvoudigen. Vreugde voor het hart. Verheldering voor de ogen.

Er is een mogelijkheid in je om stand te houden, arrogantie en hoogmoed verdwijnen en in je borrelt een weet hebben wat rechtvaardig en waarachtig is. Zo kom je bij de schatkamer van je hart en wat je daar vindt, dat zijn echte schatten en het leven daar smaakt zoet. De psalmist besluit met:

Ze zijn begeerlijker dan goud
dan fijn goud in overvloed
en zoeter dan honing
dan honing vers uit de raat.
Laten de woorden van mijn mond je behagen
de overpeinzingen van mijn hart je bekoren.

De vertaling is die, uit de nieuwste bijbelvertaling. Er volgde ook nog een zegenwens, maar die komt een andere keer. De bieb gaat dicht, internet wordt zo afgesloten, dus ik sluit. Amen. (Ahum).