Gisteren bracht ik de middag door in ‘de eeuwige jachtvelden’ op de Hoge Veluwe. Er is daar een weg met veel water waar je langs kan lopen, en opnieuw kom ik dan niet verder door van de ene zompige graspol naar de andere te springen. Ik probeer het wel, maar zie dan mijn beperking; met mijn slechte fijne coƶrdinatie moet ik mijn geluk niet te veel tarten.
Het is zo mooi, het wijdse en de details, in mijn eigen schaduw zie ik de dierbaren die er niet meer zijn. Broer en Vader, wiens verjaardag het was.
Ik zie de onrust van het leven om mij heen, dat beweegt en kroelt en vanuit die ene tere stengel geworteld is. Bovengronds elk alleen, uniek en op zichzelf staand, ondergronds is alles met elkaar verbonden.
De ruimte van de lucht is van iedereen en uiteindelijk is daar een verdwijnpunt, waar we als stof in oplossen.