Peter Buwalda liet in Zomergasten een fragment zien van het gezicht van de violiste Janine Jansen, terwijl ze een stukje in de studio hoorde van het orkest alvorens ze zelf zou invallen. Al die expressie, de bijna grimassen, de felle twinkelende ogen die op-en-neer schoten: dat is wat muziek kan doen bij een zeer muzikaal iemand, dacht ik. Klassieke muziek maakt mij ook altijd alert en op een speciale wijze levendig, maar ik voel me een doof persoon, als ik het gelaat van Janine zie.
Bij de bieb vond ik een cd waar ze twee vioolconcerten samenbrengt: van Beethoven (op.61, in D major), die kende ik wel, en van Benjamin Britten op.15., voor mij totaal onbekend. Het is een combinatie, zo blijkt uit het interview met haar, bijgeleverd bij de cd, die niet vanzelfsprekend is. Het zijn twee verschillende talen, komend uit geheel verschillende werelden. De eerste vraagt voor haar bij het spelen een perfectie, elke noot moet kloppen, bij het tweede speelt ze zichzelf helemaal leeg. Voor haar zijn beide gewaagd aan elkaar en horen ze bij elkaar.
Het vioolconcert van Britten is geschreven in 1939 net na de Spaanse Burgeroorlog; die ene die ook Picasso´s Guernica heeft opgeleverd. Spaanse klanken gaan overal doorheen, maar er zijn zoveel stemmen te horen, er is ook iets van dreiging en een vraag om aandacht. Zoiets zei Janine daarover. Over het laatste stuk zei ze niks, ze had er geen woorden voor. `Het is zo...`.Ja, voor haar zat daar alles en alles in.
Al luisterde stond ik op scherp. Niet alleen door wat Janine erover gezegd had. Maar in de muziek gebeurd er iets...?... Deze keer zag ik allerlei soorten van spiegelend water in Venetiƫ. Soms donker, daar waar de ratten in de nacht lopen, dan weer dat bewegelijke, met de oranje kleuren van de huizen en de kringels die gemaakt worden als er een gondel doorheen vaart. Ook dacht ik aan al die vluchtelingen, gevoelens van ontheemding, van door moeten gaan, niet anders kunnen, langs de randen van bestaan, afhankelijk van anderen en voortgedreven worden.
Ik blijf me een dummie voelen en denk en weet dat ik iets heel minimaals hoor, vergeleken bij haar oren. Ze vertelde dat ze de komende vijftig jaar, zo jong is ze nog, beide nog heel vaak te hopen spelen. Ook zij hoorde elke keer weer wat anders, afhankelijk ook van de dirigent en het orkest dat speelde. Beethoven wilde ze per se met het Deutsche Kammerphilharmonie Bremen, geen ander orkest dat Beethoven zo helder kon vertolken, en Britten met een Engels Orkest The London Symphony Orchestra. Beide gedirigeerd door Paavo Jarvi, met wie ze het ook persoonlijk goed kan vinden. Dat moet ook wel, zei ze, want het is ook zo intiem wat je uitwisselt.