De eerste helden in mijn leven zijn toch wel: striphelden. Kuifje: avontuurlijke reporter die de hele wereld zag. Lucky Luke: cowboy die steevast over de grote prairie en bij een ondergaande zon op zijn paard zong: I am a poor lonesome cowboy and a long way from home... Héél even zo herinner ik me, was ik ook weg van Michael Valliant; die racewagencoureur. Ergens zit er in me dus een voorliefde voor snelheid en de glamour van een sportauto.
Allemaal mannelijke helden.Ook in de stripwereld zijn die dikker bezaaid dan vrouwen. Je had Katja, het katmeisje in de Tina, ook een favorietje. Bessie Turf, vroeger om te smullen, nu vind ik het wat minder. Asterix en Obelix; blijft leuk. Toen zag je alle woordgrapjes niet en waren het vooral de druïde die de toverdrank maakte en de arme vals zingende Bard, die tot mijn verbeelding spraken. Druïde en Bard waren geen doorsnee mannen.
Hoe sterk bepalen deze striphelden je voor later, voor nu dus? In mijn geval best veel. Ik kan ze herleiden naar dromen en verlangens die ik nu nog heb. Ik kan niet zingen en zou dat heel graag wél kunnen. Ik hou van reizen en de open vlakte. Het dorpse en een groot kampvuur onder een sterrenhemel in het bos en tegelijkertijd de wereld verkennen van A. en O. Het dubbele leven van Katja, gewoon en toch bijzonder...
Dat laatste is ook het geval bij Superman en Batman. En in het kinderverhaal Minoes, van Annie MG Schmidt. In Karlson van het dak van Astrid Lindgren. In Mission Impossible de tv-serie waar een groep mensen de meest gekke dingen verzonnen voor het Goede Doel: de redding van een enkeling of iets aanverwants. Ook Ocean Eleven en Twelve heb ik zeker al drie keer bekeken en pasgeleden genoot ik van The Italian Job. Clubjes boeven die de rijke blasé meute en een verrader in eigen gelederen te slim af zijn.
Ik ben eigenlijk nooit volwassen geworden. Gisteren liep ik in het bos van het klooster met de geharkte bladeren tot aan mijn knieën. Blad weggeschoppen en erin blijven slepen en hangen. Een kinderknop in mijn hersentjes wordt geactiveerd en ik voel me dan volkomen in mijn element en wordt er een beetje gek en dollerig van, in die zoete herfstgeur.
Twee jaar geleden kwam iemand met een strip aanzetten die ik nog niet kende: Douwe Dabbert. Een klein kabouterachtig mannetje met een toverknapzak op zijn rug. In de eerste grote tekening op de eerste bladzijde, loopt hij meestal ergens midden in de grootse natuur over een verlaten weggetje. Uit zijn knapzak komt elke keer precies wat hij nodig heeft: zijn fluit, eten, gereedschap, een knuppel om mee te slaan, een muizenval voor iemand die in zijn knapzak grijpt.
Het is een kleine landloper, op weg naar nergens. Ja, de strip past bij mij en zal naast Kuifje en Lucky Luke wel tot mijn heilige iconen blijven horen, tot mijn laatste snik.
Allemaal mannelijke helden.Ook in de stripwereld zijn die dikker bezaaid dan vrouwen. Je had Katja, het katmeisje in de Tina, ook een favorietje. Bessie Turf, vroeger om te smullen, nu vind ik het wat minder. Asterix en Obelix; blijft leuk. Toen zag je alle woordgrapjes niet en waren het vooral de druïde die de toverdrank maakte en de arme vals zingende Bard, die tot mijn verbeelding spraken. Druïde en Bard waren geen doorsnee mannen.
Hoe sterk bepalen deze striphelden je voor later, voor nu dus? In mijn geval best veel. Ik kan ze herleiden naar dromen en verlangens die ik nu nog heb. Ik kan niet zingen en zou dat heel graag wél kunnen. Ik hou van reizen en de open vlakte. Het dorpse en een groot kampvuur onder een sterrenhemel in het bos en tegelijkertijd de wereld verkennen van A. en O. Het dubbele leven van Katja, gewoon en toch bijzonder...
Dat laatste is ook het geval bij Superman en Batman. En in het kinderverhaal Minoes, van Annie MG Schmidt. In Karlson van het dak van Astrid Lindgren. In Mission Impossible de tv-serie waar een groep mensen de meest gekke dingen verzonnen voor het Goede Doel: de redding van een enkeling of iets aanverwants. Ook Ocean Eleven en Twelve heb ik zeker al drie keer bekeken en pasgeleden genoot ik van The Italian Job. Clubjes boeven die de rijke blasé meute en een verrader in eigen gelederen te slim af zijn.
Ik ben eigenlijk nooit volwassen geworden. Gisteren liep ik in het bos van het klooster met de geharkte bladeren tot aan mijn knieën. Blad weggeschoppen en erin blijven slepen en hangen. Een kinderknop in mijn hersentjes wordt geactiveerd en ik voel me dan volkomen in mijn element en wordt er een beetje gek en dollerig van, in die zoete herfstgeur.
Twee jaar geleden kwam iemand met een strip aanzetten die ik nog niet kende: Douwe Dabbert. Een klein kabouterachtig mannetje met een toverknapzak op zijn rug. In de eerste grote tekening op de eerste bladzijde, loopt hij meestal ergens midden in de grootse natuur over een verlaten weggetje. Uit zijn knapzak komt elke keer precies wat hij nodig heeft: zijn fluit, eten, gereedschap, een knuppel om mee te slaan, een muizenval voor iemand die in zijn knapzak grijpt.
Het is een kleine landloper, op weg naar nergens. Ja, de strip past bij mij en zal naast Kuifje en Lucky Luke wel tot mijn heilige iconen blijven horen, tot mijn laatste snik.