Het stripverhaal voor mijn raam. Wakker worden, mooie dageraad, denken: ik stap straks op de fiets, naar de dierentuin! En dan wordt het bewolkt, de zon verdwijnt, het gaat regenen. Nee, dat ga ik niet doen, op de fiets in de regen… En dan verdwijnt ook dat en verschijnen er flarden met blauwe lucht. En dan weer zwaarbewolkt en dan weer zon; de vogels die door de bomen vliegen trekken zich er niks van aan. Maar ik ben een schijtluis en heb geen zin om nat te worden.
Ondertussen is dit weekend in New York de eerste sneeuw van het jaar gevallen, op de eerste meteorologische winterdag en de kortste dag van het jaar: 21 December. Het is alsof ik het zelf heb meegemaakt.
Mijn favoriete wandelaar liep zwijgend rond, precies het soort wandeling die ik zelf had kunnen maken. Beginnend in Central Park en dan via Radio City naar Rockefeller Center over de 6th Avenue en dan terug naar het park over 5th Avenue. Tevoren had hij een ander filmpje geüpload. Dat hij net in Central Park was gearriveerd, na een uur in de metro vanuit Queens, het was nog geen 9.00 in de ochtend, dat de sneeuw al aan het smelten was, dat hij die nacht van opwinding maar twee uur had geslapen. Ik herken zijn verrukt zijn en het was exact zoals ik zelf in November hier mijn huisje uit haastte om zoveel mogelijk sneeuw te kunnen zien.
Mijmerend, naar buiten kijkend, naar de weerswisselingen, kreeg ik plotseling een gedachte. Het christendom draait om twee voorwerpen: de voederbak en het kruis. Die markeren het hele verhaal. Het kruis is gaan overheersen. Hoe anders was het geweest, als het de kribbe, die voederbak was geweest. Zoals in dat lied: Away in a Manger. Helemaal veraf, achteraf in de marge van de drukke samenleving is er iemand geboren, die een nieuwe koning zou worden, van een andersoortig koninkrijk, dan de wereld kent. In een voederbak voor dieren.
Uit een vrouw, die gewoon heeft moeten baren, zonder medische voorzieningen om haar heen. Er waren dieren, een os en een ezel, ze waren aanvankelijk alleen, zij en haar man en toen kwamen er een paar herders. Hij groeit op in de luwte, de zoon van een ambachtsman, een timmerman. Hij ging rondtrekken en vond zijn eerste vrienden, mensen van het water; vissers. Hun leven viel op door de eenvoud, het vertellen over liefde en geen onderscheid maken tussen mensen, niet oordelen en dat was helend, genezend. Punt. Was dit maar het verhaal geworden van het christendom, stond die voederbak maar centraal en die sterke vrouw in het begin; zijn oorsprong.
Maar zo is het niet gegaan. De perversiteit van de mannelijke macht heeft gewonnen. Kerst is uiteindelijk in de Kerk een minder belangrijk feest, want Pasen zou triomfantelijk gaan overheersen. De man die aan het kruis is gespijkerd en is verrezen en alleen de man kan dit wonder opnieuw verrichten: de transformatie van brood en wijn in het lichaam en bloed en opstaan uit de dood.
O,o,o…Maar die andere zijde van het verhaal, die geboorte in een stal, in de natuur, met heldere sterren , waar er eentje extra fonkelde, die blíj́ft.
Ik volg de weerswisselingen voor mijn raam en luister naar dit lied. Deze sfeer,de gevoeligheid voor het geheim van leven, bij de geboorte van elk kind; het zou de voedingsbodem kunnen zijn van elke religie, maar in het bijzonder van het christendom.