vrijdag 29 april 2011

De omweg

Als ik op mijn terras zit, kijk ik nu recht tegen een merelnest aan. In eén dag opgebouwd, want gisteren vroeg in de middag zag ik de merel verkennende bewegingen in de haag maken. Nu wipt zij met haar hele kop erin, zodat alleen de staart te zien is, nestelt zich en vliegt er weer uit, op en neer. De laatste bekledingen alvorens de eitjes gelegd worden? Ik hoop het zeer. Lijkt me erg leuk om binnenkort hongerende snaveltjes tevoorschijn te zien steken.

Zo'n tuintje is een en al groei en beweging, nu. De mussen en andere soortelingen hebben een nieuwe strategie ontwikkeld, ook al in een weekje tijd. Vorige week was een van hen slachtoffer geworden (zie blogje vogeltje) en nu zitten ze en masse in de boom van de buurman, volgens mij om de eksters daar weg te houden. De lichtroze akelei en de vergeet-me-nietjes in de bloembakken zijn gaan bloeien, die hebben ook zelf besloten om vanuit de aarde zich dáár te nestelen, want ik heb ze daar niet geplant. Zo zoekt een ieder op een eigen wijze een veilig heenkomen.

Net zoals in het boek De omweg van Gerbrand Bakker, genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, maar volgens Jeroen Vullings in VN van deze week kansloos, hij vindt er niks aan: 'Niet aan de kabbelende intrige, niet aan de babbelende gesprekjes, niet aan wat het saaie verhaal wil uitdrukken.' Het gaat over een vrouw die haar man verlaat en in Wales in een gehucht een huis betrekt. Ze wil een boek schrijven over de voor haar overgewaardeerde poezie van Emily Dickenson. Onderwijl, thuis, steekt haar man een brandje aan in de school waar zij werkte, met de spullen van een jonge student, met wie ze iets heeft gehad, vermoedt hij.

Daar in Wales, komt er een andere jongeman langs, die zich een plek verovert in haar huis. Ze is bezig met de tuin, het maken van een hok voor de ganzen die er een voor een worden opgegeten, ze ligt bij een steencirkel en wordt gebeten door een das, ze heeft pijn, zo ontdek je gaandeweg, vreet zich vol met pijnstillers. Is dit allemaal hemeltergend saai? Ik vind van niet. Maar ja, ik kan ook rustig een hele dag op mijn terras zitten en alleen maar wat rondkijken.

Het is de suggestie van de binnenwereld van deze vrouw en het langzaam daarmee bekend raken, dat het boek een spanning geeft. De natuurbeschrijvingen waar Gebrand Bakker beroemd om is geworden door het boek Boven is het stil, werken als dezelfde soort omtrekkende bewegingen, zoals die merel in mijn tuin haar nest gebouwd heeft. En als het af is, dat nest, dan weet je waarom ze er niet meer wonen kan. Met deze omtrekkende omschrijving, verraad ik volgens mij niks van het plot. Elke omweg leidt naar een doel, is de moraal van het verhaal en van dit blogje.

donderdag 28 april 2011

24 CITY

Ik heb een heel mooie film gezien: 24 CITY van de chinees Jin Zhang Ke. Het gaat over een fabriek 420 waar vroeger geheim oorlogsmateriaal gemaakt werd, in Chengdu, een grote stad in China, die omgebouwd wordt tot een lux appartementencomplex, die 24 City zal gaan heten. De film is een mix van echte interviews met oud-werknemers van deze fabriek en acteurs. De laatsten zijn te herkennen aan de lange monologen, waar ze iets vertellen van wat ze er mee hebben gemaakt.Tenminste, dat denk ik: omdat deze monologen te gestileerd zijn en te lang voor real-life people.

Tezamen geven ze een beeld van de arbeidsethos in China, de beleving van een deel van een groep zijn, de ander die altijd voor het eigenbelang gaat. Maar het is vooral zó poëtisch gefilmd! Heel mooie beelden van lege fabriekshallen, details van machines, gereedschap, een glas, de inrichting van mensen in de woonkazernes. In een van de monologen vertelt een oudere vrouw hoe ze haar kind achter heeft moeten laten omdat die, op transport naar de fabriek kwijt raakte en haar medearbeiders haar de boot op hebben gesleurd. 'Het was geheim materiaal dat we maakten, dus we waren gebonden aan het protocol', zei ze. Wát een verklaring, om daarmee je kind achter te laten.

In het begin vertelt een arbeider in een van zijn laatste dagen in de fabriek hoe ze vroeger ook speciaal soorten gereedschap zelf maakten. Hoe hij iets al wilde afschaffen, maar een ploegbaas het weer ging gebruiken. Daarmee had hij ineens begrepen, hoe je met respect met dingen om kunt gaan omdat dat ene stuk gereedschap al door zoveel andere handen heen was gegaan, dat dank je niet zomaar af, zei hij. Vervolgens zag je dat hij een bezoek bracht aan zijn oude baas, die hij al die tijd nooit meer had gezien. Een oude, breekbare man, die zijn geheugen aan het verliezen was. Je ziet close-ups, dat ze elkaars handen vastpakken en die strelen. Dat hij het haar op het voorhoofd gladstrijkt. Zo zie ik dat niet gebeuren in een Baas-Ondergeschikte verhouding in het westen.

De film is heel langzaam. Soms staat het beeld stil en is het alleen die pratende persoon. Bij mij echoën ook altijd mijn eigen Chinese wortels mee. Zingende vrouwengezichten en eentje lijkt er precies op mijn tante van vroeger. Ik voel ook altijd iets bekends in een soort surrealiteit die over de massa en het individu daarin, zweeft. Binnenwerelden die in anonimiteit opgeslokt worden. Er komen dichtregels in voor van Yeats en de muziek is heimwee-achtig, bitterzoet.

woensdag 27 april 2011

Openbare ruimte

Nu kijk ik dus al meer dan drie weken geen tv thuis en zie alleen maar bewegende beelden als ik in het wijkcentrum ben. Hap-snap, zomaar wat er toevallig opstaat, als men niet naar voetbal of naar een kookprogamma wil kijken. Overdag staat de tv de hele dag aan als een soort achtergrondbehang. Het journaal wordt steeds herhaald. Het verbaasd me dat ik daar telkens weer Sai Baba, die dood is, voorbij zie komen. En mensen die in tentjes kamperen bij Buckingham Palace voor de beste plaatsen voor Vrijdag, het koninklijke huwelijk. Ook maakt de NOS steeds reclame dat wij dat ook kunnen zien om 11.15, live.

Zo wordt de geest dus beneveld. Waarom zou ik kijken naar een koninklijk huwelijk, ergens in het buitenland? Behalve wanneer me steeds wordt voorgeschoteld dat het heel vanzelfsprekend is om er naar te kijken. En dan Sai Baba: dat was, dacht ik, een charlatan-achtige goeroe, die as tevoorschijn kon toveren. En nu haalt hij het Nederlandse journaal! Wat zit hier toch achter?

Ik denk dat er een grote behoefte ofwel verlangen is, naar rituelen in de openbare ruimte. Het gaat niet om Sai Baba, maar om wat zijn dood teweeg brengt: massale rouw in zijn omgeving in India. Het gaat niet om William en Kate, het gaat om het samen mee voltrekken van een van de belangrijkste waarden in de Westerse samenleving: wederzijdse, eeuwige trouw, die twee mensen elkaar willen beloven.

In dit licht is ook het Passie-verhaal, The Passion, dat op Witte Donderdag live op de tv te zien was, in Gouda met popsterren als Do als Maria en Syb van der Ploeg als Jezus en jakhals Eric als de verteller, een manier van doen, die erg gestimuleerd zou kunnen worden. Het gaat niet om het kerkelijke of het theologische correcte van de vertelling, maar om het gegeven dat dit verhaal, in de openbare ruimte gestalte krijgt. Op straat. Onder een diversiteit van mensen, te volgen voor een ieder op de tv en een miljoen mensem keken. Het hier-en-nu van velen wordt zo aan elkaar verbonden en dat is wat mensen verlangen: je verbinden, het hart van alle religie.

