Terwijl buiten de herfstachtige winden razen, was ze er weer: de dagpauwoogvlinder tegen mijn slaapkamerraam. Voor het laatste gezien op de dag van de begrafenis van Moeder. Het leven gaat verder... deze vlinder kan niet dezelfde zijn als die van toen, maar is er het nageslacht van. 'Dit is jouw nageslacht', zei ik tegen Moeder, toen we met zijn allen rond haar bed waren. Het zijn zo ongeveer de laatste woorden die ik tot haar sprak...
'There is an inner self in every object, if only one can be perceptive and sensitive to it', zei de Thaise kunstenaar Somboon Hormtientong die het paviljoen van Thailand vulde, vlak buiten het Biënnale-terrein, boven een café aam de Riva, het blauwe water van de lagune kleurt er de zonnige sfeer. Zou het ook daardoor ook komen? Want er hing onmiskenbaar de sfeer van Bangkok, en dat was de bedoeling. Bewerkstelligt door een grote vitrinekast tot aan het plafond, schuin in de zaal, vol olifantjes, opgestapelde kleurige plastic bakken, stoeltjes, emmers, met witte gordijnen eromheen, een olifant schuin in een krukje gezet, bovenop een houten kist.
Welk innerself zit er dan in elk object? Zijn het je eigen herinneringen die getriggerd worden? Dat dit zo is bij de vele spullen die ik nu uit mijn ouderlijk huis heb, ja, dat is zo. Van al mijn boeken zeg ik ook altijd, dat ze mijn geheugen zijn: want hoe zelden lees ik werkelijk iets opnieuw: het is het zien van de kaft en het boek zelf die genoeg zijn, om de wereld die het bevat op te roepen. Maar het kan ook het object zelf zijn, dat met je aan de haal gaat.
Ik heb al heel lang een Afrikaans olifantenbankje die ik gaandeweg in de tuin heb neergezet, als voetenbankje of zitbankje in het dichtbegroeide pad, om zo de laatste zonnestraaltjes van de dag op te vangen. Dat bankje of eerder krukje wellicht, takelde onder al af door wittige schimmel, stukjes hout zijn al afgebroken, hij stond de hele winter buiten. Door die schuin geplaatste olifant van Somboon, dacht ik er na de vakantie ineens aan. Het zitbankje was oorspronkelijk zwart, maar dat is een soort van schoensmeer die op het hout is gesmeerd, om de suggestie van zwart ebbenhout te wekken.
Met staalwol heb ik het olifantje schoongemaakt en zoveel mogelijk ook al het zwarte weggeboend. Toen ging die olifant ineens leven voor me. Ik zie dat het geheel met de hand gemaakt is, uit één stuk hout. Het staartje zwabbert speels, de ogen zitten als je vanaf boven op de slurf kijkt, niet op gelijke hoogte. Aan de ene kant is ie iets dikker dan aan de andere kant, hij waggelt een beetje. En ik zie ze zitten: in Niger die houtsnijwerkers en de olifanten die ik in het echt heb gezien in het hoge gras in Sri Lanka, de olifanten die knielden voor een altaar in Kataragama, de werkolifanten in Thailand, en de twee oude dames in Burger Zoo die ik nooit kan overslaan en altijd even bekijken moet.
Dus nu is dat oude olifantenbankje me ineens dierbaar geworden. Alsof haar innerself steeds verborgen is gebleven onder de schoenpoets en nu, door de lijnolie waarmee ik het heb ingewreven, letterlijk en figuurlijk is gaan glanzen. Natuurlijk is het alleen maar je eigen betekenismachinerie die in gang wordt gezet. Zoals dat ook geldt voor de dagpauwoogvlinder, al is dat geen object. Puur toeval, natuurlijk, dat deze verscheen toen Moeder begraven werd, en nu weer, nu de herfst in aantocht is. Maar wel mooi.