dinsdag 25 november 2008

Frankie

Gisterenavond was het weer. Kring: een groep van ongeveer 25 mensen die al jarenlang in het klooster bij elkaar komen. Omdat het nog de maand november is, die in de katholieke traditie begint met Allerheiligen en Allerzielen, de tijd om de dode dierbaren te herinneren, was dit wat we deze avond deden. De vraag was: de dood van welke persoon in je leven is je onder de huid gekropen en had dat invloed op je geloof? Ofwel je wereldbeleving, denk ik daar dan bij.

In de diepe stilte die er in ons groepje viel, verschenen alle doden die er in mijn leven zijn. Het moment dat mijn opa zijn laatste adem uitblies, dat vreemde, wonderlijke moment dat iemand vertrokken is... Ineens dacht ik aan Frankie. De eerste dode in mijn jeugd. Het broertje van een vriendinnetje. Het jongetje met de eerste fiets uit de buurt, waar mijn broertjes op hebben leren fietsen.

En plotseling kon hij dat niet meer. Hij begon kreupel te lopen en zat uiteindelijk in een rolstoel. Als kind ook een machtig interessant fenomeen, zo'n hoge stoel op wielen. Ik herinner me de verjaardag van zijn zusje, hij kwam toen al nauwelijks meer buiten en hij was vol van zijn lichtgroene terrarium met twee kleine schildpadjes. Ook heel bijzonder, in mijn kinderogen.

Het ging over wat je later wilt worden. En hij zei: 'Helikopterpiloot.' Zijn moeder barste in tranen uit en ging snikkend naar de achterkamer, om even later met een betraand gezicht en een dappere glimlach terug te komen. Waarom, dat begreep je niet. Je nam het voor wat het is.

Wist ik veel. Aan dood dacht ik niet. Frankie zat gewoon een poosje in de rolstoel en zou er later weer uit opstaan. Maar Frankie had kanker en ging dood. Hij is in het ziekenhuis gestorven, precies in het half uurtje tussen de twee bezoeken van zijn ouders in. Die vonden dat vreselijk. Later zei men, dat kinderen dat juist heel goed aanvoelen. Dat ze weten hoezeer de ouders je willen houden. Dus vertrekken ze op een onbewaakt moment.

Vreemd, dat dood eigenlijk niet bestond, als kind. Alles in je lichaam is gericht op groei en verandering. Weer nieuwe hempjes en broeken. Weer nieuwe schoenen. Alles ontwikkelt zich naar iets groters en mooiers, niet naar een einde. Dood? Een merel ging dood die ik in een schoenendoosje had verzorgd en die ik huilend met een vriendinnetje begroef aan de rand van het bos. Frankie was al dood. Dood was iets wat bekender was geworden.

Misschien zou het wel mooi zijn om toch terug te keren naar die eerste onschuld van je jeugd. Toen dood niet bestond. Niet om de dood in het leven te ontkennen. Hoe ouder je wordt, hoe minder dat kan. Alle verschijningvormen van de dood komen in je leven. Verlies, verlaten worden, breuk, gebreken, verbroken, klaar, uit.

Toch is dat gevoel van een horizon die telkens wijkt en je weer een onbekend terrein laat zien, die zo erg hoort bij het groeien van de jeugd, iets wat leven geeft en je voortstuwt. Je weer nieuw leven laat zien te midden van verlies en dood.

Ik geloof wel, dat het mogelijk is om je te blijven richten naar het licht, ook al vouwen mensen en dingen zich weer ineen, rollen ze zichzelf als het ware op. Misschien zijn het coconnen die een ieder altijd weer, spint. Om toch van rups, een vlinder te worden.

Rupsen lijken totaal niet op vlinders. Niks aan zo'n raar, harig bobbelig onderkruipsel, donker en aards, dat lijkt op de kleurige tere vlindervleugels, die licht en luchtig zullen fladderen van bloem naar bloem... Ach, wie weet, wat wie wordt... wie wat wordt... je gaat er vanzelf van stamelen.