Ja, ik keek ook. In het wijkcentrum. De biljarters die anders naar voetbal kijken, keken ook, met een half oog. O, daar heb je Judas. Nu wordt hij verraden, hoorde ik ze tegen elkaar zeggen. Dat is toch een vreemd, apart moment. Om in de openbare ruimte, het wijkcentrum, te kijken naar een andere openbare ruimte en dat iedereen tegelijkertijd, op dat ene moment toch even deelt met elkaar dat dit gebeurt onder mensen: verraad. Hoe vaak heb je weet, dat zo'n concept een deel is van de gevoelswereld van anderen? Zelden. Terwijl het menselijk maakt, als je dit soort dingen wel met elkaar deelt.

Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug: Zo wordt een liedje van Andre Hazes, gezongen vanaf de kerktoren in Gouda, ineens iets wat je iedereen gunt: angst die ingeruild wordt voor hoop. Wie dit in zich zelf kan voltrekken, verrijst waarlijk in een nieuw soort leven, ruimte openbaart zich: open-bare ruimte.

dinsdag 26 april 2011

Paasvuur en water

Wat waren het een heerlijke Paasdagen, maar dat kan ook bijna niet anders met dat prachtige, stralende weer. Het begon met de Paaswake bij de Clarissen. In het donker in de hal boven, die met een gang verbonden is naar de kapel, brandde in een pot het vuur. Ik dacht: Wat een oeroud plaatje, dat alle eeuwen getrotseerd heeft: een zuster in het bruine habijt met het witte koord, en naast haar het vuur, dit zou ook ergens in Italië kunnen zijn, eeuwen geleden. Voor hoeveel 'beeldmerken' geldt dit, dat ze levend zijn gebleven en mensen trouw zijn aan het idee daarachter?

Op eerste Paasdag het Paasvuur bij I. en J. Urenlang liedjes gezongen bij het vuur dat een kampvuur werd, en de volgende dag bij het ontbijt gesprekken over echtheid en authenticiteit en hoe dat ook morrelt aan de bestaande gebruiken en normen. Is die vrouw die altijd met een tamboerijn in de winkelstraat zingend en pratend indringend de aandacht opeist nu ergeniswekkend en alleen maar vreemd? Op een verhalenverteldag verscheen ze plotsklaps als eerste gast. En die man met zijn toeters en bellen aan de scootmobiel, deels half vervuild met decorumverlies die voor zijn huis naar iedereen zwaait, moet je blij zijn met zo iemand of je eigenlijk zorgen maken?

's Ochtends was ik al eerste wakker en liep over het erf van de boer. Hooibalen en mestvorken in het ochtendlicht. De witte kippen op stok. De resten van het bachanaal. Er lag een net geboren kalf in het stro, terwijl de moeder daarbij met een grote roze op springen staande uier, heel tevreden steeds maar bleef kijken naar haar jongeling , die in de schaduw lag. Ik dacht: Dit is de eerste hele dag van het leven van dit kalf. Het zal zometeen voor het eerst van zijn leven melk drinken. Alles gebeurt ooit eens voor het eerst en ooit eens voor het laatst...

Ik fietste door het Nord Rheinisch landschap, zo helemaal in paaskleuren, met de witte bloesems en uitgestrekte geel koolzaadvelden, naar de Bisonbaai. Daar liet ik het avond worden en ik zat daar, met twintig meter verder een andere vrouw, zo ongeveer van mijn leeftijd. Ik zag haar een paar keer omkijken, alsof ze het van mij liet afhangen of ze nog zou blijven of niet. Uiteindelijk hield ze het klaphek voor mij en mijn fiets open.

- Mag ik jou wat vragen? vroeg ze. 'Ja, hoor, natuurlijk! 'Ik zag jou zo mooi zitten en naar de zon kijken. Wat betekent de zon voor jou?' Lieve help, dan voel ik me toch wat overvallen. Wat betekent iets? Niks of heel veel, van 'het mooi vinden' en 'er plezier in hebben dat je dat zomaar ten deel valt', naar héél diep... Dus ik zei uiteindelijk toch maar, dat ik wel wat heb met Franciscus van Assisi en het Zonnelied en de zon dus ook voor Alles staat. Ja, ze kende het zonnelied en zij had ook veel met de zon en dan vooral vanuit de oude Grieken. We wensten elkaar nog een mooie avond.

Het vuur en de zon van de zuivering en het opnieuw ontwaken. Het water in de Paaswake van de nieuwe doop en aan de Bisonbaai van de spiegelende reflektie en straks weer van het je laten drijven: overgave en je laten gaan. Dat betekent uiteindelijk: De dingen accepteren zoals ze zijn en ZIJN.

zaterdag 23 april 2011

Vogeltje

- Ja, jij bent het, dan kan ik de deur wel open doen met een tafellaken in mijn hand, zei zuster H. toen ze de voordeur van het klooster voor mij opende. Kwart voor drie in de middag, Goede Vriijdag, de dag waarop herdacht wordt dat Jezus aan het kruis genageld wordt. Vroeger op de lagere school zat ik in angst en beven in de schoolbankjes, de kerkklokken gingen dan luiden en bij elke Doingg!, voelde ik als het ware dat er weer een hamerslag voltrokken werd.

- O, o, o, ik ben zoóó verdrietig! zei zuster H. terwijl ze met het witte tafellaken, quasi haar tranen droogte van haar gezicht. We moesten allebei hard lachen. Ja, laat ze maar lekker de vrije loop! zei ik. Heerlijk, die relativering van zo'n dag in het klooster. Dat werkt werkelijk als balsem op de ziel. Ik kwam voor de kruiswegmeditatie, maar deze keer vond ik er niet veel aan. Bij een statie werd je op de schaamte van de naaktheid van Jezus gewezen en dus op jouw schamteloze blik om te kijken. Daar heb ik niks mee. Lijden is overal, machtsmisbruik, ziekte, onrechtvaardigheid, daar helpt schamen je niks, dan kan je er beter met aandacht naar kijken: naar het naakte bestaan in alle kwetsbaarheid.

In den ochtend lag er op het tuinpad een klein vogeltje. Net uit het ei, de eivorm nog zichtbaar in het kale lijfje waar de vleugeltjes nog niet volgroeit tegen aan geplakt waren. Wat donsveertjes op het ruggekammetje en voor, tussen de ogen, bijna als een grappige ponnie. Gesloten ogen, in blauwe ballen, alsof het heel grote opgezwollen wallen onder de oogjes had. Een gesloten snavel, best groot in proportie, daar had al dat eten in gemoeten als ie nog in zijn nest zat tot het had kunnen uitvliegen. Alle klauwnageltjes al volgroeit, bij pasgeboren babies vind ik dat altijd een bron van verwondering: die kleine nageltjes aan die kleine vingertjes.

Tja, in mijn tuin is de vogelkolonie ondertussen ook een af en toe wreed terrein geworden, waar jacht en roof zijn intrede hebben gedaan. Eksters loeren in de boom er tegenover om hun slag te slaan. Wat dus gelukt is. Op het achterlijfje drie grote bloedgaten waarmee het uit het nest gekaapt is. De dieren wereld en de mensenwereld: het gebeurd in beide: slachtoffer zijn en uitvliegen, vrij wakker worden om zes uur door al het gefluit dat een nieuwe dag verwelkomt, blij zijn met weer een nieuwe dag.

O, o, ik ben zó verdrietig... dat is in vele toonaarden altijd waar en niet waar, tegelijkertijd.

donderdag 21 april 2011

Passanten

Gisteren was het zo'n gouden dag. Voor het eerst weer naar de Bisonbaai gefietst. De dijken bezaaid met gele boterbloemen, pinksterbloemen en paardebloemen, ook al in het stadium van de pluizebolletjes waarvan de zaadjes alle windrichtingen op zullen gaan. Sommige bewoners langs de dijk hadden die volgezet met tulpen, rood, oranje, paars, roze, helemaal vol, dat wil ik volgend jaar ook in mijn voortuin. Paarse seringenbomen bloeiden en bij de Bisonbaai hing er alleen nog maar een vage sluier van lentegroen over de grote rij bomen.

Het is toch werkelijk de mooiste plek in mijn omgeving, vooral als de avond valt. Het meer wordt een spiegel, de rode zon zakt weg, in de verte hoor je de boten vanaf de Waal, de mensen die er nog zijn worden vanzelf stil. Op de terugweg passeren geuren van allerlei bloesem je neusvleugels als onzichtbare passanten die dwalen naar verte en ruimte. Bij het stenen labyrint aan de Waalkade stond precies in het midden een zoenend paartje. Ach, zo'n lente-zomerdag, je beleeft ze maar zelden, zo; dat dachten zij ook, wellicht.

