Toevallig las ik gisteren, toen er op de hele wereld demonstraties en stakingen waren voor het klimaat het boek Ons huis staat in brand, geschreven door Malena Ernman, zelf een wereldberoemde operazangeres over ‘haar gezin en de toekomst van onze planeet’ is de ondertiteling van het boek. Zij is dus de moeder van Greta Thunberg, die op haar 15e voor het Zweedse parlementsgebouw is gaan zitten in plaats van naar school te gaan. Door Greta begint er nu een wereldwijd bewustzijn te ontstaan, dat wij nú moeten handelen, om de planeet te behouden. Wij doen over het klimaat alsof we nog tijd hebben, maar dat is niet zo: er moet nú iets gebeuren, radicaal, anders is over tien jaar al, ons huis, dat de aarde is, op en afgebrand.
Het boek vertelt in 107 scènes de opmaat naar het moment waar vandaan Greta Thunberg op het wereldtoneel verschenen is in augustus 2018. Het vertelt eerst over een gezin in crisis en gaat langzaam over in het bewustzijn van de klimaatcrisis door Greta, die ook het gezin tot wanhoop brengt door niet meer te kunnen en willen eten, ze heeft anorexia nervosa. Alles hangt met alles samen: de instrumentele manier hoe officiële instanties omgaan met het gezin, zegt iets over de wijze van wereldwijde omgang met elkaar, zoals er nu ook door tegenstanders de poging wordt ondernomen om de stem van Greta Thurnberg tot zwijgen te brengen door te zeggen dat zij het instrument is geworden van ‘de klimaatdrammers’, De genezing van Greta ontstaat doordat zij haar echte plek in de wereld vindt.
Al zouden wij individueel besluiten om niet meer vliegen, geen vlees meer eten, alles vol zonnepanelen en windmolens te zetten, enzovoort, dit alles zal niét helpen. Alles is afhankelijk van een paar honderd bedrijven: we moeten onze leefstijl, en 'ons 'dat zijn wij in het rijke westen, geheel omgooien en out of the box denken. Cijfertjes uit scène 28 blijven bij mij hangen: ėén keer een vliegretour van Stockholm naar Tokio is 5,14 ton CO2 per persoon, terwijl de gemiddelde uitstoot van een burger in India 1,7 ton per jaar is.
In India besteedde ik elke dag tijd aan het, in feite vergaren van voedsel. Tenminste dat wat ik graag wilde nuttigen: een koud bekertje met yoghurt, dat ik ook meteen moest gebruiken, want ik had geen koelkast bij de hand. Er waren drie hele kleine ‘supermarktjes’ die hier niet meer zouden zijn dan aftandse, rommelige donkere buurtwinkeltjes. Mahabalipuram is in feite een aardig belangrijke toeristische trekpleister, dus kun je nagaan hoe het verder in kleine stadjes en op het platteland is.
De winkel waarin ik begon te kijken, was van de baas van Wiki in de foodcourt waar ik elke dag at. Die haalde de yoghurt elke dag uit Chennai tegelijkertijd met grote ijsblokken voor op de markt, om de vis tot vroeg in de middag te kunnen koelen. Maar soms was de yoghurt al op in Chennai en dan ging ik dus ergens anders kijken. Wiki zelf, de kok, deed elke ochtend boodschappen op de markt. Ook hoorde het bij zijn taak om een grote ton met water op de scooter bij de supermarkt te halen en vieze grote kookpannen daar te brengen, die daar gereinigd werden. Ook was er vaak geen lassi in de foodcourt omdat die dan dus ook niet uit Chennai was geleverd.
Sindsdien loop ik alleen al rondom mijn huis nog steeds in verbazing: drie grote supermarkten in de buurt waar werkelijk ALLES verkrijgbaar is. Al dat eten dat we verstouwen en die drank, hoeveel vrachtauto’s moeten daarvoor rijden en vliegtuigen wereldwijd goederen leveren! Ik heb heel lang om zes uur ‘s ochtends drie keer in de week vleeswaren gesneden bij de vergrote versie van Appie, de Miro geheten. Elke ochtend stond de straat waardoor ik fietste, naar de poort van het personeel en de levering van goederen, vol ronkende vrachtauto’s...
Een heel andere werkelijkheid voor de ‘ik’ in India dan voor de ‘ik’ in het rijke Westen.... en voor mij was een bekertje yoghurt betaalbaar, voor de meeste inwoners van Mahabalipuram dus niet.... Toch is het soort van leven in India dus nodig om ons huis, de planeet, te redden.