Gisterenavond zat ik stil in mijn kamer. Ik dacht aan de doden en dat je niet weet wat er gebeurd als iemand dood gaat. Natuurlijk zou je wel willen geloven dat de geest van iemand ergens belandt en voortleeft en zo, en dat je toch onsterfelijk bent, maar als ik eerlijk ben, dan ben ik geneigd om daar niks van te geloven.
Ik dacht aan de dichtregels op de kaart van Theun Gerrit: Sta niet aan mijn graf in groot verdriet Ik ben niet hier, hier rust ik niet Ik ben de duizendvlagen wind die waait. De glittering die zon op sneeuwvlokken zaait. Wat zeg je daar nou mee? Dat je voorgoed weg bent, in het niks opgelost, dat was het dan? Word je wind, word je licht? Kan het zo zijn dat wanneer het lichaam sterft alles aan geest, alles wat je was ook oplost, zomaar zonder voorbereiding, ineens? Eigenlijk heb je te concluderen dat dit zo is, dacht ik triestig. Weg is weg...
Ik bleef stil zitten en mediteerde. Vooruit, sta maar stil bij de leegte, dat plotsklaps verdwijnen, verdampen, poef , zoals bij de Tita-tovernaar: Dan doe ik dit! en alles staat stil. Toen hoorde ik in mijn binnenste een soort gezang, zacht melodisch, heel erg in de verte. De woorden daarbij waren: De doden zijn niet dood...de doden zijn niet dood. Ik zag een donker landschap waarin niks meer te onderscheiden was met aan de horizon een streep licht waar het gloorde.
Ik dacht aan de dichtregels op de kaart van Theun Gerrit: Sta niet aan mijn graf in groot verdriet Ik ben niet hier, hier rust ik niet Ik ben de duizendvlagen wind die waait. De glittering die zon op sneeuwvlokken zaait. Wat zeg je daar nou mee? Dat je voorgoed weg bent, in het niks opgelost, dat was het dan? Word je wind, word je licht? Kan het zo zijn dat wanneer het lichaam sterft alles aan geest, alles wat je was ook oplost, zomaar zonder voorbereiding, ineens? Eigenlijk heb je te concluderen dat dit zo is, dacht ik triestig. Weg is weg...
Ik bleef stil zitten en mediteerde. Vooruit, sta maar stil bij de leegte, dat plotsklaps verdwijnen, verdampen, poef , zoals bij de Tita-tovernaar: Dan doe ik dit! en alles staat stil. Toen hoorde ik in mijn binnenste een soort gezang, zacht melodisch, heel erg in de verte. De woorden daarbij waren: De doden zijn niet dood...de doden zijn niet dood. Ik zag een donker landschap waarin niks meer te onderscheiden was met aan de horizon een streep licht waar het gloorde.
Doden, is het daar waar jullie zijn, vroeg ik en met de vraag voelden alle mij dierbare doden ineens heel dichtbij. Ik voelde hun persoonlijkheden rakelings langs mij gaan, ze voelden in de buurt. Alsof een andere ruimte even heel dichtbij het gewone leven was. Het troostte me, ik dacht: nee, ik kan niet keihard zeggen dat dood, dood is en weg, weg is.
Ik keek mijn kamer rond. Ik zag al die boeken in de boekenkasten, de dingen die er staan en hangen, ooit door mensen gemaakt, al dood of nog levend, of niet meer aanwezig in mijn leven. In de boeken spreken stemmen tot me van eeuwen geleden en velen ervan hebben mij tot leven gebracht. Nee, de doden zijn niet dood...