Het was al donker, ik fietste langs het huis van P. en ik hoorde: Mirjam! is dat Mirjam? Ja, jij bent het! Het was M. (zie blogje Wat woorden, Januari 2011) die met een vriendinnetje aan het joggen was, geen heel regelmatige bezigheid zo bleek, maar wel om serieus genomen te worden. Wat vind je van mijn kleren, het ziet er toch niet zo uit, dat je denkt ach, die meisjes die doen maar alsof, die lopen maar wat? Ik verzekerde haar dat het er trendy, en toch ook heel sportief uit zag.

We haalden wat oppasherinneringen op, P. kwam ook nog naar buiten, al in pyama, er was een foto van me opgedoken nog in de achtertuin van haar ouderlijk huis, lang voor haar partner in beeld was, lang voor de tijd dat E. en M. het levenslicht zagen. Je lijkt er net een hippie! lachte M., nou dat zeggen ze nu ook nog weleens, zei ik. En eindelijk had ik dan het boekje in handen van de liturgie van de begrafenis van Theun Gerrit.

Ach... er is veel gezongen in de dienst. De geluidsband krijg ik nog wel. Nou heb ik de hele tijd dat liedje in mijn hoofd van de Mama's & Papa's: Dream a little dream of me.


Sweat dreams til sun beams find you,
sweet dreams that leave our worries behind you,
but in your dreams, whatever that me be,
dream a little dream of me.

Dat wil ik ook wel op mijn begrafenis. Als de droom van een bloesemgeur zo passeer je, een passant van dag naar nacht.

woensdag 20 april 2011

Dat weet je niet

Het is toch wel een ongelofelijke luxe in een land, en een getuigenis van de vrijheid die er is, als je 's ochtends naar een openbare bibliotheek kunt gaan, zomaar een boek kunt gaan uitzoeken, om die vervolgens ergens in de zon buiten te kunnen lezen. Dat je als vrouw je overal in de openbare ruimte kunt begeven en niemand vreemd opkijkt. Dat in de bibliotheek er computers staan en er access tot internet is, ongecensureerd.

Dat laatste is er niet in China, liet een documentaire zien. Elke keer een 'muur' als je bv de naam van een kunstenaar intypt. A Wei Wei, (zie eerder blogje, maart 2010)) heeft zich in de illusie gewenteld dat hij, omdat hij beroemde ouders had die dichter en schrijfster waren, met rust gelaten zou worden. Niet dus. Opgepakt op het vliegveld in Hong Kong en sindsdien spoorloos. Heel akelig. Bewegingsruimte voor vrouwen is er niet in alle Arabische landen, waar vrouwen gesluierd moeten lopen, niet alleen kunnen wonen met een eigen tuintje, niet in een plantsoen kunnen zitten, zoals ik gisteren allemaal deed.

Het boek dat bij de nieuwe aanwinsten van de bieb stond was Dat weet je niet van de Deen Jens Christian Grondahl die ook Veranderend Licht schreef, waar ik erg van onder de indruk was. Nu ben ik weer eens helemaal ondergedompeld geweest in de wereld van de relatie. Wat kun je langs elkaar heen leven en wat kun je je zelf voor de gek houden door de macht van de gewoonte en een soortement van intern onbewust weigeren toe te laten dat het beeld dat je van de ander en van je zelf hebt, helemaal niet klopt met wie je werkelijk bent en had willen zijn: Hoe je elkaar gevangen houdt in elkaars beelden... Wat benauwend.

Dát is er een dag later over gebleven van dit boek. Het bestrijkt enkele dagen van het leven van een langgetrouwd stel, wier dochter, kunstenares ,voor het eerst thuis komt met de aanstaande schoonzoon, die Moslim is. Ze zullen gaan naar een expositie, waar zij een videoinstallatie toont die zij omhult met zwijgen. Hij speelt er ook in mee, ze zegt niks, ze moeten het zelf maar ondergaan. Dit vormt de aanleiding voor haarscherpe beschrijvingen van de breinen van het stel.

Over cultuurverschillen: de man van het stel heeft een verwaarloosde joodse achtergrond en hun dochter gaat nu met een moslim, hoe zal dat gaan? Maar ze gaan vooral in gedachten terug naar het eigen verleden. Eerdere liefdes. De gemiste kansen. De vraag waarom het die andere werd en is gebleven. Ze ontmoeten in die paar geconcentreerde dagen, ook oude liefdes. De lezer krijgt zo mee, hoe ánders beide waren in eerdere relaties. Zo heel anders, als wat zij tegenover elkaar zijn geworden. Hoe lichamelijke intimiteit eigenlijk de vervreemding ten top blijkt:

Zij leidt in den nacht zijn hand tussen haar dijen als wanhopg en teder gebaar tot toenadering. Hij interpreteert het als vulgair, iets waarvan hij dacht dat zij dat niet was, de reden ooit, van zijn liefde voor haar. Zij interpreteert zijn helemaal niet reageren, al was het maar het vluchtige: nu-niet-maar-dan-hier-een-nachtkus als afgestompte, fantasieloze botheid, waarvan zij tot op dat moment dacht dat het zijn redelijke respectvolle aanwezigheid was, waarom ze bij hem was... En ze lijken bij elkaar te blijven, ze weten niks van elkaar, ze wisselen geen gevoelens uit, het boek eindigt. Waarom mensen bij elkaar zijn: Dat weet je niet.

dinsdag 19 april 2011

Psalm 12

Vrijdag gaf ik weer meditatie. Het ging over Psalm 12. Die gaat voor mij over taal, de oprechtheid van woorden, het grote verlangen daar naar. Dat woord en daad samenvallen, dat mensen betrouwbaar en eerlijk zijn. Onomwonden vraagt de psalmist, de zanger aan God: Grijp toch in, want om mij heen zie ik dat de mensen onoprecht zijn en sluw van lippen. Ik mijmerde wat over, lippen, de mond, het zintuig waar alles wat binnen in ons is, naar buiten komt.

De zegenwens op het einde gaat aldus:

Moge de stilte je helder maken
helder als water uit een zuivere bron
Moge de woorden die je spreekt
uit dezelfde bedding komen
als waar de bron uit borrelt:
de Stilte.

Moge de woorden terug keren
van binnen naar buiten naar binnen
dat hoofd & hart en ziel & geest
trouw zijn aan elkaar:
muziek maken, stralende taal
en het spreken als zilver wordt
en het zwijgen daarna, als goud.

Moge je je kunnen overgeven
aan de Bron van Liefde
Die alle woorden loutert en zuivert,
Zó dat wij gaan naar elkaar.

maandag 18 april 2011

Vorm van leven

Gisteren was het de tijd om eens helemaal languit in de tuin met wat boekjes te zitten en te liggen. Ik las Elsschot, voor de boekenclub, Dwaallicht en Tjilp maar hij kan me niet bekoren. Waarom toch is deze schrijver zó geroemd en gelouterd? Vooral de blij kraaiende Matthijs van Nieuwkerk over Elsschot in DWDD kan ik niet rijmen met de sfeer van bedompte burgerlijkheid waar de hoofdpersoon, die volgens Elsschot steeds autobiografisch is, zich in bevindt. Er valt voor alsnog geen kwartje.

Gelukkig las ik een ander boekje waardoor de dag lezen toch als welbesteed aanvoelde: Een vorm van leven van Amélie Nothomb. Al eerder was ik begonnen in een van haar boekjes, dit verwijst naar het formaat, dun, o.a. De Hongerkunstenaar, maar dat legde ik na enkele pagina's weer weg. Er zat iets van venijn in, een beetje boosaardig, je krijgt inzage in de hersenpan van mensen met rare kronkelige gevoelens en gedachten en daar moet je maar zin an hebben. Er zijn mensen hooked aan haar, schijnt het, die willen alles lezen... gaat het dan om herkenning? Je mag bijna hopen van niet.

Maar Een vorm van leven leest als een sneltrein en je zit er meteen helemaal in. Leuk formaat, lekker grote letters, ook heel prettig. Amélie Nothcomb (ze is dus haar eigen romanfiguur), krijgt op 18-12-2008 een brief van een Amerikaanse soldaat die gelegerd is in Bagdad, Melvin Mapple. Er ontspint zich een briefwisseling tussen hen, waar blijkt dat deze soldaat uit protest en onmacht over de oorlogssituatie, zich volvreet, 100 kilo is hij bijgekomen sinds hij in Irak gelegerd is.

