In het klooster zijn twee tuinvrijwilligers, P. en P. Ze wonen in de buurt en komen gemiddeld drie keer in de week kijken of er wat te doen is. Soms nemen ze een kleinkind mee, op een skelter. Ze zagen bomen om, maaien met een machine het gras in het binnenhof van de pandgangen in het klooster en de wandelpaden. Ze timmeren aan een verbetering van het kippenhok of de volière, ze onderhouden al het gereedschap. 'Zonder jullie zou het hier een aardig zooitje zijn', zei ik pas tegen de ene P. Breed lachend nam hij de woorden in ontvangst.
Nu is het de tijd van de bladblazer. Van boven in mijn kloosterkamer hoor ik het ronken. Daar loopt hij met een rugzakje met motor, de blaasslurf zwenkend voor hem uit. Nou, dat gaat wel heel makkelijk: veel sneller dan met de bezem. Ik spreek hem wat later: 'Ik doe alleen het voorste gedeelte van de tuin hoor, achter in het bos niet. Dat is monnikenwerk.'
Dat is een grappige observatie. Achter in het bos komen alle paden uit in het midden, waar een ronde houten lage tafel staat met boomstammetjes eromheen om te kunnen zitten. In het begin van elk pad, de uiterste rand van de tuin, daar staan de beelden. Ik ben het wel met hem eens, dat harken in het bos, monnikenwerk is. Daar past geen lawaaiige bladblazer.
Ik veeg en hark graag in het bos. Van de beelden af of juist naar ze toe. Blad in de cirkel onder rond de tafel latend, pleintjes van aarde makend bij de beelden zelf. Monnikenwerk: het gaat niet om snelheid of nut. Je voelt je een deel van het bos zelf en probeert de stilte te laten spreken.
Het bos dat spreekt, het hout dat vertelt. Per toeval dacht ik de laatste dagen aan de priester en beeldhouwer Omer Gilliet. Een Zeeuw uit Breskens die oud hout dat hij zomaar vindt langs de zee en andere plekken, bewerkt tot heel mooie beelden. In het klooster heeft iemand een beeld van hem. Als je aan de ene zijde zit, zie je er een vrouw in die een kind koestert in haar arm en aan de andere zijde is het ineens een heel groot luisterend oor.
Omer Gilliet kiest soms bijbelse scènes uit, om af te beelden. Maar ook primaire gevoelens zijn titels van zijn beeldhouwwerken: Zachtheid. Chaos. Liefde. Verlangen... etc. In een kerk van Brussel staat ook een prachtig beeld centraal, zodat het licht uit de hoge gotische ramen rondom, het geheel steeds anders belicht. Het stelt de rentevoet voor (jawel!), het monster van het kapitalisme dat de kleinen vertrapt. De wijze waarop de nerven meedoen, de glooiingen en knoesten over meestromen en weerbarstigheid spreken: je wordt vanzelf wat aardiger door naar zijn werk te kijken.
Zelf zegt hij: 'Voor ik begin met kappen in een oude stam observeer en kijk ik eerst goed, op afstand en bid ik. Nadien volgt het kappen.' Goed motto voor een ieder die wat te saneren heeft in het leven.
Nu is het de tijd van de bladblazer. Van boven in mijn kloosterkamer hoor ik het ronken. Daar loopt hij met een rugzakje met motor, de blaasslurf zwenkend voor hem uit. Nou, dat gaat wel heel makkelijk: veel sneller dan met de bezem. Ik spreek hem wat later: 'Ik doe alleen het voorste gedeelte van de tuin hoor, achter in het bos niet. Dat is monnikenwerk.'
Dat is een grappige observatie. Achter in het bos komen alle paden uit in het midden, waar een ronde houten lage tafel staat met boomstammetjes eromheen om te kunnen zitten. In het begin van elk pad, de uiterste rand van de tuin, daar staan de beelden. Ik ben het wel met hem eens, dat harken in het bos, monnikenwerk is. Daar past geen lawaaiige bladblazer.
Ik veeg en hark graag in het bos. Van de beelden af of juist naar ze toe. Blad in de cirkel onder rond de tafel latend, pleintjes van aarde makend bij de beelden zelf. Monnikenwerk: het gaat niet om snelheid of nut. Je voelt je een deel van het bos zelf en probeert de stilte te laten spreken.
Het bos dat spreekt, het hout dat vertelt. Per toeval dacht ik de laatste dagen aan de priester en beeldhouwer Omer Gilliet. Een Zeeuw uit Breskens die oud hout dat hij zomaar vindt langs de zee en andere plekken, bewerkt tot heel mooie beelden. In het klooster heeft iemand een beeld van hem. Als je aan de ene zijde zit, zie je er een vrouw in die een kind koestert in haar arm en aan de andere zijde is het ineens een heel groot luisterend oor.
Omer Gilliet kiest soms bijbelse scènes uit, om af te beelden. Maar ook primaire gevoelens zijn titels van zijn beeldhouwwerken: Zachtheid. Chaos. Liefde. Verlangen... etc. In een kerk van Brussel staat ook een prachtig beeld centraal, zodat het licht uit de hoge gotische ramen rondom, het geheel steeds anders belicht. Het stelt de rentevoet voor (jawel!), het monster van het kapitalisme dat de kleinen vertrapt. De wijze waarop de nerven meedoen, de glooiingen en knoesten over meestromen en weerbarstigheid spreken: je wordt vanzelf wat aardiger door naar zijn werk te kijken.
Zelf zegt hij: 'Voor ik begin met kappen in een oude stam observeer en kijk ik eerst goed, op afstand en bid ik. Nadien volgt het kappen.' Goed motto voor een ieder die wat te saneren heeft in het leven.