Er zijn twee kunstwerken op de Biënnale, waar ik nu bijna dagelijks aan denk. Het ene is van Petrit Halilay uit Kosovo, die nu in Berlijn woont. Tegen de hoge muren en pilaren tot over het plafond, maar ook eentje op de grond, zijn gigantisch grote kleurige motten van stof neergestreken. Ze bestaan uit klassieke geweven tapijten uit Kosovo en heel grote banen kleurige stof. Toen ik ze voor het eerst zag, bleef mijn oog meteen hangen. Als je er midden in staat bevangt je een droomachtige, magische, sfeer.
Het werk blijkt: Do you realise there is a rainbow even if it's night? te heten en het is te zien in het paviljoen van de aarde. Ook dat is opvallend: het straalt iets heel aards uit, maar je geest verheft zich méé, met deze motten. Ook zag ik later dan hij met dit werk een eervolle vermelding heeft gekregen, die de kunstenaar aan zijn moeder heeft opgedragen, van de Jury van de Biënnale die uit al het ingezonden werk prijzen als de gouden en de zilveren leeuwen uitreikt. Nog veel later zag ik zijn ingezonden filmpje.
Zo lief en mooi: hij is daar op bezoek in de eenvoudige ouderlijke woning waar zijn moeder nog woont, op het platteland en hij interviewt haar. of eerder: hij spoort haar aan om de anekdote te vertellen. 'Moet dat nou?' vraagt ze giechelend. Ja, heel graag, zegt hij. Dan vertelt ze dat Petrit al als zesjarig jongetje helemaal betoverd en opgewonden kon raken van de motten, die in de avond tegen de ruiten van huis fladderden. Samen hebben ze de motten voor de Biënnale gemaakt. Het gaat over dromen en hopen en weg kunnen vliegen en de wereld ontdekken... en wat ik zó bijzonder vind, is dat je dat voelt als je erbij staat, ook zonder het verhaal hierover te weten. Ik ben vaker teruggekeerd naar de motten.
Het andere werk waar ik aan denk is dat van Maria Lai, geboren in 1919 op Sardinië en in 2013 gestorven, te zien in het Paviljoen van Gemeenschap. Zij stikt en naait de wereld als het ware aan één. Ze maakt stoffen boeken met een niet te lezen schrift en kleine, postzegelachtige stukjes erop, waar op eentje in feite de eerste emoticons te zien zijn: kleine gezichtjes met emoties daarop, maar dan rechthoekig en niet rond, zoals ze zijn in de computertaal. Ze heeft een altaardoek gemaakt met bloedrode rechthoeken erop en verder ook onleesbaar draad-schrift.
Maar waar ik steeds aan denk is een filmpje dat op een klein tv-schermpje te zien was. Samen met de bewoners van een dorp in Sardinië maakt ze een groot blauw lint dat over de pleinen, de huizen de daken, tot op een bergtop slingert. Je ziet bewoners samen, van kinderen tot heel ouderen, mannen en vrouwen, daarmee bezig. Eerst scheuren ze tezamen op een open weide grote lappen blauw stof totdat het linten worden, die rollen ze op om verder te dragen en dan rollen ze het weer uit en knopen alles aan elkaar. Ik heb het filmpje meerdere malen bekeken: die lachende gezichten, hoe het hele dorp verbonden raakt aan elkaar.
Het is de combinatie van dat alledaagse: gewone mensen in de natuur op het platteland, en gewoon , helemaal niet duur, materiaal, stof en het samen gestalte geven aan iets moois, waarvan ik nu zie, dat het deze twee kunstwerken verbindt. Er is een soort zuiverheid: helemaal vrij van macht en pose, die mij letterlijk aanspreekt: zó te doen en zó te zijn, dan verschijnt er een regenboog, ook al is het nacht.