maandag 27 mei 2013

Waggelen

Vanochtend arriveerde ik een paar minuten te laat bij de meditatie. Dat kwam zo: ik fietste in dat eindelijk zachtere lenteweer, een ochtendzonnetje dat me mild stemde. Er is een stukje door een park met grote hoge bomen, waar je eigenlijk niet mag fietsen. Daar waggelde midden op de weg een armetierig, krakkemikkig, dik uitgezakt wit mopshondje met rare bruinige en zwarte vlekjes.

Bij de obstakels die er voor fietsen zijn ontworpen, zo'n zigzag van ijzer waar je moet afstappen, wist Mops niet wat te doen. Het gevalletje liep stuurloos en botste met zijn ingedrukte mopsneus bijna tegen het ijzer aan. 'Ach, ja, dat valt niet mee zo'n ochtendwandelingetje', zei ik tegen de begeleidende vrouw. 'Nou, het valt nooit  voor hem mee, niet in de ochtend, niet in de middag en niet in de avond, we doen het er maar mee, zolang als het zal duren, hij is al oud, zo oud!'

Bij de lift naar boven verscheen er eerst een jonge vrouw met een kinderwagen. 'Kom maar, kom dan!', riep ze de lift in. Ik keek erin en zag een klein peutermeisje met heldere oogjes rondkijken. Eenzelfde soort waggelpasje als van Mops. Maar deze was er omdat alles nog in den beginne was, en niet naar het einde toe afliep. Het peutertje durfde niet goed de ribbels over van de drempel bij de lift. Voorzichtig, stapje voor stapje, met die dikke mollige beentjes, die peuters zo eigen zijn, kwam ze de lift uit.

Dus belde ik te laat aan. De beide dames waren al in stilte verzonken, bij het kaarslicht. 'Moge de Engel van het verstaan je bij de hand nemen, je als een oogappel bewaren, moge je gezegend zijn met échte ontmoetingen'... zoiets zei ik. Mops en Peuter: twee kleine ontmoetingen waarin ik kan verstaan dat leven ook altijd een beetje waggelen is, zowel aan het begin als aan het einde en ertussendoor daar waggelen we waarschijnlijk ook, maar meer met onze geest, van het ene naar het andere, langs drempels en obstakels van allerlei soort.