zaterdag 1 april 2017

Rommelkontje

Maart-roert-zijn-staart en april-doet-wat-ie-wil, enzo. Gisteren lag ik nog in mijn nakie in de windstille hoek van mijn tuin te zonnen, vandaag heb ik weer mijn winterjas aan. Ik moest toch weer naar de stad. Want het is vreselijk met me gesteld. Donderdagavond genoot ik van het zwoele weer, met mijn handen op de rug, flanerend, en toen dacht ik ineens: Help, dit klopt niet ik had iets in de handen moeten houden.

Ik had net een broodje met bakkeljauw en een blikje cola op onder een plantenbak bij plein 1944, een jongen en een meisje zongen en speelden gitaar. Fijn, avond in mijn stad... maar zou ik het daar dan achter hebben gelaten? Ik doel op het boek van Benjamin Moser, de biografie over Clarice Lispector, die ik vroeg in de middag gekocht had  en bij een Waalstrandje was gaan lezen, met in hetzelfde tasje het Boekenweekgeschenk om zondags mee te kunnen reizen.

Nee, daar lag het niet... en de toko van het broodje was al dicht. Ik dacht echt dat het tasje dan daar was, ik had tenslotte beide handen nodig gehad voor het eten en het drinken. Ik dus vandaag terug, want morgen is het vrij-reizendag. Nee, niet gevonden bij de toko, en ook niet bij de friettent waar ik eerst een broodje lamsshoarma had willen eten, maar die was uitverkocht,  en ook niet bij de boekhandel zelf, waar ik vroeg in de avond weer even binnen was gelopen.

Ik kocht nu maar een ander boek, om morgen te kunnen reizen, een plaatjesboek De Onschuld van voorwerpen van Orhan Pamuk. Zijn wijze van ervaren herken ik zeer. Lange wandelingen maken door de stad, die je terugbrengen, zoals de kruimels brood bij Klein Duimpje, in oude ervaringen, spullen die nieuwe herinneringen bij je wakker maken. Ik heb dat zeer ervaren bij het opruimen van het ouderlijk huis. De spullen in mijn huis, nu, heel anders gerangschikt, openen vanzelf sensaties uit mijn vroegste kindertijd en alles wat daarna kwam: het spoor terug.

Maar goed, ik ben een 'rommelkontje', dat woord viel binnen, een koosnaampje, waarvan ik nu niet meer weet of ik dat zelf bezigde richting oppaskind E. of haar moeder. E. blijkt nu dan Ahd te hebben, en ik...? Ik ben ook 'zo' , door dat ongeluk van vroeger, de 'hersenkneuzing'. De buurman vanochtend wees me er ook op. Hij had een nieuwe schutting geplaatst en ik had het niet eens gemerkt. Hij ziet tuingereedschap slingeren en dat ik het tuimelraam niet dicht doe, terwijl er onweer voorspeld is... 'Jij lijkt dan nonchalant, maar je bent het niet', zei hij.

Ik vond het wel een goede waarneming. Die ik ook weer moet gaan inzetten in het gesprek met de werkgever. Die wil een  'vaststellingsovereenkomst'. Dat ik uit dienst ga en dan krijg ik geld mee. Ik heb 'ja' gezegd, maar nog niks ondertekend. Buurman raadde me aan een advocaat in de hand te nemen die over arbeidsrecht gaat, hij kende een heel goede. Want tenslotte ben ik zieker geworden door de werkgever. 'Zij willen van je af, nou dat moeten ze maar betalen, na 28 dienstjaren'.

Ja, misschien is dit verstandig. Maar het zit zo absoluut niet in mij, om dit zo aan te pakken! Toen de baas suggereerde dat ik nu maar mijn vakantiedagen moest gaan opnemen, tot de overeenkomst rond was, riep ik wel vanuit mijn hart:  Dat kan niet! Ik ben nu ontzettend moe. Oke, dan nog niet, voor de komende week, zei hij. En voegde eraan toe dat hij zag dat ik moe was. Om me vervolgens, tot slot wel weer sterkte te wensen...

Ik ben een rommelkontje. Ik voel de vrijheid lokken:  dat ik verder ongegeneerd een rommelkontje kan zijn en niet meer hoef te denken dat ik me minimaal vier uur per dag moet kunnen blootstellen aan kunstlicht. Ik had in het begin van dit jaar al een nieuwe tent gekocht. Ik stel me voor, daar in het duister met alleen wat kaarsjes aan, veel in te gaan rommelen.