zondag 1 januari 2012

Altijd weer nieuw

Soms zou ik wel een engel willen zijn. Dan vloog ik gisterenavond tijdens het uitbundige vuurwerk, zo de kleuren en de fonkelingen in. Dan maakte ik een rondgang door de wereld en zou zorgeloos vliegen van het ene vuurwerkfeest in de andere. Maar wacht eens, dat is wat de tv bij het binnenluiden van het Nieuwe Jaar doet: beelden van over de hele wereld komen naar je toe, de wereld verbindt zich een paar uur per jaar, feest op alle gezichten: het oude jaar is over en voorbij, er gloort een nieuw begin. We zijn daarin allen dezelfden, op ons aardbolletje waar de tijdzone langzaam opschuift en het oude als een grauwsluiertje, eventjes maar, weggetrokken wordt: Gelukkig Nieuwjaar!

Soms zou ik een engel willen zijn om geen moeie voeten te krijgen van het almaar blijven dwalen in een stad. Mijn voeten kennen soms geen rust, ik wordt van het ene naar het andere getrokken. Vooruit maar, ik kocht een kleine houtsnede van Frans Masareel(1889-1972) op de Noordermarkt in Amsterdam. Ik weet niet of het echt is, maar als ik met mijn vingers voel over het papier, voelt het wel ribbelig aan. Het komt uit een klein boekje dat iets heet van 'op weg naar La Lumiere', aldus de verkoper. Dat thema gaf de bonte verzameling houtsneden, zo groot als wanneer ik een rechthoek zou kunnen maken van mijn duim en mijn wijsvinger, een onderlinge betekenis.

Wat ik zag was een mens die worstelde met het licht. Op sommige zat hij in de takken van een boom en ging er een straal van zijn handen naar een ster, op anderen leek zij centrum van een explosie met vuur, maar het lichaam was nog heel. Sommigen op een omgekeerde boot of onderzeeër op zee. Op eentje probeert hij Jezus op het kruis te omarmen, kaarsen branden om hem heen, een ander kijkt er naar. Masareel was geen gelovig mens, maar noemt zichzelf wel algemeen religieus. Al zijn zijn beelden soms dreigend, met strijd en grote gevoelens, in de grond is hij een optimistisch mens, die gelooft in het goede van de mens. Een bezonnen socialistische samenleving, waar zowel gemeenschap als vrijheid voor het individu gewaarborgd zijn, is zijn ideaal, zegt hij in het boek Ik houd van zwart en wit. De basis daarvan zijn gesprekken uit 1968 en is geïllustreerd met heel veel werk van hem.

De houtsnede die ik uiteindelijk koos is eigenlijk uitzonderlijk anders dan de rest van wat ik voorbij zie komen. Het speelt zich onder water af. Twee mensen staan tegenover elkaar. De ene in een ouderwets duikpak met een bol over zijn gezicht voor de zuurstof. De ander staat er gewoon met broek en colbert en strekt zijn hand uit naar de ander. Bubbels zuurstof drijven bij beiden naar boven. Boven de man met het pak is iets wat het midden houdt tussen een spin, of een inktvis, of een kwal of een buitenaards wezen met zes tentakels. Die lijkt weer uit het licht te komen, want er is ook nog een maansikkeltje te zien. Achter de man een grafzerk. Een heel geheimzinnig, dubbelzinnig tafereel: associaties met de christelijke opstanding uit de dood, het vreemde element water, waar de ene wel in kan ademen en de andere niet.Dat het zich afspeelt op de bodem van de zee en niet zoals het meeste werk van Masareel, in de moderne stad, het industriële landschap of in de eenvoudige natuur van bloemen , wat blad en gras en de zon en de maan, vind ik bijzonder.

Als er water voorkomt, dan lijkt het het element van transformatie: op een houtsnede uit 1920 uit het boekje Le soleil, springt er bijvoorbeeld een man van een groot schip vol mensen de zee in, terwijl de zon opkomt. De boot heet 'bonne esperance'. Op een houtsnede uit 1928, de Sirene geheten, verrijst er een naakte vrouw met de handen naar de hemel uit het water bij een schip in de haven.

Mijn kleine houtsnede zegt me iets over een alchemistisch proces dat zich binnen in elk mens, elke dag kan spelen: we maken uit onze eigen donkere, onbestemde materie steeds weer wat anders en nieuws. De keuze is aan ons of dat iets moois of iets doms en lelijks is. Wij maken de wereld: ook op de paar vierkante meters of kilometers waarin ons leven zich afspeelt.

Zoals op mijn, altijd welbewust heel simpel gehouden, kerst en nieuwjaarswens; gewoon een fotokopietje met op elk wel een menselijk spoor, mijn eigen, in de vorm van wat verf en ditmaal een geel draadje: Kom! spin een draad van licht, geef licht een menselijk gezicht.

Soms wil je een engel zijn en soms daal je af tot op de zeebodem... laat het nieuwe jaar maar brengen, wat het brengt.