Ik heb Krabbé zoekt Frida Kahlo gezien, die precies startte op NPO toen ik op vakantie ging. Het voordeel is nu dat ik binnen enkele dagen de hele serie kon bekijken. Jeroen Krabbé was op het einde bijna in tranen. Hij had iemand ontmoet die haar ziel schilderde. Tijdens haar leven probeerden anderen haar in te delen bij het surrealisme, maar ze zei altijd: dat klopt niet, ik schilder wat er echt is gebeurd, alles is reeël. Bij Frida is er ook een contrast tussen binnen en buiten. Ze kleedde zich kleurig, stralend, feestelijk, terwijl haar binnenwereld vol pijn, verdriet, strijd is. Je zou kunnen zeggen dat dit in deze tijd goed herkenbaar is. Mensen laten op sociale media alleen maar topmomenten zien. Of ze beamen en bevestigen zichzelf via vlogs of blogs, waar men over het dagelijks leven rapporteert. Maar natuurlijk is dat toch iets anders dan het échte leven. Want zij maken zelf een selectie van wat ze tonen en niemand kan je aanspreken, de kijker of lezer blijft een toeschouwer.
Frida Kahlo is dé bekendste kunstenaar uit Mexico. Hoe Mexicaans ze is werd mij inzichtelijk door het boek van Octavio Paz; Het Labyrint der Eenzaamheid (1950), waar hij in acht essays de Mexicaanse ziel tracht te doorgronden. In ‘De pachuco en andere uitersten’ vertelt hij over de subcultuur waar mannen zich flamboyant kleden. Het schuurt tegen de westerse zakenpakken aan, maar er is overdrijving en zelfs iets clownesk. De kleding is ook een welbewust gekozen masker en zegt:’kijk mij nou, maar kijk ook door mij heen.’ Want in mijn ziel ben ik ook altijd bezig met de dood, met chaos en strijd. Ook maatschappelijk staan de mannen die zich zo kleedden vaak onder aan de sociale ladder. Er is verlangen om het leven te vieren. Mexicanen doen dat op grote schaal en uitbundig, zoals ook op De Dag van de Doden. Het is alsof ze zich gezamenlijk in een roes willen brengen, zegt Paz hierover, omdat een ieder voelt, dat deze in het dagelijks leven loopt in ‘Het Labyrint van Eenzaamheid’ zoals de titel van het boek is. De sfeer van Kahlo is dichtbij.
Ook dit schilderij begreep ik beter door de observaties van Octavio Paz. Het laat de zelfmoord zien van Dorothy Hale. Vlak tevoren hield zij een feest en kleedde zich in een japon die zij speciaal hiervoor liet maken. Toen de gasten weg waren, sprong zij naar beneden. Frida kreeg de opdracht om een portret van haar te maken, als troost voor haar moeder en kwam met dit. In de Mexicaanse ziel is er geen groot onderscheid tussen leven en dood. Feestvierend is er ook de behoefte om totaal in elkaar op te gaan, dus te verdwijnen. Men zoekt naar communio, wat bij de katholieken de ‘communie’ is, waar er ook een gedaanteverandering is van brood en wijn, naar vlees en bloed. Dit paste dus wel bij de Mexicanen, toen de Spanjaarden hen, met kerk en al, kolonialiseerden. Want in hun eigen pre-columbiaanse tradities, en die van de Azteken en de Indianen, was het offer (Jezus offert immers zichzelf) om nieuw leven te geven ook al bekend.
Frida Kahlo schildert dus niet de zelfmoord, maar het je bewust laten vallen, ten einde heelhuids en ongeschonden over te gaan in een andersoortig leven. De val zelf, omhult met wolken die ook lijken op engelen of etherische wezens, vangen haar ook op en brengen haar naar een andere dimensie. Het zijn dezelfde gelaagde dimensies die in al het werk van Kahlo aanwezig is. Elk schilderij is, net als haar kleding, tegelijk ook een masker waar je doorheen moet gaan kijken, om te arriveren bij universele pijn; dat wat in andere kringen ‘het menselijke tekort’ wordt genoemd. De moeder van Dorothy Hale heeft dit schilderij overigens nooit gezien.
De pachuco was vaak ook muzikant. Hier is een stadion vol mensen die meedeinen op vrolijke klanken op een lied dat ‘pachuco’ heet. Wat zie je? Het doet mij ook wel denken aan dat stadion vol, die de uitvaart van André Hazes vierde. Misschien komen zijn levensliederen, die heel Nederland ondertussen kan meezingen, wel dicht bij dit Mexicaanse levensgevoel.