Misschien wil de kaart me zeggen dat ik toch eens eventjes aandacht aan Ton van Duinhoven moet besteden in dit blog. Vorige week stierven er drie die behoorden bij mijn alleroudste tv- bewustzijn: Conny Stuart, Anton Geesink en Ton van Duinhoven. Conny was een beetje veraffe, statige maar ook leuke Lady, Anton was de sterke, onoverwinnelijke man en Ton was 'dat grappige mannetje'.
Het tv-fragment dat het NOS-journaal liet zien, was meteen ook dat wat ik-vroeger-niet-begreep-maar-aan-mij kriebelde, zoals wanneer iemand je kietelt, maar nog nét zo dat je toch niet echt gaat lachen. Dat gekke mannetje had zoiets bekends en toch ook weer niet in zijn grimassen en grijns, iets vertrouwds maar ook iets heel vreemds.
Nu snapte ik pas wat ik toendertijd zag: Van Duinhoven speelt een Maoïstisch stromannetje, zijn ogen schuin geschminkt, hij speelt dus een Chineesje en dat was het bekende, want die genen stromen ook in mijn bloed. Raar, dat kinderlijke gevoel dat ik zo weer kan oproepen: ik-snap-het-niet-maar-ik voel-wel-iets.
Uit dezelfde tijd stamt Lucy Ball. Ja, dát snapte ik, dat was de gekke mevrouw, zo overduidelijk mal, met haar grote trouwe hondenogen, die van een Beagle. Als je je oogleden met je vingers ietsjes naar onderen trok, dan werd je een Lucy-Ball-Gek.
In het verhaaltje in de Osho-tarot gaat het over drie Chinese wijzen die al lachend, gekdoend en grollend door het land trekken. De mensen morren: je kunt toch niet blijven lachen om het leven, neem het serieus! En neem de dood nog serieuzer, vinden ze, als een van de drie sterft en de anderen blijven lachen. Onaangepast. Maar de overgebleven twee zeggen: we hebben altijd gelachen ons hele leven lang, dan kunnen we nu toch niet ineens gaan huilen? De dode had als laatste wens om in de kleren die hij aanhad te worden verbrand. In zijn oude gebruikte kleren, niet in een pas gewassen en gestreken pak. Wat bleek? Hij had onder zijn kleren vuurwerk genaaid, zodat hij knallend, feestelijk en kleurig in rook opging.
Lachend door het leven, kriebelend en jeukend, ergens op de grens van het-niet-snappen-op-een-leuke-manier, daar ben ik helemaal vóór.