Zo. Ik heb weer een hele rolkoffer vol gepakt. Met ongegeneerd veel boeken, want ik hoef nu niet op gewicht te letten en gekke dingen als een halve fles tomatenketchup en toch maar mijn klamboe mee. Ik ga net over de grens, naar Kranenburg en ik beschouw het als een retraite van 10 dagen, waar ik tussendoor alleen maar in de speeltuin hoef te verschijnen. Vanuit daar is het even ver als vanaf mijn huis.
De plek heeft meerdere attracties, waarop ik mij weer verheug:
* De moestuin. Ik ben geen type om er zelf een te onderhouden, maar hier kan ik de moestuinervaring ultiem meemaken: ’s ochtends vroeg al kijken naar de dauwdruppels op de gewassen, gedurende de dag zien hoe sommige bloemen zich richten naar de zon, de kleuren die steeds veranderen, naar gelang het weer. En je maakt minieme groei mee, op één dag is er verandering.
* De poezen, Joep en Sam: lekker weer hardop met ze praten en ze knuffelen. Ze zijn zó op mensen gericht, je kunt een pootje zomaar achter een oor duwen, de ene is wat brutaler, de andere wat schuchterder, maar het is grappig hoe de ene zich ook schikt naar de andere. Soms zit de afwachtende juist op schoot en de andere op de bank bij mijn hoofd, er boven. Ik bleek allergisch voor poezen en kon ze zelf dus niet meer hebben als huisgenootje en ik mis dat weleens. Daar is de ruimte groot en de poezen zijn veel buiten en dan gaat het goed. Een traktatie dus, om mee te maken.
*Het weidse uitzicht op weilanden, koeien, schapen, kippen, de stuwwal in de verte en ’s nacht een heldere sterrenhemel. En ik kan een houtkachel aanmaken, ik geniet van het vlammenspel in het hout en de intens soort van warmte. En er is het ‘buitenlandgevoel’: het is er meteen zo anders, ook op de fiets naar Frasselt, Kleve, het Reichswald in... Kortom: weg uit mijn stadse stulpje in de nieuwbouwwijk, op naar de boerderij!