Ik was van plan om naar de carnavalsoptocht te gaan en het weer was stralend zonnig, perfecte omstandigheden. Maar mijn stemming was naar binnen gekeerd, dus ik genoot maar van alle kleurige primula's in mijn bloempotten en de paarse krokussen die daarlangs groeien. Ook de roze ribes is al uit aan het botten en enige gele bolletjes van de Kerria Japonica: het is veel te vroeg voorjaar.
Een mereltjesstel hipte door de tuin, op zoek naar een nestelplekje wellicht. Misschien degenen die vorig jaar een nestje hadden vlak boven mijn leesstoel, maar daar is het nu te kaal wegens de winterschilder die alle klimop bij het raam heeft weggesnoeid. Hopelijk zijn ze kieskeurig, die merels: Ze mogen nu nog niet gaan nestelen en eitjes leggen, want dan zijn er zo meteen niet genoeg insecten en wormen voor hun jonkies.
En zo luistert het maar nauw: het bouwen van een nestje: in menselijke termen, het zoeken en vinden van een thuis. Bij een ander. Of bij jezelf. Ik besloot me maar te buigen over psalm 55. Wat is er toch ook veel leed en treurnis in de psalmen. Vaak is de psalmist het spoor bijster en teleurgesteld in anderen. Nu zegt hij bijvoorbeeld: 'Ze storten onheil over mij uit, ze bestoken mij met hun woede'. Hoe je het er koud van kunt krijgen:
Mijn hart krimpt in mijn binnenste,
doodsangst heeft mij bevangen,
vrees en beven grijpen mij aan
Ik huiver over heel mijn lichaam.
Maar meteen daarop slaat hij aan het dromen, hij zou een vogel willen zijn en weg kunnen vliegen, de vrijheid tegemoet:
Had ik maar vleugels als een duif
ik zou opvliegen en neerstrijken,
ver, ver weg zou ik vluchten,
overnachten in de woestijn,
haastig beschutting zoeken
tegen de vlagen van de stormwind.
Het zoeken naar een thuis, een nest: ver weg van anderen. Is dat wellicht ook het beste? Anderen kunnen je altijd teleurstellen, en op jezelf kun je wellicht wel altijd bouwen. In ieder geval is een vergaande modus tot controle mogelijk. Maar de psalmist heeft nog een heel andere ervaring in petto: het vinden van een hartsvriend, waar jij en ik kunnen genieten van het samen zijn. En dat is als een feest. In moderne woorden: daarin overstijg je jezelf en je eigen last en ongemak:
Maar jij die dacht en deed als ik,
mijn hartsvriend, mijn vertrouwde!
Wat genoten wij als wij samen waren
in het feestgedrang van Gods huis.
Kijk, dat is ook een soort van carnaval, maar eentje die niet ontstaat door dingen van buiten, een optocht van praalwagens, slingers en confetti. Maar eentje die gebeurt en opborrelt van binnen. Zo bouw je een nest, vind je een thuis bij elkaar met takjes van vertrouwen. Wat is het toch bijzonder, dat die psalmist deze ervaring aanreikt uit verre tijden. Dat je over de eeuwen heen elkaar kunt aanspreken met dat speciale woord: hartsvriend.