zondag 13 januari 2019

Stationnetje Mook-Molenhoek

O, o, ik wil het niet weten, maar word weer eens op de feiten gedrukt: hoe snel de tijd gaat. In mijn beleving is het een nieuw stationnetje: Mook-Molenhoek en het enige wat daarover regelmatig  rondzong in mijn brein is het plan om van daaruit eens te gaan wandelen, omdat je er meteen midden in de natuur bent. Maar het kwam er nooit van.

Tot vandaag, omdat de wandelclub er startte. Wat een kick geeft het om er met wind en regen en mist te wandelen, op en neer, met hoogteverschillen, langs hoge dennen, donkere hei en groene brem die erboven uitsteekt, enkele Schotse hooglanders. Vooral dat gevoel: in mijn eentje had ik dit nooit gedaan, zondagochtend opstaan en dat slechte weer trotseren, door er juist wél te gaan wandelen. Wat geeft dat veel energie; je een soort hobbit voelen, sjokkend in de modder, je klein en toch geborgen voelen in dat landschap vol hobbels.

Ik dacht dat ik de natuurlijke omgeving rondom mijn stad best wel kende, maar hier was ik nog nooit geweest. We kwamen bij een punt uit boven de Mookerheide en daar was ik wel eerder geweest vanaf de andere kant. Bij mooi weer heb je er een prachtig uitzicht op de Maas in de verte en de kerktorens van Cuijk. Nu was er geen uitzicht en toch was het er ook prachtig: met al die flarden mist, die winterkleuren, allerlei schakeringen in het donkere palet...

Onderwijl denk ik: dit zou ik dus missen:de seizoenen, die natuur die zo uitgesproken anders is in elk seizoen door de verschillende lichtsterkte, laag licht dat over het land strijkt is zo heel anders dan hoogzomer. Geen zon, alles grijs en nat en stil, terwijl af en toe het weinige blad wat nog aan de takken hangt door de wind heftig trilt, die rode bessen die oplichten...het is zo mooi... Er stroomt weliswaar geen druppel Nederlands bloed in mijn aderen, maar mijn lichaam heeft zich wel altijd gevoed met alle elementen van het Noorden...

En hier had ik dus nog nooit gewandeld. Het stationnetje blijkt al in 2009 te zijn geopend. Ik heb er bijna tien jaar over gedaan, om er te komen. En dan ook nog eens niet door eigen toedoen, maar omdat een groep mij er naar bracht... Als ik me nu voorneem, om er vaker te komen, dan mag het niet zo zijn, dat het zó weer tien jaar verder is en ik de wandeling wellicht lichamelijk helemaal niet meer kan maken. Ik ben op een leeftijd gekomen, dat je niet meer kunt morsen met de tijd.