Hij verkneutert zich hierin. Hij kost het leger hopen aan geld, aan voedsel, aan extra te maken legerkleding en zijn grootste overwinning is het moment dat hij niet meer in een tank past. Amélie Nothomb reageert, je leest haar bijgedachten daarover, zwaarlijvigheid als vorm van leven, twee levens, want zijn vet voelt als hij ligt alsof er een geliefde bovenop hem ligt, die hij Sheherazade gedoopt heeft.

Er komt een ontknoping, het is niet wat het is, ze besluit hem op te zoeken. Maar vlak voor de landing in Amerika, vraagt ze zich af waar ze mee bezig is. Waarom wil ze hem bezoeken? De enige wijze om zich eraan te ontrekken is om op de binnenkomstformulieren die in het vliegtuig uitgedeeld worden te liegen: hebt u terroristische intenties? Ja. Draagt u een wapen bij U? Ja... en dan maar zien wat er gebeurt, Melvin Mapplle die haar in al zijn zwaarlijvigheid zou komen ophalen van het vliegtuig, zou ze zo kunnen ontwijken. Of is dat niet nodig?

Uiteindelijk blijft er een ding over: het boek, dat Een vorm van leven heet. En een vorm van leven is. Het verhaal implodeert in zichzelf. Knap verzonnen. Amélie Nothomb verwijst zo, door vorm en inhoud van het boek naar een zeer vitaal besef: dat leven altijd schijn en werkelijkheid ineen is en de verbeelding daarin het samenhangende en scheppende principe is.

zaterdag 16 april 2011

Bloesemtocht

Soms vergeet ik in wat voor contrasterende werelden ik leef. PAASBINGO?????!!!!, bestaat dat écht? R. de abdis viel bijna om van verbazing. O ja. Voor mij een heel doorsnee gewoon woord vanuit het wijkcentrum, ik ken al 20 jaar Paasbingo's, maar voor een ander een totaal niet-te-begrijpen-fenomeen. Pasen, het hoogtijfeest in de christelijke kerk, dat is toch niet te rijmen met een bingo? Tja, voor mij wel.

Soms vergeet ik ook hoezeer reflecteren ('Stilte reflectie' staat er boven de folder van de meditatie avonden), een heel vanzelfsprekend deel van mijn ikje is. Over alles, altijd gaan mijn gedachten. Daarmee vind ik veel gedachten van anderen, vooral als ze in boekjes verschijnen gauw geneuzel. Daar vul je toch geen boek mee, denk ik dan, met deze huis-, tuin- en keuken- gedachten? Daar vul je een blogje mee, bijvoorbeeld, maar geen boek. Dan vind ik mezelf, tot mijn eigen verbazing, bijna terug als een vat vol ongeduld. O, die wereld met al haar acties, intenties, doelen, strevingen! Mensen leven van de ene illusie naar de andere. Doe ik daar zelf dan niet aan? (Alweer zo'n vraag) Ik weet het niet. Elke dag een moment van helder bewustzijn: voelen dat je leeft, genieten tot in je hele wezen. Intens vreugedevol en dankbaar zijn, je overgeven aan de stilte... Dat is mijn enige streven.

Vandaag liep ik de bloesemtocht. Prachtig, vanaf Geldermalsen langs de Linge, een route door fruitboomgaarden, langs oude bloeiende appelbomen, over bruggen die door het leger voor deze ene dag daar zijn aangelegd, soldaten in de zon: dit is een land in vredestijd. Die duizenden mensen, een lange sliert door de Betuwe, de dorpse harmonie die in rood-blauwe pakjes onder een tent muziek aan het maken is, zo wil ik wel altijd samen met anderen bestaan: het leven als een bloesemtocht.

vrijdag 15 april 2011

Tussentijds

Ik kan mij jaren herinneren dat de bloesembomen maar een paar dagen bloeiden en dat alles daarna alweer verdwenen was. Maar dit jaar! Ze bloeien lang en heftig en allemaal naast elkaar: de rode sierappeltjes-bloemen, de witte kersenbloesem en de roze prunusbomen en het leek een meidoornboom in volle bloei, maar waarschijnlijk vergis ik me. En nog meer bloesem, waarvan ik de naam niet ken. Ze vallen me dit jaar dus extra op, al die bomen in bloei, in tuinen en plantsoenen, langs de weg.

Wellicht komt dit ook door de rampspoed in Japan en de aandacht die er is, dat Japanners in Nederland nu naar Japanse tuinen gaan om bij de kersenbloesems te rouwen. Tegelijk hoort bij het ritueel dat je toch ook wat viert: het leven dat doorgaat en zich vernieuwt. Het is maar net welke richting je op kan kijken: naar dat wat vergaat of naar dat wat onstaat. Het is een soort staan-op-de-drempel, je hoort nergens bij, je wil even niet voor of achteruit, je bent je alleen maar gewaar van die aparte sfeer waar onbestemd zijn, tegelijk zowel droevenis als milde instemming schenkt.

Deze dagen kwam ook zomaar de dichter Chr. J. Van Geel weer in mijn geest. Toch jaren niet aan gedacht. Maar hij was, al meer dan dertig jaar geleden, wel een van mijn favoriete dichters. Ook als je adolescent bent en het leven nog zoveel kanten op kan gaan, speelt het leven zich veel op een hele brede, grote drempel af; misschien dat hij me daarom zo aansprak. Want dat hebben die gedichten van Van Geel; een soort milde onbestemheid, een staan op de een drempel.

Ik heb de dichtbundels die ik had opgezocht en ik heb ze toen nieuw gekocht, de ene in maart 1980, Spinroc en andere versen, en als motto heb ik erin gezet: 'Het naakte boek is wit'. Een paar maanden later in mei kocht ik Het zinrijk en daar staat bij: 'Het naakte boek is zwart'. Het zijn over het algemeen korte gedichten, soms maar drie regels: Er is in ons een meer van steen/ en om daarover uit te zien,/ trotseren wij en spannen wij ons in.'

Mooi zijn de regels die hij voor zijn partner Elly de Waard schreef: Er brandde een groot open vuur/ en op ieder bord lag sneeuw. Ik vond regels terug waarvan ik al vergeten was, dat die van hem waren, maar die ik wel ken, als een soort binnenrijm in me: Een geur van vroeger maakt mij wakker,/een struik van niets, van eeuwig groen,/ hij ruist. En deze, die als titel Tuinstorm heeft: Er zwaait wat voor me/ een roos. Of deze ene regel: Eenvoudig, de duinen, eenvoudig. En deze: Steeds geeft de wind een nest/ zijn laatste adem mee.

Zo net zag ik op de fiets in het plantsoen achter me voor het eerst een specht. Van heel dichtbij, er was maar een meter tussen ons in, tikkend en huppelend tegen een boomstam. Dat rood in zijn vleugels, de zwart-wit gestreepte tekeningen op zijn lijfje. Zo kort zag ik het maar in het echt, zo haarscherp verschijnt het als beeld nu voor me. Ergens, tussentijds, op die drempel: dat zit in die gedichten van Van Geel, een kort moment dat eeuwen duurt, geheel verweven met natuurbeelden. Want zo is de natuur: als wind, als bloeiende en vallende kersenbloesem, zoals ik zelve, ik ben natuur, een tussentijds verschijnsel.

donderdag 14 april 2011

Kennismaken

Bij het Clarissenklooster is aan de andere kant van de straat een helemaal nieuwe wijk herrezen. Dus de zusters hadden bedacht om hun nieuwe buren uit te nodigen voor een kennis making. En dan vooruit, ook de oude buren aan de andere zijden van het klooster. Van de 15 verstuurde uitnodigingen, persoonlijk aan de deur afgeleverd, waren er elf komen opdagen. Een niet onaardig resultaat, vind ik.

Vanaf de bovenverdieping van het klooster heb je een aardig overzicht van wat er zoal beneden gebeurd. Dus de zusters hadden al uitgebreid gezien hoe vier buren elkaar waren gaan ophalen, van deur tot deur en dat er telkens wat bij kwam: bloemen, een taart, alvorens ze met zijn allen aanbelden. Eentje had gezegd, dat ze zich al had afgevraagd, hoe ze kennis konden maken, dat kon niet, want het was een gesloten klooster. Dat klinkt, schiet er door me heen, bijna als een gesloten inrichting!

