donderdag 5 januari 2017

Elkaars getuigen

En zo zijn we alweer vijf dagen in het nieuwe jaar... Ik heb voor deze week nog vrij genomen, maar ik kom in een Wijkcentrum terug, waar men al heeft opgeruimd, als ware het dat ik al verdwenen ben. Geloof ik. Ik had er een boekenkast ingericht, die ik op peil hield door bij nieuw gekregen boeken, oude die er al lang stonden, weer naar een boekenboom bij mij in de buurt te brengen. Ik was best trots op de kwaliteit van de volle kast.

Natuurlijk moest ik die steeds weer verdedigen tegenover de twee vrijwilligers T. en J, die nooit een boek lezen en en die het allemaal maar onzin en rotzooi vonden. Ze schijnen tijdens mijn afwezigheid flink huisgehouden te hebben. Het was ook zo: de prognose was dat ik er in 2017 niet meer zou komen. Zoals elk menselijk leven komt en gaat... en als je gaat dan gaat de rest gewoon door. Hetgeen de bedoeling is.

En zo ging Moeder.  En iedereen en alles herneemt weer de eigen gang, want het-leven-gaat-door. Moeder had op de familie-Facebookpagina al twee foto's geplaatst van haar uitzicht op een boom, vlak bij haar raam. Op de ene foto is het herfst, met felgele blaadjes aan de dunne takjes, op de andere is de boom kaal. Ze schreef er iets bij van: 'In de lente zal deze weer vol bloesem staan. Zo is het leven.' Ze wist natuurlijk dat de kans het allergrootste was, dat ze dat zelf niet meer zou zien.

Zo zijn en blijven mensen elkaars getuigen: de een kijkt voor de ander, de een leeft door, al is de ander gegaan, de een draagt de herinnering en het leven wat daarin vervat is verder, soms zelfs, terwijl die andere op eigen wijze ook voortleeft.

Doe mij maar even niks, nu. 'Laat alle klokken stilstaan'. Dat is een dichtregel van W.H .Auden, bij de dood van zijn vriend. Funeral Blues heet het gedicht. Doe mij maar even niks? Is dat wat ik werkelijk wil? Gisterenavond viel ik helemaal door de normale tijdzones heen, toen ik las in een oud dagboekschriftje van mijn moeder, aan mij.  Ik was acht en een halve maand, toen mijn opa (haar vader) stierf in IndonesiĆ«, terwijl zij in Utrecht woonde. Ik was net van haar borst af.  'Een afscheid', schrijft ze daarover met blauwe vulpen.

Dan richt ze zich naar mij, voor de tijd wanneer ze zelf gestorven is. 'Weet dan, dat ik nu ervaar dat ik zeker weet dat ik en papa dan bij je zijn', schrijft ze. 'Al zijn we niet meer met ons lichaam aanwezig, we zijn er wel en blijven voor je zorgen.' Ik stel me voor dat ik daar destijds dus gewoon naast lag als baby'tje. Dat ze zicht op mij had met mijn kleine armpjes en beentjes, nog niet kunnende lopen... En dat alvast schreef. Voor nu?...