Afgelopen weekend was het Allerheiligen en Allerzielen. In de traditie van de katholieken is er dan aandacht voor de gestorvenen. Ze worden herdacht, weer bij naam genoemd, de zielen van de overledenen komen weer in de kring te staan van de zielen van de levenden: zo interpreteer ik dit althans.
Belangrijk is dat, om tijd te geven aan rouwen en herdenken, aan het hernemen van het verleden en daarmee in gedachten houden dat je daarvandaan komt. Dat geeft je ruimte om je in het heden helemaal thuis te voelen: wie treurt en rouwt vindt vreemd en wonderlijk genoeg weer troost en een nieuw thuis.
Dit is ook het thema van Ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms (1833-1897). Ik luisterde er dit weekend naar in de uitvoering uit 1964, gedirigeerd door Herbert von Karajan met de Berliner Philharmiker en de Wiener Singverein. De sopraan Gundula Janowitz zingt zo prachtig in deel 5:
Ihr habt nun Traurigkeit
aber ich will euch wiedersehen,
und euer Herz soll freuen
und eure Freude soll niemand euch nehmen.
Dit is uit Johannes 16, vers 22. Het koor zingt dan:
Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet. (Uit Jesaja 66, vers 13)
En de sopraan weer:
Sehe mich an: Ich habe eine kleine Zeit
Múhe und Arbeit gehabt
und habe groBen Tröst funden (Uit: Sirach 51, vers 35)
En weer zingt het koor: Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet.
Brahms heeft zijn Requiem zelf samengesteld uit teksten uit het Oude en Nieuwe Testament en geeft dus een eigen interpretatie en vertelt zijn eigen verhaal wat dat is: intens treuren en troost zoeken en ontvangen. In deel 4 hieraan voorafgaand citeert hij uit psalm 84, die over Gods nabijheid gaat: Wie lieblich sind deine Wohnungen.
Mooi vind ik, dat Brahms het vrouwelijke aspect van God naar voren haalt. God is nabij, haar thuis is zoals bij een moeder die haar kind troost.
Belangrijk is dat, om tijd te geven aan rouwen en herdenken, aan het hernemen van het verleden en daarmee in gedachten houden dat je daarvandaan komt. Dat geeft je ruimte om je in het heden helemaal thuis te voelen: wie treurt en rouwt vindt vreemd en wonderlijk genoeg weer troost en een nieuw thuis.
Dit is ook het thema van Ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms (1833-1897). Ik luisterde er dit weekend naar in de uitvoering uit 1964, gedirigeerd door Herbert von Karajan met de Berliner Philharmiker en de Wiener Singverein. De sopraan Gundula Janowitz zingt zo prachtig in deel 5:
Ihr habt nun Traurigkeit
aber ich will euch wiedersehen,
und euer Herz soll freuen
und eure Freude soll niemand euch nehmen.
Dit is uit Johannes 16, vers 22. Het koor zingt dan:
Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet. (Uit Jesaja 66, vers 13)
En de sopraan weer:
Sehe mich an: Ich habe eine kleine Zeit
Múhe und Arbeit gehabt
und habe groBen Tröst funden (Uit: Sirach 51, vers 35)
En weer zingt het koor: Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet.
Brahms heeft zijn Requiem zelf samengesteld uit teksten uit het Oude en Nieuwe Testament en geeft dus een eigen interpretatie en vertelt zijn eigen verhaal wat dat is: intens treuren en troost zoeken en ontvangen. In deel 4 hieraan voorafgaand citeert hij uit psalm 84, die over Gods nabijheid gaat: Wie lieblich sind deine Wohnungen.
Mooi vind ik, dat Brahms het vrouwelijke aspect van God naar voren haalt. God is nabij, haar thuis is zoals bij een moeder die haar kind troost.
Het zelf samenstellen uit totaal verschillende bijbelse teksten van een eigen troostrijk perspectief is modern. Hij was hiermee zijn tijd vooruit en mij lijkt dit ook de toekomst van de christelijke traditie.
We kunnen niets meer met massieve geloofsovertuigingen, die ook nog eens loodzwaar omkleed worden met allemaal geboden en verboden. Maar we vinden een thuis in het kleine perspectief van de enkeling.
Freude und Wonne werden sie ergreifen
und Schmerz und Seufzen wird weg müssen. (uit deel 2, Jesaja 35, vers 10)
'Wonne': dat is een prachtig woord. Daar zit wonen in en de associaties van geluk, ten diepste thuiskomen, thuiskomen bij elkaar, elkaar een thuis geven. Wonne: Het is de naam geworden van een Franciscaanse leefgemeenschap waar 'De straat door het klooster loopt', in Enschede.
'Vreugde en Wonne zullen je vastpakken en verdriet en zuchten zullen weg moeten'... Dat vertelt Brahms in dit Requiem. Nog één keer: prachtig!
We kunnen niets meer met massieve geloofsovertuigingen, die ook nog eens loodzwaar omkleed worden met allemaal geboden en verboden. Maar we vinden een thuis in het kleine perspectief van de enkeling.
Freude und Wonne werden sie ergreifen
und Schmerz und Seufzen wird weg müssen. (uit deel 2, Jesaja 35, vers 10)
'Wonne': dat is een prachtig woord. Daar zit wonen in en de associaties van geluk, ten diepste thuiskomen, thuiskomen bij elkaar, elkaar een thuis geven. Wonne: Het is de naam geworden van een Franciscaanse leefgemeenschap waar 'De straat door het klooster loopt', in Enschede.
'Vreugde en Wonne zullen je vastpakken en verdriet en zuchten zullen weg moeten'... Dat vertelt Brahms in dit Requiem. Nog één keer: prachtig!