Je weet niet hoe vreemd ze ons eigenlijk vinden, mijmerde zuster M. Ik denk toch wel heel vreemd... een oude buur had gezegd dat met Pasen het er een spookhuis leek. In de Paasnacht gaan alle lichten uit in het klooster en wordt er in de hal het paasvuur onstoken waarna een ieder achter elkaar een kaarsje daaraan onsteekt en zo naar de kapel loopt. Dan loop je een gang door langs de buitenramen. Als je dat van buiten af beziet, dan zie je dat ineens voor je: vage schimmen langs de ramen, rood-oranje lichtjes van flakkerende kaarsen: spookachtig!

Zuster M. had nog een vraag voor me: de zusters waren bezig met een brochure die overhandigd kon worden als mensen vroegen wie ze nou eigenlijk waren en wat ze doen. Met name na de meditatie avonden, waar een vrije inloop is, gebeurt dat regelmatig. Of ik wilde kijken naar het resultaat. Je mag het helemaal afschieten hoor, we zijn zomaar wat begonnen, maar van binnen uit weet je soms niet of het wel aan zal slaan.

Ja, natuurlijk, ik kijk graag naar het resultaat. Als ik me verplaats in de meditatieganger met de miniemste kennis van een klooster, zo iemand die per toeval de flyer of het affiche is tegen gekomen en denkt, ach waarom niet, ik ben nog nooit in een klooster geweest, dus een keertje kijken kan wel een leuke ervaring zijn en die dan plotsklaps in de kapel zit met een aantal zusters daarbij die ook mediteren in hun bruine habijt... wat zou je dan willen weten? ...

Ik zou niet geïnteresseerd zijn in historische info of zo over het ontstaan van de orde, ik wil iets lezen wat me zou kunnen raken. Iets van de persoonlijke beleving van die vrouw in habijt, waar ik net naast zat op een meditatiebankje. Wat beweegt haar, waarom wil ze daar zijn, in dat klooster? Geen geloofsgetuigenis, maar iets heel concreets, wat dagelijks gebeurt, wat houdt een mens daar, in dat klooster? Zoiets. Ik ga proberen om met deze ogen die brochure te lezen.

woensdag 13 april 2011

Ach, wind

Er is zoveel wat verwaait. Verwaait met de wind, met het verloop van de tijd, mee naar plaatsen die je niet kent, naar verte die alleen maar wijkt, naar diepten die peilloos zijn en niet meer voor jou bestemd. We maken allemaal alleen een reis en op die reis nemen we sporen mee en laten sporen achter, we zijn er wie we zijn en vaak zijn we niet volledig.

Niet vol aanwezig waar we zouden kunnen zijn, alweer weg met onze gedachten, het spinrag van vooronderstellingen, fantasieën, oordelen, ergernissen met ons mee dragend. Het kan je zomaar gebeuren dat iemand het contact laat verwateren, de relatie laat verdampen, liefde en genegenheid weg gestald, zo dat het geen plaats meer kan hebben in het hier-en-nu...

Soms zwaai je iemand uit, maar de ander weet dat niet, soms draag je iemand eindeloos mee en die ander weet het niet, soms zijn je tranen verborgen omdat die ander dat niet kan zien, wil zien...

Ach...denk je dan, en ach verzucht je nog eens, ach...er valt niks meer uit te wisselen, je zit erbij en kijkt ernaar, ach, ademt het in je, met lege handen sta je, een waas van tranen in je die niemand droogt, alleen de wind, de altijd waaienden wind, geest, vuur.

Zo dicht Chr. J. van Geel:

Wind

Elke boom is een bijna andere

open mond van wind

Luisterende stemmen ieder blad,

iedere stam, ik, ieder lied.

dinsdag 12 april 2011

Echte Vrienden

In het kader van de Maand van de Filosofie is er een filosofisch essay uitgekomen van Stine Jensen, dat Echte Vrienden heet met als ondertitel : Intimiteit in tijden van Facebook, GeenStijl en Wikileaks. Leuk om te krijgen van een vriend en dan bewaar je het om het mooie citaat van Montaigne dat ze citeert: Bij vriendschap smelten de geesten samen en vermengen zich tot zo'n volledige eenheid zodat ze naadloos in elkaar opgaan. Als ik zou moeten zeggen waarom ik van hem hield, weet ik daar geen ander antwoord op dan slechts dit: 'Omdat hij het was, omdat ik het was'.

Het is zo'n mooie uitspraak en daarom natuurlijk ook bewaard gebleven, omdat het raakt aan het geheim van het 'ik' en de 'ander'. 'Ik 'is niet een zonneklare gegevenheid en dat geldt ook voor de ander. In vriendschap die de tand des tijds doorstaat, weet je eigenlijk alleen maar dat dit zo is omdat de een, de ene is en de ander de andere en je zonder veel woorden of beloftes elkaar zomaar trouw bent gebleven. Je wilt die andere blijven herkennen, zonder die totaal te kennen, zoals je ook je zelf maar gedeeltelijk kent...

Het verwijzen naar dit heel geheimzinnige, dat had het skelet kunnen zijn van het essay van Stine Jensen. Want een verschijnsel als Facebook past hier in. Je hoeft niemand op Facebook tot op de draad te kennen, maar in de woorden die velen met elkaar wisselen creëer je te samen een soort spiegel voor elkaar, een bewustzijn over iets, een gedeeld gevoelen vol wisselende perspectieven. Deze gecreëerde werkelijkheid, dat lijkt me de Facebook-generatie die de revolutie in Tunesië en Egypte mogelijk maakte.

Maar Jensen introduceert een nieuwe term 'Intiem Kapitaal': wat intiem is heeft kapitaalkrachtige waarde en daarom dat zo iemand als Femke Halsema (quasi) intieme dingen twitterde en stopte met Facebook toen zij politica af was, want nu levert dat intieme kapitaal geen kiezers meer op. Het lijkt me een dwaalweg, het idee van dat intieme kapitaal. Je kunt er eindeloos over neuzelen, maar echte vrienden die wisselen geen intiem kapitaal met elkaar uit, met de notie daarachter: voor wat, hoort wat. Die Zijn er gewoon. Zoals een verschijnsel als Facebook er ook domweg IS.

Enfin... dat citaat nog tienmaal herlezen en laten sudderen, dan kom je dichter bij dat wonderlijke verschijnsel van Echte Vrienden.

Chocolade

Ik kijk al een hele week geen tv meer. Teruggekomen van vakantie, bleek ik afgesloten te zijn. Aha, dit is dus het voorlopige resultaat van mijn boycot-aktie die ik een half jaar geleden of zo gestart ben. Al meer dan tien jaar staat dat abonnement nog op naam van Ex, en hoeveel verwoede pogingen ik ook deed in al die jaren: het blééf zo. De laatste keer door de telefoon hoorde ik de dame aan de andere kant de 'nieuwe' gegevens intypen, echt het was nú veranderd in het systeem bezwoer ze me. Niet dus. Sindsdien stuurde ik alle rekeningen onbestelbaar retour.

Afgesloten... en het geeft een soort rust en ruimte die weldadig is. Geen beeldenstorm over alle beelden die ik in Sevilla verzameld had en de sinasappelgeur, het licht in de straten, sommige taferelen, ze liggen nog heel dicht onder mijn huid. In het wijkcentrum, waar de tv wel aan staat, zag ik ineens hoe razend snel Mathijs praat in DWDD, wat een tempo, wat veel in zo'n korte tijd. Mis ik het? Nog niet, dus. Alleen s'avonds wat later, lantaarnlichtjes in de tuin aangedaan en weer uitgedaan, turen naar De Grote Beer pal boven me, kan ik sterke behoefte krijgen aan beelden. Aan manipulatie van beelden, aan een andere wereld die aan je verteld wordt, aan een filmpje dus, zoals het verhaaltje vroeger dat voorgelezen werd, voor het slapen gaan.

's Ochtends hangt zo'n film dan nog in het bewustzijn en nu is dat Chocolat, een film die zich afspeelt in deze tijd van het jaar, de vastentijd in de christelijke belevingswereld. Julliette Binoche speelt een vrouw met een dochtertje die in een afgelegen dorpje aan een rivier, ergens in Frankrijk een winkel in chocolade, Chocolat de Maya, beginnen tijdens de vastentijd. Je kunt er koppen warme chocolade drinken met vleugen chilipoeder, bonbons snoepen die Venustepels heten, en allerlei andere heerlijkheden, boontjes bijvoorbeeld die de lust op wekken.

