In Kunstforum van juli 2017, die helemaal gaat over de Biënnale in Venetië, zijn de recensenten volkomen verdeeld over het concept en de uitwerking VIVA ARTE VIVA van curator Christine Macel. De ene vindt het allemaal retro en achterhaald, de andere is razend enthousiast en zegt dat deze Biënnale laat zien dat we onze maatstaven rondom kunstbeleving moeten veranderen. Al met al doet me dat denken aan de verschillende posities die ook in de theologie worden ingenomen: de ene is helemaal gericht op de traditie en vindt dat men daar helemaal tot op de puntjes rekening mee moet houden en de andere vind dat het geheel past leeft als je zelf over de schaduw van de traditie kunt springen en andere mogelijkheden aanboort.
Ja, ik sta zelf dus aan de laatste kant. Zowel theologie ofwel geloof, als de schone kunsten leven pas, als je daar zelf leven inblaast. Ook door je zintuigen open te zetten, controle los te laten en niet alleen maar te varen op de ratio en de analyse, bang dat wanneer je dat niet als onderbouwing hebt, het fundament inzakt en er totale chaos zou ontstaan.
Eigenlijk is de gang naar de Biënnale een soort van perverse aangelegenheid, waar de bezoeker welhaast gedwongen wordt om te functioneren in een corset, waar tijd en geld de hoofdmotor is. Er worden dagkaarten aangeboden van 25 euro en 48-uurskaarten die 5 euro meer kosten. Met andere woorden: u hebt hoogstens 48 uur de tijd om alles van de Biënnale tot je te nemen.. Daarnaast is er nog een permanente pas van 80 euro voor de gehele periode. Ja, die had ik en voor mij is dat ook de enige wijze om zo'n Biënnale serieus te nemen en niet het gevoel te hebben dat ik als een dolle consument erover heen vlieg.
Deze Biënnale wilde ook beroep doen op de zintuigen. In negen trans- paviljoens werd je geprikkeld, in een opmaat die ging vanuit de individuele kunstenaar en de boeken, naar de wereld van vreugde en angst, naar die van het gemeenschappelijke, de traditie, de aarde, de sjamanen, een dionysisch paviljoen, een paviljoen van de kleuren en tenslotte naar het paviljoen van de tijd en de oneindigheid.
Macel zoekt naar een neo-humanisme: wie en wat de mens kan zijn moet opnieuw blijken, nadat eerst God is dood verklaard en er een geloof ontstond in de mens als maatstaf der dingen met het daarbij behorend geloof in de positieve mogelijkheden via het verlichte verstand. Dat we er in ons antropoceen ook een zooitje van maken is evident gebleken. Dus we hebben verder te zoeken en anders te kijken. En net zoals Macel dat beleeft, denk ik zelf ook, dat kunst en kunstenaars andere wegen kunnen wijzen en die ook gaan, dan die waarheen het geld, de status en de macht ons leidt.
Gisteren las ik in de krant dat Iris van Herpen de Vermeerprijs heeft gewonnen. Ze heet modeontwerpster, maar haar ontwerpen gaan die grens ver over. Ze wil levende kleding maken: ook bijna letterlijk door ook inzichten te gebruiken uit de architectuur, biologie en de computertechnologie. Met al deze disciplines werkt ze intensief samen. Toevallig sloeg ik gisteren ook een oude Vrij Nederland open van september 2014 over haar: Van Herpens wereldbeeld is dat van een bezield universum vol onzichtbare krachten, bewegingen van energieën en organismen, die zij in haar kleding probeert te consolideren, als een gestolde dans.
Daar word ik nou vrolijk van. De ontwerpen van Iris van Herpen hadden volgens mij ook heel goed in de Biënnale gepast. Maar dat is ook het sterke van het perspectief VIVA ARTE VIVA dat Christine Macel aanbiedt: dat je het daarna overal weer terugvindt, als je niet alleen maar met je hoofd kijkt, maar alles in jezelf daarbij inzet, op zoek naar een bezield universum.