Tot mijn verbazing komt bovenstaande plek tevoorschijn in een artikel over The Freakiest Places in Town, in de New York Times. Andere foto’s zijn louche nachtclubs, een politieagent in een zeventiger jaren foto, die vastgeplakt lijkt aan een muur met graffiti in de metro, gek verklede mensen met dierenoortjes, geschminkte gezichten en glitterpakken. Wat doet deze plek daartussen? Ik was er ook: in Flushing Meadows Coronapark in Queens, ooit aangelegd om een wereldtentoonstelling te herbergen. Ik vond het wel een sympathieke plek: dat men erop is gekomen om oude dieren van speeltoestellen als het ware een fijn bejaardentehuis te geven.
Ze hebben uitzicht op de grote stalen wereldglobe, die toen in het centrum van de landenpaviljoens stond, op die wereldtentoonstelling. Een staaltje (no pun intended) indertijd van technische vernuft: nog nooit vertoond, zo’n gigantische object van buigzaam staal, geschonken dus door Amerika om te pronken met de eigen kennis. Nu staat het wat verloren, in een niet werkende droge blauwe fonteinbak. Het hele park is wat verloren, met heel tamme eekhoorns, misschien wel omdat er zo weinig mensen zijn, ze hoeven zich nooit bedreigd te voelen.
Misschien is het ook wél een gekke plek: de moeite die genomen is om die oude speeltoesteldieren daarnaartoe te verplaatsen, met het nadrukkelijk verzoek om niet op ze te gaan zitten of ermee te gaan spelen: ze zijn immers met pensioen. Wat doen ze daar? Waarom niet geplaatst midden in het centrum van Manhattan ofzo, bijvoorbeeld in Central Park? Nu verblijven ze in een park dat nu iets megalomaans heeft, omdat het leeg is, er geen wereldpaviljoenen meer zijn en die dieren de hele tijd een uitzicht hebben op een wereld waar zij geen toegang meer tot hebben.
Misschien sla ik aan op dit bericht, omdat het op de een andere wijze, ook aanvoelt als waar ik zelf ben: het door en door bekende uitzicht vanuit mijn raam in mijn stadshuis, maar met het besef dat ik véél liever in het bos ben. Dat ik hier zo’n beetje moet zijn voor de onzichtbare ogen van anderen. Dat een reis van bos naar stad mij bijna een dagdeel kost, maar dat ik dan aankom, ergens waar het ook helemaal niet anders is, dan waar ik vandaan kom. Thuis? Zoals die gepensioneerde dieren. Er wordt aan hen toegedicht dat ze er fijn aan het relaxen zijn, helemaal gelukkig. Aan mij moet nu het verhaal gaan hangen, dat het hier is, waar ik woon. ( Wat, tegelijkertijd ook zo ís) En ik weet niet eens zeker óf iemand staat te wachten op dat verhaal, óf er wel ogen op mij gericht zijn. Dat is eigenlijk, inderdaad, best Freaky: Raar.