Poeh! Het valt soms niet mee. Dit is mijn laatste week in mijn Wijkcentrum en volgende week heb ik geen idee wat ik dan doe. L. die het 'satellietbeheer' moet gaan opzetten heeft het hart op de juiste plaats. Precies in de afgelopen weken, komen er nieuwe vragen van maatschappelijke organisaties of en hoe er ruimte voor hen is in dit Wijkcentrum.
Ja, dat zou er zeker kunnen zijn: samen fantaseren we, dat een van de ruimtes zou kunnen worden omgebouwd tot een soort van woonkeuken: je kunt er koken en een stamtafel inrichten. Staat dit nu haaks op haar opdracht? Gewoon alleen maar letten op het gebouwenbeheer, alles aan de bestaande vrijwilligers gaan overlaten en daarmee weten dat die andere groepen niet makkelijk zich thuis zullen gaan voelen?
Mag je aan opbouw doen, of is het een verkapte afbouw? L. is healer, daarmee definieert ze haar werkelijke identiteit. Ze wil uit het hart leven, ze gelooft in mogelijkheden en ze herkent datzelfde in mij. We worden beide zó moe van al die negatieve energie om ons heen, het wantrouwen, het cynisme: Een leidinggevende die even langs komt en gewoon maar zegt: die twee daar (dat zijn de dames T. en J., die twee dominanten, maar wel met een heel groot hart, zo noem ik ze), 'die twee daar', die moeten gewoon leren te dimmen en anders gaat dit hier zo meteen gewoon dicht.
Ik heb niet veel meer te doen of te zeggen. Kan alleen in deze laatste week nog zoveel mogelijk positieve input erin geven. Ik krijg een beetje haast, terwijl groei natuurlijk eigenlijk juist heel langzaam gaat...
Terug maar naar de wereld van Poeh, Pooh, Winnie de Pooh. Je doet je ding, je loopt in het bos, je ontmoet daar Knorretje en Eyeore, je kijkt naar honing in de potjes, je gaat bij elkaar op bezoek. Dat leven in het bos gaat door, ook als jezelf bent vertrokken. En als het hol van Pooh instort dan vindt hij vanzelf wel weer ergens anders onderdak.