Liggend vanaf mijn bed had ik exact hetzelfde uitzicht: je ziet het kronkelige gietijzerenwerk van het hekje voor het raam en daarachter, in de diepte, het leven op de straat. Al mijmerend aldaar kwam ik op de gedachte, dat dit de funktie van religie is: die geeft als het ware een doorzichtig, sierlijk hek dat je vast kan pakken en doordat je daarop focust ontwaar je iets van de werkelijkheid waarnaar ze verwijst: Bewegend leven, ongrijpbaar, juist niet te pakken, een wereld waar je naar toe kunt gaan en die gelukkig maakt, zoals wanneer ik op ging staan en de straten van Parijs ging bewandelen.
Nu staat er vanochtend in de Verdieping van Trouw, een interview met de filosoof Daniel Dennett (1942). Die trekt uit hetzelfde schilderij precies de omgekeerde conclusie: 'Religie ontneemt zicht op de echte wereld', staat er als vetgedrukte kop. Hij vind de titel van het schilderij bedriegelijk, want wat je vooral ziet is datgene wat het uitzicht flink belemmerd op de werkelijkheid: dat ijzeren hekwerk van het balcon. Zoals dit hekwerk het uitzicht vanaf Chailbots appartement ontneemt en een obstakel vormt, zo zou religie ons ook het échte zicht op de werkelijkheid ontnemen.
Interessant, toch. Dat is dit interview met Dennet ook. Want hij cirkelt rondom ervaringen van dankbaarheid en goedheid en troost, maar weigert om dat met het woord 'God' of religie te verbinden. Tegelijk is hij soms ook bang. Dat hij ongelijk heeft en hij te zelfverzekerd is over zijn eigen gelijk: dat religie definitief terrein verliest. Terwijl er juist steeds meer gezegd wordt, dat religie bezig is met een inhaalslag. De laatste regels van het interview zijn: 'Zijn ogen schieten vuur. Gewoon. Niet. Waar.'
Ik zou zeggen: de kernactiviteit om 'de werkelijkheid' om je heen en in je tot je door te laten dringen is luisteren en ontvankelijk zijn. Als Gustave Cailbotte zijn schilderij: Uitzicht vanaf een balkon noemt, dan is dat geen bedriegelijke titel, maar dan heeft dat een reden. Dát is wat hij zag. Echt waar.