Als ik de meditatie begeleid, dan kan ik het nooit na laten om een keertje te zeggen: 'Wees je bewust dat je een levend, ademend organisme bent'. Ik weet het niet precies, waarom ik dat zo fijn vind om te zeggen. Dat je een organisme bent: een deel van de natuur, dat je toevallig hersens en gevoelens en gedachten hebt, ze lijken allemaal van een klein belang als je kunt voelen dat je lééft en ademt in dit hier-en-nu...
Ik dacht hieraan omdat ik een interview las in een oude Kunstforum van Januari 2000 met de kunstenaar Marc Quinn met de titel: Klären, was es heisst, ein lebendiges, materielles Wesen zu sein. Quinn gaat daarin tot het gaatje: zijn eigen materie. Hij maakte zijn eigen gezicht uit zijn eigen gestold bloed, dat hij bij zichzelf heeft afgetapt. Om het werk te bewaren moet er een koelinstallatie rondom heen gebouwd worden. Prikkelend: bloed is de levenstroom in je en die materie is kwetsbaar en maakt nu letterlijk zichtbaar.
Een ander werk van hem heet Reincarnatie. Daar prijkt een witte orchidee in een soort van donkerrode vaas die ook van menselijk gestold bloed is gemaakt. Alles gestold in gevroren doorzichtig silicoon en weer in een vitrine met een koelinstallatie daaronder. Ik denk aan een opgebaard, mooi gemaakt lichaam: ook daar krijg je bij dat laatste afscheid eigenlijk een plaatje voorgeschoteld van de materie dat die mens was, zonder welke zij er ook niet meer is... Een raar soort van droevige schoonheid vervat in die eeuwige vergankelijkheid.
Je wilt niet alleen lichaam en materie zijn. Tegelijk is dat wat je het meeste bent. In het Oude Liedboek voor de Kerken, binnenkort wordt die vervangen, met vertaalde liederen uit het Noors en een Vietnamees liedje heeft het net niet gehaald, weet ik uit de eerste hand, maar uit dat Oude Liedboek dus, citeerde Huub Oosterhuis vandaag in Trouw zijn favoriete lied van Heeroma dat Midden in de dood heet:
Midden in de dood,
zijn wij in het leven,
want Eén breekt het brood,
om met ons te leven,
midden in de dood.
Dood is in ons bloed,
dood voor onze ogen,
maar Hij geeft ons moed,
dat wij leven mogen,
met de dood.
Marc Quinn filosofeert in dat interview dat het tegenwoordig wellicht een taak van de kunstenaar is, om mensen bewust te maken van het speciale wat mens-zijn is. De meesten verdoven zich in consumptiedrang naar meer en meer, maar alles is afleiding zo zegt hij. Vroeger was er nog het geloof die je wakker hield. Dus 'levend' in de niet-materiële zin, zou ik zeggen. Dat lied getuigt hiervan, vind ik.
Het geloof, de kerk heeft zo'n rare verhouding met materie en geest, mijmerde ik verder, vanochtend. Omdat ik in dezelfde krant de column las van Ephimenco, die Exorcisme heet. Het lijkt dat Paus Franciscus tijdens de Pinkstermis met brute kracht op het hoofd van een zieke drukt en hij een duivel uitdreef. Ephimenco ziet op de video die online te zien is, ook eventjes de mond van de man in zo'n rare geopende stand: alsof er werkelijk een vetgemeste duivel of demon verdween uit het lichaam.
Maar het Vaticaan haastte zich om te melden, dat het géén duiveluitdrijving betrof. Want ze geloven ergens niet in het lichaam en in de materialiteit die dan ook duivels en demonen in zich kan huizen. Ephemico vindt het wel gerustellend dat deze Paus, naast 'Goedeavond' ook Vade retro satanas zegt. 'Zonder wit geen zwart, zonder kou geen warmte en zonder duivel geen God', zegt hij.
Wat zeggen we eigenlijk, als we bidden: Onze Vader die in de hemel zijt ? Het Leven en de woorden die wij daarover bezigen: het blijft een altijddurend raadsel, een geheim, een spel, maar wel om het tegelijkertijd bloedserieus te nemen, geloof ik.