Gisteren stond ineens de vrouw van J. voor mijn terrasdeuren te gebaren, huilend. Of ze even met mij kon praten, anders zou ze in het bos gaan dwalen. Ik ken haar naam niet eens, ik weet dat zij tot de risicogroep behoort en vlak na de eerste lock down nu hier is en niet meer is weggegaan. Haar man J gaat wel elke donderdag terug om op hun twee kleinkinderen te passen, waarvan er één hoogbegaafd is. J. was de eerste die mij hier aansprak en in het eerste gesprekje al aanbood dat, wanneer ik geen boodschappen kon doen, ik bij hen kon vragen of ze wat mee wilden nemen.
‘We moeten weg’ huilde ze, omdat ze met iedereen ruzie maakten. ‘Je weet het, J, is heel direct, typisch Rotterdams, maar nu zeggen ze bij de receptie dat ze ook bang voor hem zijn.’ Eerlijk gezegd begreep ik wel dat dit kan gebeuren: hij heeft een soort onderhuidse agressie in zich, waardoor ik als vanzelf ook mijn wijkcentrum-houding in werking zette; vroeger waren er meerderen met een kort lontje aan de bar, toen dat nog kon, roken en bierdrinken, en dan raak je ingesteld dat mensen zich wel op hun gemak voelen, terwijl je ook uitstraalt dat er niet met je te sollen valt.
‘Ik ben toch geen slecht mens? ‘ huilde ze. Want ook over haar werd slecht gepraat, al had de vrouw van F., de beheerder die mij mijn boshuisje heeft verkocht, gezegd dat er met haar niks aan de hand was en het opgenomen voor haar. Toen vertelde ze mij haar levensgeschiedenis: zij heeft hersenletsel, is in coma geweest en toen ze wakker werd, wist ze niks meer van haar 19e tot en met haar 49ste. Ze herkende niemand, haar man niet en haar drie kinderen niet, niks. Ze stond voor haar eigen klerenkast en zei: Heb ik dit allemaal gedragen? Ze zag sjieke kleding en schoenen. ‘Ik denk dat ik eigenlijk een soort hippie ben’, zei ze. Haar man moest haar vertellen dat ze een heel narcistische en dominante moeder had, die haar altijd had gezegd wat ze moest doen en die zich met alles bemoeide.
Van haar drie kinderen, had ze er nu met één een goede band omdat die meteen na haar ontwaken zich over haar ontfermd had en lief was, de andere twee vond ze eigenlijk wat onaangenaam. ‘Wat mensen ook vergeten is, dat je ook als je ruzie of pijn hebt gehad door iemand, je dat in de loop van de jaren misschien hebt opgelost of verwerkt, maar ook dat ben ik allemaal vergeten. Dan komen er wel flarden herinneringen , maar zonder iets erom heen.’ Ja en toen moest ze dus ook met een vreemde man naar huis, maar wat ze wel voelen kon was dat hij het goed bedoelde en omdat hij zo direct en eerlijk is, werden dingen ook sneller duidelijker en kon ze hem vertrouwen. Ja, ook dat zag ik wel aan J. Hij is ook eerlijk, neemt geen blad voor de mond.
‘Ik ben toch geen slecht mens?’ herhaalde ze steeds. Het drama van haar kindertijd, een moeder die altijd zei dat ze niet deugde, dat komt dan bij elke crisis weer naar boven, dacht ik, en als je dan ook niet weet wie je bent geweest tussen je 19ste en 49ste dan ben je weer even die jong volwassene en dan verdampen de jaren na haar 49ste, waar ze op haar gevoel is gaan leren leven. Haar adressenboek was ook leeg geworden omdat ze er mensen zag waarbij ze niks voelde en ze niks eraan had als iemand dan een verhaal begon met:’ Maar je wéét toch, dat we ooit... en toen...’ Nee, ze wist niks en kon het ook niet inhalen.
Ik zei haar dat ze natuurlijk geen slecht mens is en dat ik zelf geleerd had om bij een situatie als deze waar een partij je wég wilt hebben, er ook dingen spelen die niks met jou persoonlijk te maken hebben. Ze had zelf ook al zoiets gedacht: dat ze misschien op de plek waar zij stonden, ze er een groot huis wilden neerzetten, want de eigenaar, de baas van F. wil het hier sjieker maken, ten koste van mensen die hier al tientallen jaren zitten en niet zoveel geld hebben. ‘ Sommigen laten dingen om hier te kunnen blijven en dan zijn ze ineens verplicht om internet te nemen.’ Dit verhaal had ik al eerder gehoord...
Ik vertelde haar over mijn leidinggevende die het ene moment erop aandrong om koffie voor mij te halen, héél meelevend vroeg hoe het nu met mij was en erbij zei: je zult mij ondertussen wel een vreselijk mens vinden, ik haar nog zei dat ik haar persoonlijk niks kwalijk nam omdat ze ook maar de opdracht had gekregen, en vervolgens nog geen minuut later, toen we dan aan tafel zaten voor het gesprek, zij in een robot veranderde en mijn integriteit onderuit probeerde te walsen. Zo is dat voor F. misschien ook, zei ik: dat hij van zijn baas ervoor moet zorgen dat jullie van het terrein moeten, door jullie beide in een kwaad daglicht te stellen, terwijl zijn eigen vrouw zegt dat jij helemaal oké bent.
Zij kalmeerde en vertrok weer en zei erbij:’ Sorry hoor, vergeet maar dat ik hier ooit geweest ben.’ Hoe er een systeem in je kan zijn waarin je jezelf zoveel en onzichtbaar mogelijk maakt, dat het haar overkomen is, om dertig jaar van haar leven te vergeten en dat dit tegelijk ergens ook een nieuw begin voor haar was...Hoe vreemd kan het leven gaan.