Ach, wat is dat toch schattig: in het veldje tegenover me is het ineens wit van de kippetjes. Ze pikken er lustig op los. Dit zijn de ware scharrelkippen. De plek waar ik me bevind levert biologische eitjes. Er is een grote binnen-ren en 's avonds gaan de kippen letterlijk op stok. De eerste keer dat ik dat zag, vond ik het iets surrealistisch hebben. Doodse stilte en die kippen allemaal tegen elkaar aan, de grond onder hen leeg; op stok dus.
Surreeel: alleen omdat het voor mij niet reëel is... Dan verzint mijn stadse brein zo'n term, voor iets wat je nog nooit gezien hebt. Een van mijn eerste vrolijke, blijde kinderherinneringen gaat over kuikentjes. Een neefje van me, woonde op het Brabantse platteland. De broer van mijn vader was getrouwd met een echte boerendochter. Haar ouders woonden tegenover hun en daar zag ik voor het eerst de 'opkamer', of is dat toch een andersoortige kamer? Ik bedoel de chique kamer voorin het huis waar niemand ooit zat, alleen bij speciale gelegenheden, een begrafenis of een trouwerij. Alles gebeurde in de grote woonkeuken erachter.
De dochter had dus de boerderij aan de overkant van de weg betrokken en wij gingen op bezoek. Naast het huis was een grote kippenren. Ze opende de deur en daar krioelde het van de kleine gele kuikentjes. O! Wat een verrukking om daar door heen te mogen lopen. Daarom snap ik de paaskuikentjes rondom Pasen zo goed. Vanuit het hart: dat nieuwe leven, die speelsheid en vrolijkheid, de wereld die ter plekke opklaart, de gele zon die definitief door breekt, verrijzenis.
Vanochtend werd ik vroeg wakker, de zon scheen en ik kon niet in bed blijven liggen. Ik ben gaan schoffelen in de vroege ochtendstralen zon en genoot van de dauwdruppels op de rode kool, de felgekleurde gele en oranje bloemen van de Oost-Indische kers die als onkruid overal tussendoor groeit. En o ja: van de passiebloemen die een muur van het huis bedekken. Helemaal achterin de tuin ontdekte ik een zeer grote courgette, die ik geplukt heb, om de kleine courgettes erom heen groei te gunnen. Het begon te regenen.
Binnen ging ik ontbijten en ontdekte het icoon Spotify op de laptop. Zomaar eens aandrukken. De Afrikaanse klanken van Ali Farka Touré dwarrelden de kamer in. Die naam hoorde ik voor het eerst bij Broer in de woestijnstad Niamey in Niger. De gele zandstraten buiten hun tuinmuur openden zich voor mijn geestesoog. De muziek heeft dat langzame, zinderende, aardse. En nu luister ik onderwijl naar Ali Akbar Khan. Ook heel mooi. Het doet me aan Anour Brahem denken. O, de zon schijnt weer, ik moet weer naar buiten.