Het was wellicht volle maan, of dat net geweest, maar ik zag geen maan, het was dicht bewolkt. Maar ik ken nu het verschil tussen dit en wanneer er geen maan is, want dan is het aardedonker buiten, alle bomen worden dan opgenomen in het zwart. Nu niet. Al die stammen om mij heen torenden rustig en onverstoorbaar naar boven en ik stond er naar te kijken.
Gek, is dat toch, dat er dan zo’n rust in je neer kan dalen. Alsof er niks anders meer is, dan dit. Geen verdriet, geen emotie, niks te willen of te verlangen... alsof je even een onbeschreven blad bent geworden, zonder verleden en zonder toekomst en dan ervaar je alleen: het is goed zo. Is dat wat de stilte teweeg kan brengen, is dat het enige wat in kloosters van allerlei soort beheerd en behoed wordt, of deze nou bekleed zijn met koorbanken of een dik tapijt waar je kan neer zitten, donkere nissen vol godenbeelden en vuur, met tempelbellen en wierook en boeddha-beelden of kaarsen en een kruis? Dit: het terugbrengen van alle individualiteit naar...?
Is dat wat de ziel uiteindelijk is? Een eindeloos, onbegrensd onbeschreven blad? Wordt er daarom in alle religies de oproep gedaan om los te laten? Je huis, je broers en zussen, ouders en kinderen, je ego, je bezit? Terwijl dit tegelijkertijd is wat jou tot jou maakt: exact dat wat je ziet en waar je je verbonden voelt, met naar rato, die enkele mensen uit die gehele mensheid?
Maar verbondenheid blijft: ook met mensen uit het verleden, mensen die je nooit ontmoet hebt en je zijn voor gegaan en met hen die nog leven en zelfs met hen die jou wellicht vergeten zijn...Raar en wonderlijk. Toch wil ik ook elke keer terugkeren naar dat onbeschreven blad.