De film begint in een megasupermarkt, waar een vrouw met een moe gezicht en slordige slierten haar langs haar hoofd, de wekelijkse boodschappen doet met twee kinderen. Buiten bij het uitparkeren botst ze tegen een vrachtwagen aan, zonder lading. Een rood vikingtype stapt uit, Johnny geheten, 14 jaar jonger dan haar en ze schelden elkaar een potje huid vol. Tijdens het schelden zie je al iets blinken in de ogen, een tinteling van wat anders.
Zij blijkt gescheiden te zijn van een tekenleraar die er met één van zijn leerlingen vandoor is. Ooit waren ze zó dolverliefd en innig, zij zouden gelukkig met elkaar worden. Maar de midlife-crisis is gearriveerd: al vijf maanden, twee weken en drie dagen twijfelt hij of hij door zal gaan met zijn nieuwe liefde. Of terug zal komen in zijn gezinnetje met drie kinderen, waarvan de oudste Vera, ook nog eens met een vriendinnetje thuiskomt. Ze wonen in een slordig flatje tjokvol jaren zeventig spul.
Zij zegt van den beginne af aan dat zij hem terug wil en zijn avontuurtje vergeeft, ook al duikt ze met Johnny in de camion, de vrachtauto dus, die hij 's nachts onder een viaduct van een kruising van snelwegen en de trein geparkeerd heeft. Johnny heeft een strafblad, door een slechte dronk heeft hij zijn ex ooit in elkaar getimmerd, toen bleek dat die al drie maanden een verhouding had met een advocaat.
Anyway. De film is wel hartverwarmend. Man wil na al zijn ge twijfel terugkomen, het is zo'n halfzacht, vrouwvriendelijk eitje met iets van een loosers-aura om hem heen, zo eentje die zichzelf heel leuk en geweldig vindt (ik heb een allergie voor dit soort types). Daar zit ze dan op hun bank en ze laat zich weer door hem portretteren met houtskool, iets waar ze voor de ontmoeting met Johnny van droomde, dat dit weer zou gebeuren.
Maar de jus is eruit. Redelijkheid werkt niet. Jezelf opkalefateren met woorden als 'We komen er wel uit': het helpt niet. De rek is eruit, het leven gesmoord in uitstel en overmoed, dat de ander wel wachten zal. Het leven is doorgegaan en die andere is buiten haar eigen wil om, weer aangeraakt. Letterlijk en figuurlijk.
Zo dient nieuw leven zich aan, geloof ik. Niet in wat je bedenkt of uitstippelt, kunt regelen of controleren. Maar gewoon... in een aanstekelijke lach, iets geks dat gaat glanzen in je hoofd nog voordat je het bewust bent. Je wordt er buiten je wil om, naar toe gedreven. En dan is het de kunst om het vast te pakken, aan te grijpen, voordat het te laat is.