Vandaag ben ik vanaf de hoeve in Duitsland op-en-neer naar mijn werk gegaan. Wat een aparte dag! Het begon in de ochtend waar ik de rijkdom kon voelen van een forensen leven; dat je alterneert tussen rust en ruimte en de drukke stad. Ik liep met mijn kommetje musli naar de bonenstaken toe, waaronder ik de avond tevoren toch het onkruid had gerooid. Ik ben een luie tuinierder: als iets niet hoeft dan doe ik het niet. Maar gisterenavond viel me ineens op dat er grote tuinbonen groeiden die op de grond sleepten, die waren verborgen gebleven door het onkruid erom heen.Dus ineens was de noodzaak daar.
Heerlijk. Om zo 's avonds nog een schoffel ter hand te nemen tot het donker wordt. Dus ik vanochtend kijken hoeveel ik toch niet gezien had, wat had ik nou nog laten staan? Wat grassprietjes her en der, een brandnetel die ik met de mouw van mijn werkvestje, mijn hand daarin, nu weghaalde. Bij de jonge koolrabi in het veldje ernaast, onder een grote eikenboom, raapte ik wat gevallen eikels op. Lijkt me niet goed voor het gewas.Dat kickerige gevoel: nu doe ik dit, ik geniet van de rust en de natuur en over een kwartier zit ik in de bus.
De bus zat best vol. Het is marktdag in Nijmegen wist ik ineens weer. Zijn dit nu voornamelijk Duitsers die ook een dagje over de grens gaan? Goed idee overigens, ik had nog tijd, ik kon ook nog best wel over de markt gaan lopen. Daar werd ik door weemoed overvallen. Hoe lang geleden is het dat ik daar ook bijna wekelijks kwam? Eerst als student: groenten en fruit en kaas kopen voor de hele week en naar de stoffenmarkt. Daarna met mijn oppaskinderen. Maandag is wel 15 jaar lang mijn vrije dag geweest: met buggy en al over de markt heen en dan bij V&D boven wat drinken. Toendertijd een van de eerste baby- en peutervriendelijke plekjes, want er waren flesopwarmers en hoge kinderstoelen.
Twaalf jaar geleden, ongeveer, is dat veranderd, toen waren er geen kinderen meer om op te passen en kwam het klooster in zicht en had ik andere dagen vrij nodig. De maandag werd een gewone werkdag. Maar niet deze maandag. Dit werd een mengdag. Na mijn werk genoot ik van de busrit terug. Ik zag grote landhuizen tegen de heuvelrug die ik nog nooit bewust gezien had. Ik plukte de grote bonen en kookte ze, at ze buiten op, zó zoet!, terwijl de boerenzwaluwen rondjes scheerden in een mooie avondlucht. De populierenrij achter in het weiland ruiste, af en toe een boetje in de verte van een koe.