Een film die elke christen in de vastentijd elk jaar verplicht zou moeten aanschouwen. Wat telt er: de moraal van het uitsluiten van de vreemdeling en het je vasthouden aan eigen gewoonten en gebruiken? Of kun je ruimte geven aan je zintuigen, meestromen, risico's nemen, je eigen grenzen verkennen en weer verruimen? Is het toeval dat het katholieke Limburg een vesting geworden is van de PVV? Hoe kleiner je wereld is, hoe meer je denkt dat er wat te verliezen is, als iemand aan je poorten morrelt en binnen wil komen.

Toch gaat het daar om: om de wereld tot je te nemen als chocolade, het langzaam te laten smelten op je tong, niet kijken naar wat verstandig is en de toekomst willen controleren, maar naar wat gelukkig maakt in het hier-en-nu.

maandag 11 april 2011

Zon plekken

Dit weekend was ik in de sauna De Veluwse Bron boven Noord-Appeldoorn. Het leek wel of ik de Efteling of zo betrad, zoveel attracties en er stonden rijen dik bij de kassa's. Allemaal voor het ochtendtarief van 10.00-14.00 uur? Eenmaal binnen, had ik er rustig tot 23.00 in den avond kunnen blijven. Heel mooi gesitueerd aan een natuurplas waarin je ook nog een duik kunt nemen, sauna's op hout met uitzichten op de bomen, het riet en het water. Hamman, zoutgrot, tropisch strand, bubbelbaden, je waant je in een resort oord waar het enige doel in het leven is om in badjas te lopen, te eten en te drinken, dan wel naakt ergens te liggen of te dobberen.

Nou bleek Zusje in de hoedanigheid van haar beroep ook nog geadviseerd te hebben, omtrent ligging van het gebouw en de parkeerplaatsen ten opzichte van de omringende natuur! Maar ze was nooit naar het resultaat gaan kijken. Ze houdt niet van de sauna. Ik putte me uit in complimenten, want dit was nu zo'n nieuw ontdekte plek die helemaal in harmonie was met de omgeving en dat mijn eigen zusje daar ook de hand in heeft gehad!

Ik zou onmiddelijk een keer zijn gaan kijken naar het resultaat. Maar ja, ik ben een terugkijker-en-dan-weer-naar-voren-type. Heel leuk was het om de dag ervoor op de alternatieve route van het Ludgerpad met vriend E. uit te komen bij de abdij De Slangenburg. E. kon het zich niet meer herinneren, maar ik deste meer: het was het eerste Nederlandse klooster dat ik zag en het was voor het eerst dat ik mee deed aan Vespers. 15 jaar geleden of zo.

Ik weet nog dat E. zei: Als ze zeggen 'Eer aan de vader en de zoon...' dan buigen ze, dan weet je het. Overrompelend vond ik het toen. Zo'n vreemde wereld van monikken in zwarte pij die daar half in het donker aan het prevelen waren, wist ik veel wat en waaruit. Nu bekroop me hier ook een bijna Efteling gevoel, want het klooster ziet er een beetje poppenachtig, Anton Pieckerig uit: Het is na de Tweede Wereldoorlog door de monniken zelf gebouwd uit heel eenvoudige baksteen. Hou het simpel en klein, zou ik dan ook denken.

Dat duistere, je verbergen voor de wereld: dat is niet mijn manier, het riep toen ook iets op van geheime bezweringsrituelen, herinner ik me. Terwijl ik wel al boeddistische tempels bezocht had, waar monniken mantra's reciteren. Maar die zijn in oranje, met de grote ramen aan weerzijden van de stupa, waar de grote zittende boeddha in huist, helemaal open. Frisse lucht stroomt binnen, zonlicht, de schaduwen van palmbomen daar omheen.

Aan de oever van de rivier in de uiterwaarden graasden nu de oerossen en de gehavende en sterk vermagerde paarden, van het frisgroen lentgras. Bij hoog water was dit tevoren een groot wijds water waar de ganzen op dobberden. Ach, waar bestaat leven anders uit, dan naar het steeds maar op zoek zijn naar plekken waar je op adem kan komen? Waar het besef van tijd even helemaal verdwijnt; iedereen is op zoek naar dit soort plekjes om te bestaan in de zon en de lucht zonder welke wij niet waren.

donderdag 7 april 2011

Speelse Nazareno

In Sevilla ben ik nog eens terug gegaan naar het Museo de Belles Artes. Dat was gratis en het is heel genoeglijk om dan gewoon nog eens aan te wippen in dat prachtige museum dat voorheen een Capucijnenklooster was. Nog eens in het binnenhof te zitten met de azulejo-tegelbanken aan alle kanten met uitzicht op een groene oase en purperen bougainville in de binnentuin. In een reisgidsje stond heel nuchtertjes dat met de onvermijdelijke afbraak van geloof en kerk het wel fijn was dat zo'n klooster zo'n mooie andere bestemming had gevonden.

Ik ging terug om nog eens o.a.naar Jose Garcia Ramos te kijken. Zijn schilderijen hebben een ondeugende, subversieve uitstraling in de wijze waarop de personen zijn afgebeeld. Je ziet volksvrouwen die elkaar aan de haren trekken, een stoel waar iemand de haren wordt geknipt, maar die zo wiebelt dat hij bijna omvalt, een flamenco-zangeres op een stoel die een sigaartje paft met wijd gespreide benen en haar gitaar op schoot. Een vrouw wier haren wapperen door de wind van een binnenventilator, terwijl de papieren om haar heen waaien en ze haar oren met haar handen dichtstopt, onderwijl een beetje duivels lachend, met binnenpret plezier. Een vrouw, ze zijn allemaal zo zelfbewust!, kijkt je lachend aan, achterwaarts zich omdraaiend vanaf een witte stoel, tussen de potten met chrysanten, buiten.

Een schilderij combineert heel exact de mix in Sevilla van religieuze gebruiken en werelds plezier. Je ziet een Nazarener broeder, tegenwoordig kunnen het ook zusters zijn, las ik, met een grote zwarte puntmuts op, gehuld in een witte cape met het embleem van de broederschap zichtbaar. Dat er een man verscholen is, doet de brede pols van zijn hand vermoeden. Maar meer nog de dames om hem heen. Die giechelen en flirten, zij weten wie er onder zit en ze maken lolletjes met elkaar.

Het drukt heel erg de sfeer in Sevilla voor mij uit. Een soort opgewektheid en kleurigheid, waar ik wel een beetje heimwee naar heb. Het uitleven van geloof en religie lijkt in Nederland zo'n ernstige zaak, terwijl het ook uitgelatener en speels kan zijn.

woensdag 6 april 2011

Bretels

Ach, wat was ik verrast! Er stond een klein pakje op het kantoor in het wijkcentrum met daarop: Proficiat Mirjam. Ik maakte het open en in een dik ingetaped doosje van een accu zaten, de goudgeborduurde bretels van F. (zie blogje Maart: Tefal) Ik heb een briefje geschreven dat ik ze met TROTS zal dragen.

F. is zo'n lieve man. Soms probeer ik in zijn brein te kruipen, hoe het is om met zijn dementerende vrouw te leven. Hoe is het als je meest dierbare langzaam aftakelt en het in de geest van die ander langzaam donker wordt, zoals Iris Murdoch zei, een van de laatst heldere woorden die ze sprak, waarna Alzheimer steeds meer toesloeg.

Misschien is het voor een partner een heel andersoortige beleving dan wannneer je een familielid bent. Omdat je ook een lichamelijke band met die ander hebt en het lichaam van die ander nog nabij is. Toen bij Vader de kist dichtging, voelde dat aan als definitief, want al was hij dood, dat je de konkrete gestalte van die ander nog in je nabijheid hebt, dat is toch wat. Het afscheid van hem verliep ook in fasen. Dat is anders als in één ruk weg en binnen een week de grond in. Dat de dag waarop je die ander begraaft anders de dag was waar die ander bij je zou komen eten, dat maakt een verlies wel erg scherp.

Langzaam afscheid nemen... Niet terug kijken naar wat het geweest is, maar koesteren wat er wel nog is... dat is een ware kunst. F. beoefent dat heel knap. Wat wel scheelt is dat zijn vrouw zo aanhankelijk is en zelf ook zo'n lieve uitstraling heeft. Hij, die zelf bretels draagt, is de bretels voor zijn vrouw: zonder hem stond ze allang in haar blote kont. Dat hij nu zijn mooiste bretels aan mij heeft geschonken: ik vind het een eer.

