- Dan ga je morgen weer het gewone leven in... zei zuster R. Ik reageerde een beetje nuchtertjes met : dan ga ik weer een ander deel van mijn leven in, iedereen leidt toch verschillende levens naast elkaar?
- Ja, daar heb je ook wel gelijk in, zei ze.
Maar gisteren, toen ik wegfietste van het klooster werd ik plotsklaps weemoedig en sprongen de tranen me in de ogen. Zuster R. had gelijk: ik scheurde me los van een wijze van leven die ongewoon is: leven binnen de muren van een klooster waar geheel en al plaats wordt gemaakt voor dat ongewone: God, het Geheim van het leven, hoe je het ook noemen wil. In het dagelijkse getijdengebed, de speciale vieringen voor de Kerst, een poging om consequent met liefde en aandacht met elkaar om te gaan.
Ik was uitgenodigd door de Clarissen om de kerstdagen bij hun door te brengen en Vrijdag 23 december vertrok ik al. Van binnen in het klooster maakte ik hun belevenissen buiten mee: twee hadden kerstboodschappen bij de AH gedaan, twee winkelwagens tot over de top beladen vol. Een meneer was tegen eentje aangebotst, ze schrok ervan, maar de meneer had er meteen bij geroepen: moet je ook maar niet zo'n volle kar laden.' Die weet niet dat het de boodschappen voor zestien mensen zijn... en dan nog de koekjes en kransjes voor de gasten...'
Zelf was het voor het eerst in mijn leventje dat ik me werkelijk geen enkele gedachte hoefde te maken over die westerse vraag rondom deze dagen: Wat eten we met de Kerst? Heel prettig. Ronduit mooi was het, om nu mee te beleven dat de hele liturgie, alle psalmen en hymnen die gezongen worden tijdens het getijdengebed, vier keer op de dag, langzaam toegroeien naar de komst van het Licht: de geboorte van dat kind in die stal.
In de vroege ochtend van kerstavond wordt er een hymne gezongen door een enkele zuster en die begint met zoiets als: in de oerdiepten waar het leven zich roert, daar is de mens ontstaan en uit die mens kwamen er meerderen, uit het een kwam het andere: het geslacht van Abraham, Mozes, David... en toen besloot het goddelijke zich te mengen met het vlees en is mens geworden. Zuster M. was verkouden en het stokte, een andere zuster viel uit de koorbanken in, de hymne ging voort, zuster M. nam het weer over en zo naderde het haar voleinding.
- Dat was voor het eerst dat zoiets gebeurde, hé, zei de ene zuster tegen de andere.
- Ja, welaan dan ik wordt ook een dagje ouder, het gaat niet zo makkelijk en soepeltjes meer, hoor! Ik vond het daardoor juist zo extra ontroerend, zei E. Het benadrukte nu zo erg dat we allemaal maar broos zijn en kwetsbaar, zo menselijk.
Hoe is het toch mogelijk dat het klooster bijna de enige plek lijkt waar een groep mensen welbewust willen buigen voor en zich willen buigen over het geheim, dat elk leven ten diepste is? Het waren goddelijke dagen.
Maar gisteren, toen ik wegfietste van het klooster werd ik plotsklaps weemoedig en sprongen de tranen me in de ogen. Zuster R. had gelijk: ik scheurde me los van een wijze van leven die ongewoon is: leven binnen de muren van een klooster waar geheel en al plaats wordt gemaakt voor dat ongewone: God, het Geheim van het leven, hoe je het ook noemen wil. In het dagelijkse getijdengebed, de speciale vieringen voor de Kerst, een poging om consequent met liefde en aandacht met elkaar om te gaan.
Ik was uitgenodigd door de Clarissen om de kerstdagen bij hun door te brengen en Vrijdag 23 december vertrok ik al. Van binnen in het klooster maakte ik hun belevenissen buiten mee: twee hadden kerstboodschappen bij de AH gedaan, twee winkelwagens tot over de top beladen vol. Een meneer was tegen eentje aangebotst, ze schrok ervan, maar de meneer had er meteen bij geroepen: moet je ook maar niet zo'n volle kar laden.' Die weet niet dat het de boodschappen voor zestien mensen zijn... en dan nog de koekjes en kransjes voor de gasten...'
Zelf was het voor het eerst in mijn leventje dat ik me werkelijk geen enkele gedachte hoefde te maken over die westerse vraag rondom deze dagen: Wat eten we met de Kerst? Heel prettig. Ronduit mooi was het, om nu mee te beleven dat de hele liturgie, alle psalmen en hymnen die gezongen worden tijdens het getijdengebed, vier keer op de dag, langzaam toegroeien naar de komst van het Licht: de geboorte van dat kind in die stal.
In de vroege ochtend van kerstavond wordt er een hymne gezongen door een enkele zuster en die begint met zoiets als: in de oerdiepten waar het leven zich roert, daar is de mens ontstaan en uit die mens kwamen er meerderen, uit het een kwam het andere: het geslacht van Abraham, Mozes, David... en toen besloot het goddelijke zich te mengen met het vlees en is mens geworden. Zuster M. was verkouden en het stokte, een andere zuster viel uit de koorbanken in, de hymne ging voort, zuster M. nam het weer over en zo naderde het haar voleinding.
- Dat was voor het eerst dat zoiets gebeurde, hé, zei de ene zuster tegen de andere.
- Ja, welaan dan ik wordt ook een dagje ouder, het gaat niet zo makkelijk en soepeltjes meer, hoor! Ik vond het daardoor juist zo extra ontroerend, zei E. Het benadrukte nu zo erg dat we allemaal maar broos zijn en kwetsbaar, zo menselijk.
Hoe is het toch mogelijk dat het klooster bijna de enige plek lijkt waar een groep mensen welbewust willen buigen voor en zich willen buigen over het geheim, dat elk leven ten diepste is? Het waren goddelijke dagen.