zaterdag 23 april 2011

Vogeltje

- Ja, jij bent het, dan kan ik de deur wel open doen met een tafellaken in mijn hand, zei zuster H. toen ze de voordeur van het klooster voor mij opende. Kwart voor drie in de middag, Goede Vriijdag, de dag waarop herdacht wordt dat Jezus aan het kruis genageld wordt. Vroeger op de lagere school zat ik in angst en beven in de schoolbankjes, de kerkklokken gingen dan luiden en bij elke Doingg!, voelde ik als het ware dat er weer een hamerslag voltrokken werd.

- O, o, o, ik ben zoóó verdrietig! zei zuster H. terwijl ze met het witte tafellaken, quasi haar tranen droogte van haar gezicht. We moesten allebei hard lachen. Ja, laat ze maar lekker de vrije loop! zei ik. Heerlijk, die relativering van zo'n dag in het klooster. Dat werkt werkelijk als balsem op de ziel. Ik kwam voor de kruiswegmeditatie, maar deze keer vond ik er niet veel aan. Bij een statie werd je op de schaamte van de naaktheid van Jezus gewezen en dus op jouw schamteloze blik om te kijken. Daar heb ik niks mee. Lijden is overal, machtsmisbruik, ziekte, onrechtvaardigheid, daar helpt schamen je niks, dan kan je er beter met aandacht naar kijken: naar het naakte bestaan in alle kwetsbaarheid.

In den ochtend lag er op het tuinpad een klein vogeltje. Net uit het ei, de eivorm nog zichtbaar in het kale lijfje waar de vleugeltjes nog niet volgroeit tegen aan geplakt waren. Wat donsveertjes op het ruggekammetje en voor, tussen de ogen, bijna als een grappige ponnie. Gesloten ogen, in blauwe ballen, alsof het heel grote opgezwollen wallen onder de oogjes had. Een gesloten snavel, best groot in proportie, daar had al dat eten in gemoeten als ie nog in zijn nest zat tot het had kunnen uitvliegen. Alle klauwnageltjes al volgroeit, bij pasgeboren babies vind ik dat altijd een bron van verwondering: die kleine nageltjes aan die kleine vingertjes.

Tja, in mijn tuin is de vogelkolonie ondertussen ook een af en toe wreed terrein geworden, waar jacht en roof zijn intrede hebben gedaan. Eksters loeren in de boom er tegenover om hun slag te slaan. Wat dus gelukt is. Op het achterlijfje drie grote bloedgaten waarmee het uit het nest gekaapt is. De dieren wereld en de mensenwereld: het gebeurd in beide: slachtoffer zijn en uitvliegen, vrij wakker worden om zes uur door al het gefluit dat een nieuwe dag verwelkomt, blij zijn met weer een nieuwe dag.

O, o, ik ben zó verdrietig... dat is in vele toonaarden altijd waar en niet waar, tegelijkertijd.