Barmhartigheid

Gisterenavond was ik op de fiets naar het klooster. Dus na de leesgroep kon ik nog meedoen aan de dagsluiting. Het idee om wel in het klooster geweest te zijn, maar niet in de kapel, dat stond me plotsklaps tegen. De kapel, dat is toch het kloppend hart van het klooster. Na een week zo ver weg geweest te zijn, kwam ik pas helemaal thuis, door daar ook even te zijn.

De zusters fladderden uit de huiskamer, nog lachend, rumoerig. De anderhalve uur recreatie in de avond, voor de dagsluiting, dat is de enige tijd dat ze met elkaar praten. Hoe anders en hoe meer geconcentreerd leef je met elkaar, als je weet dat dat de tijd is van uitwisseling en ontspanning? Hé, hallo, Mirjam, hoi! En met zuster B. oefende ik nog gauw de aangepaste dansversie van de vigilieviering op zaterdag. Met grote stappen, treden overslaand, spoedde ik me vervolgens naar de kapel.

Heerlijk, het was nog donker en een voor een druppelden de zusters binnen. Da's mooi,vind ik, die omslag die er meteen is, van joligheid in verstild in de koorbank zitten. Het had iets intiems, vooral ook omdat ik nu de enige niet-zuster was. Ze waren onder elkaar en zo eindigen ze de dag. Die hoge, ijle stemmen, ineens, 12 stuks, zuster C. zong niet mee, zag ik, misschien om haar krachten te sparen.

Helemaal op het einde, dan doet een zuster het licht weer uit in de kapel, alleen een spotje op Maria voorin. Een houten strak beeld, waar je de boomstam als het ware nog doorheen ziet, Noord Europees, zo heel anders dan de flamboyante Maria's in Sevilla. Géén tranen die over de wangen biggelen, er is alleen iets van een flauwe glimlach op het gezicht te onderscheiden. De zusters keren zich allemaal naar het beeld in het donker en ze zingen hun groet naar Maria: O, Maria, moeder van de barmhartigheid... Dat zijn de laatste woorden die ze uitspreken op een dag, elke dag, alvorens ze slapen gaan.

Het ontroerde me. De woorden kwamen binnen:

Moeder van de barmhartigheid... Barmhartigheid, mededogen; dat is het centrale beginsel die alle religie en levensbeschouwing een soort water keurmerk geeft van levendwekkende, menselijke echtheid. Wat is er mooier dan elke dag een groet te brengen aan de barmhartigheid en daarna je hoofd te ruste leggen? Dat maakt zacht, dan schep je een wereld waar de zachte krachten hun werking kunnen doen.

dinsdag 5 april 2011

Wat dóór gaat

Gisterenavond zat ik stil in mijn kamer. Ik dacht aan de doden en dat je niet weet wat er gebeurd als iemand dood gaat. Natuurlijk zou je wel willen geloven dat de geest van iemand ergens belandt en voortleeft en zo, en dat je toch onsterfelijk bent, maar als ik eerlijk ben, dan ben ik geneigd om daar niks van te geloven.

Ik dacht aan de dichtregels op de kaart van Theun Gerrit: Sta niet aan mijn graf in groot verdriet Ik ben niet hier, hier rust ik niet Ik ben de duizendvlagen wind die waait. De glittering die zon op sneeuwvlokken zaait. Wat zeg je daar nou mee? Dat je voorgoed weg bent, in het niks opgelost, dat was het dan? Word je wind, word je licht? Kan het zo zijn dat wanneer het lichaam sterft alles aan geest, alles wat je was ook oplost, zomaar zonder voorbereiding, ineens? Eigenlijk heb je te concluderen dat dit zo is, dacht ik triestig. Weg is weg...

Ik bleef stil zitten en mediteerde. Vooruit, sta maar stil bij de leegte, dat plotsklaps verdwijnen, verdampen, poef , zoals bij de Tita-tovernaar: Dan doe ik dit! en alles staat stil. Toen hoorde ik in mijn binnenste een soort gezang, zacht melodisch, heel erg in de verte. De woorden daarbij waren: De doden zijn niet dood...de doden zijn niet dood. Ik zag een donker landschap waarin niks meer te onderscheiden was met aan de horizon een streep licht waar het gloorde.

Doden, is het daar waar jullie zijn, vroeg ik en met de vraag voelden alle mij dierbare doden ineens heel dichtbij. Ik voelde hun persoonlijkheden rakelings langs mij gaan, ze voelden in de buurt. Alsof een andere ruimte even heel dichtbij het gewone leven was. Het troostte me, ik dacht: nee, ik kan niet keihard zeggen dat dood, dood is en weg, weg is.

Ik keek mijn kamer rond. Ik zag al die boeken in de boekenkasten, de dingen die er staan en hangen, ooit door mensen gemaakt, al dood of nog levend, of niet meer aanwezig in mijn leven. In de boeken spreken stemmen tot me van eeuwen geleden en velen ervan hebben mij tot leven gebracht. Nee, de doden zijn niet dood...

maandag 4 april 2011

Theun Gerrit

Thuisgekomen stond mijn hele tuin vol Lente. Voor bloeien de blauwe druifjes en de gele tulpen en van dat lichtpaarse kruipgoed waar ik de naam niet van weet. En achter bloeien de kerrie japonica, de gele bolletjes en de roze ribes. Het vogelconcert is werkelijk oorverdovend, zo hard en veel, dat doen ze niet in Sevilla.

Op de deurmat verjaarskaarten, maar ook een heel droevig bericht, waarvan ik erg geschrokken ben. Theun Gerrit is onverwacht overleden, de jongere broer van vriendin P. en de oom van E en M. op wie ik jarenlang gepast heb. S'nachts kwamen de herinneringen naar boven: hij was de gangmaker en degene die altijd vol grapjes zat op de verjaardagen van P. Hij kon wonderwel met alle vriendinnen overweg, veel later bleek hij homo te zijn. Toen P. nog thuis woonde was hij vooral de jongere broer met wie ze heel vroeger ruzie maakte en hij had een heel intrigerende hobby.

Hij bouwde maqettes van door hem zelf bedachte huizen. Heel prachtig. We hebben nog wel eens de gedachten laten gaan over mijn droomhuis en ik weet nog dat er een glazen torenkoepel, een soort hoge serre, in verwerkt moest worden, die uitkeek op de bossen en natuur rondom. Hij heeft die maquette nooit gemaakt, ik geloof omdat P. op kamers ging wonen en ik hem ook niet meer tegen kwam.

E. belde me vanochtend op, waarmee ik heel blij was. Ze vertelde dat hij in een al eerder opgesteld testament, hij had de ziekte van Kahler, waar hij van genezen leek, neergezet had dat hij graag wilde dat zijn huisjes onder zijn dierbaren zouden worden verdeeld en dat ieder er maar goed voor moest zorgen.

Nu was hij een maand geleden ineens weer slechter gaan lopen, maar was toch nog mee naar Venetië gegaan en een foto van hem, het voorste deel van een gondel waar waar het licht op valt, met spiegelend donker water er om heen, siert de rouwkaart. Het is zo onwerkelijk. Omdat ik ook de begrafenis gemist heb waar ook E. gesproken heeft; dat ze naar mannen keek voor hem, maar niet verder kwam dan de wiskundeleraar die hij afgekeurd had. Hoe hij vol met grappen en grollen zat.

Ik kende hem niet persoonlijk, maar het raakt me erg. Iemand die op de achtergrond van je leven er ineens niet meer is. Niemand die het heeft zien aankomen, oorzaak onbekend. Plotseling hartfalen.

zaterdag 2 april 2011

Reprise Sevilla

Liggend op het strand las ik Villa de Roses van Elsschot. Een leuke titel voor een deprimerend boekje : wat een vervelende mensen met al hun berekende zelfzucht en eigenwaan, behalve het slachtoffer, een dienstmeid die haar hart verliest aan Richard een jonge duitser, voor wie zij een lor is. Mijn gedachten dwaalden naar een andere vrouw: Carmen, die in Sevilla gesitueerd is in de tabaksfabriek, dat nu de universiteit van Sevilla is.

Een gigantisch groot gebouw, een dorp op zich, waar indertijd 10.000 arbeidsters sigaren maakten en er was zelfs een gevangenis voor degenen die sigaren steelden. Ach Sevilla... De grootheid van deze gebouwen vertelt hoe bloeiend het er geweest moet zijn. Een ander monumentaal gebouw staat tussen de kathedraal en de Alcazares in; het heet nu Les archives des Indis, maar het is gebouwd als beursgebouw in de tijd van Columbus. Men handelde eerst voor de kathedraal, de clerus zag dit niet zitten en de handelaren bouwden, wellicht als teaser, dit gebouw er pal naast. Wereldlijke macht die de kerkelijke macht trotseert.

