Al mot ik krupe, op blote voeten gaan, ik wil nog één keer Sint Steven horen slaan... dat galmde net uit een box, terwijl de Vierdaagse-gangers langslopen, nog tientallen meters van het start-finish terrein af. Daar kwam ik net vandaan en ik zat er prinsheerlijk met cappuccino en een koud drankje boven het vorige week opgebouwde balkon op een strak witte plastic modern vormgegeven bank. Toen ik er neerplofte plensde het water van onder het witte kussen op mijn benen, dat wel, om kwart voor vijf 's ochtends was er nog een hoosbui geweest.
Dat weet ik van Zusje, wier man hoofd van het start-finish terrein is en al vanaf twee uur 's nachts in touw is. Ik zat daar dus als gast, tezamen met nichtje L en mijn neefje (daar heb ik er maar één van) die net binnen waren en die tezamen de Vierdaagse lopen. Met hun bijna identieke zwarte brillen, dezelfde lengte en postuur, denk ik dat velen hen voor een tweeling zullen aanzien. Ze schelen ook maar twee weken van elkaar.
Wat is het toch een feest: Nijmegen deze week! Des Zondags zat ik 's ochtends onder mijn afdak in een stille donkere tuin waar de regen ruiste en door de bladeren ritselde, me te verdiepen in de Koran en in de middag klaarde het op en ging ik de stad in.
Die grote Metamorfose: overal allerlei soorten van mensen, verschillende eilandjes in een grote zee van feestgedruis. Hollandse muziek, de Cariben, oude hits uit de Zestiger jaren, Janne Schra en Frank Boeijen, De Kaaij aan de Waal en de Ramblas alwaar de alternatievelingen zitten en om het Nijmeegs labyrint is het bekleed met groene kunstgrasmatten en zitkussens, daar is een hapjesproeverij ingericht. En 's avonds om half elf het grote vuurwerk op de Waal met al die mensen dik gepakt erom heen van brug tot brug, op de kade en de pieren.
Al mot ik krupe...: het lijflied van Nijmegen, geschreven door een oom van een middelbare schoolvriendin: zo lang ken ik dat lied al, zo zie ik weer voor me dat hij dat lied, na aandringen, een keer aanhief op haar verjaardagsfeestje. Ik ben wel zo sentimenteel , dat ik even een brokje in mijn keel kreeg, op de stoep tussen al die mensen, waarvan sommige al een beentje strompelend de laatste loodjes aflegden van deze eerste wandeldag. Ja, ja, dit is míjn stad: JA!
Hier is het liedje te horen.
Hier is het liedje te horen.