Zo rijk was het, dynamisch, groots. Het gebouw is later in verval geraakt, er hebben mensen in gewoond en dat leek me zoals de geschiedenis van The Barracks in Sydney: oorspronkelijk het gebouw waar iedere nieuwe inwoner van Australie het eerst in terecht kwam en er werd geregistreerd, later is het een weeshuis geworden van armen, de rechtbank, enzovoort. Nu bevat Les Archives des Indies alle stukken van over de hele wereld, die met de toenmalige expansiedrang van de ontdekking van de wereld als geheel te doen heeft. Het is als een soort geheugen van de ontdekking dat de wereld rond is.

Ik heb gekeken naar de mensen in Malaga, gisterenavond was het uitgaansavond en er is nu een filmfestival, het was druk in de straten, maar ik zag de flair van de Sevilliaan er niet terug. Men is hier gewoon, gewoner. Iets in Sevilla is helemaal uniek, iets in de lichaamshouding, het 'aura' ... Zelfbewust en relaxed tegelijk, ik mis het nu al...

Het is toch grappig dat mijn oorspronkelijke plan was om naar New York te gaan, de stad van de nieuwe wereld en dat ik daarvoor in de plaats terecht ben gekomen in die stad, waar vanuit die Nieuwe Wereld ontdekt is! Ik zag op een heel groot tapijt in het Alcazares de wijze waarop Sevilla zichzelf zag: je keek als het ware vanuit Frankrijk in vogelvlucht op Spanje: aan de zijranden lagen Barcelona en Valencia, centraal lag Sevilla tjokvol schepen die op de atlantische oceaan lagen. Andere schepen lagen op de Italiaanse zee, Italie was in een geschrompeld tot een wormpje, en dan lagen er ook nog schepen achter, richting Griekenland en Klein Azie.

Sevilla als centrum van de wereld. Zo was het. Cervantes heeft er zijn Don Quichotte geconceptieerd en dan heb je ook nog de opera de barbier van Sevilla... Maar laat ik het maar houden op Carmen en de Macarena en bedenken dat het bekrompen milieu dat Elschot beschrijft, er eentje is om uit op te stijgen.

Elk jaar die Sante Semana en pal daarachteraan een week lang de Feria de Abril, waar de hele stad zich onderdompeld in flamenco en daarna het feest van de Corpus Christi, waar de monstrans met het lichaam van christus weer de stad door wordt gedragen. Zoveel lange hete dagen en evenveel zwoele warme nachten... Wie was ik geweest als ik in Sevilla geboren was? Het is zo´n op-reis-vraag die me deze keer extra intrigeert door de verhouding tussen Religie en feestelijke, heftige Dans die deze stad zo kenmerken, een verhouding die mezelve ook altijd bezig houdt.

Visje


Op het strand kwamen in de avond de hengelaars het strand op. Vissen sprongen langs de kustlijn, scholen vissen, en men had regelmatig beet. Een jongeman ving er in één klap drie aan zijn hengel en zijn vriendin liep achter hem aan terwijl de vissen in de plastic tas die zij droeg, ritselden van leven. Een andere familie kwam vissen, met een peutertje dat een mijnwerkerslampje op zijn hoofd geschroefd had gekregen. Ze volgden de school vissen langs het strand en ik wandelde mee. Fascinerend om te zien, het deed me denken aan de film The flyfisher, waar Brad Pitt, de levenskunstenaar blijkt in de wijze waarop hij subliem kan vissen: wachten, volgen, op het juiste moment laten vieren en binnen halen. Ik stond tussen de twee vrouwen van de familie in, te kijken. De ene vrouw ving er eentje en gooide die in het donker het strand op en gooide meteen weer haar hengel uit. Ik zag dat de vis op het droge, zich weer richting de zee spartelde. Ongelofelijk, het overbrugde wel een afstand van vijf meter! Het werd vloed, daar lag het, het lukte haar net niet om de zee te bereiken en het lag er nu wat verloren bij en was ook gestopt met spartelen. Ik besloot de vis op te pakken en ik wapperde er mee richting die vrouw. Deze vis is van jou! Maar ze zag me niet en ik kan geen spaans. De vis begon plotseling wel weer te bewegen in mijn hand. Zo´n mooi zilverachtig visje! Wat zou er gebeuren als ik het in de zee legde? Warempel hij begon weer te spartelen, wat nu? Het haalde de zee niet, uit eigen beweging. Zou ik het maar oppakken en mee naar de hostel nemen? Een vers visje klaarmaken en op eten, was ook niet te versmaden. Ik pakte het weer uit de zee.Wat een levenskracht zat er nog in dat lijfje! Het keuzemoment: ja of nee, kreeg het nog één kans? Vooruit, ik gooide het zo ver als ik kon de zee in en tuurde op het donkere water. Een hele poos zag ik regelmatig een zilveren streepje op een golfje naar boven komen. Verdorie, lag het daar misschien dood te wezen en nu kon ik er niet meer bij! En toen ineens, leek het onder te duiken. Weg was het visje. Mijn hand ruikt nu nog naar vis. Een leuke gedachte dat daar nu in die middellandse zee, een vis zwemt die ik in mijn handen heb gehad.

vrijdag 1 april 2011

Op pad

Waar ik ben aanbeland! Ik had nog een nacht nodig in Sevilla, maar alle hostels waren volgeboekt. Dus ik besloot vanmorgen, dan maar naar Malaga te reizen. Een dagje op het strand,is ook niet weg. Al vertrok ik met een zucht... Het hostel waar ik zaterdagnacht verblijf, de mij vertrouwde, was ook al volgeboekt. Nou ja, het ging me alleen om een bed om in te liggen en ik koos vanaf internet het hostel dat op de kaart makkelijk beloopbaar was vanaf het busstation.

Alleen een bedje om in te slapen... dat heb ik nu. Op een zolderkamer, rijen ijzeren stapelbedden vlak naast elkaar, alles blauw geschilderd, met TL krakkemikkige buizen, die schuin bijna naar beneden storten en een gat in het plafond recht boven me. Pinkhostel, heet het, en ja hoor, het pink is niet voor niks; twee jonge homootjes zijn de gastheren. Eentje uit Afrika en dan opent zich een ander associatieveld, want dáár is een Tl buis een luxe want dan heb je electriciteit en blauw... Marokkaans blauw... sjiek! Blauw is daar de kleur van de zee en de verte. Er hangt hier de sfeer van de film My beautifull laundrete, waar twee homojongens een bestaan proberen op te bouwen in een achterstandswijk in een grote stad .

's Middags had ik nog oog in oog gestaan met Camilla, zo heet ze toch?, degene van wie Lady Di zei, dat ze in haar huwelijk met zijn drieën waren, en tegen wie prins Charles in een afgetapt telefoongesprek heeft geexclameerd, dat hij wel haar tampon wilde zijn! Kijk, dat soort dingen herinner ik me wel ineens, maar haar naam wil me maar niet te binnen schieten. Ook prins Charles passeerde me op 3 meter, een oude man, die wordt nooit meer koning, en dat gebeurde in het Alcazares in Sevilla.

De Alcazares, het ander pronkstuk van Sevilla, tegenover de kathedraal gesitueerd, gebouwd door een christleijke koning die door de adel en de clerus toen, Peter de Wrede werd genoemd, maar de grotendeels islamitische bevolking toen, noemde hem Peter de Rechtvaardige. Hij heeft zijn paleis laten bouwen door Islamitische architecten en dat levert een prachtig, duizend en een nacht paleis op en tuinen met fonteinen, die in de middag, door dat koninklijk bezoek bijna leeg waren, zodat de sfeer van weleer ineens voelbaar was, zonder al die groepen touristen in de ochtend.

Dit blog typ ik nu af in The Melting Pot Backpackers, alwaar ik in de ochtend door de binnenstad en over het strand van Malaga, naar toe ben gelopen. Het oorspronkelijke blog dat ik om 1 uur 's nachts typte in het Pinkhostel was grotendeels verdwenen en ach, nu is hier mijn bedje nog niet opgemaakt, dus dit kan wel even, nu. Zometeen naar het strand! Nog even me koesteren in de zon, want morgenochtend vertrek ik weer naar Nederland. Het einde van een prachtige week, die ik in mijn leventje zal koesteren.