Het is zo'n bericht waarvan mijn fantasie meteen op hol slaat: er is op 5 december 2011 een nieuwe planeet gevonden in ons immense heelal, dat op de aarde lijkt. Het is ongeveer 2,4 keer zo groot als de aarde, heeft ook een zon in de buurt, die iets minder warmte geeft dan onze zon en deze planeet draait daar in 290 dagen om heen. Allemaal voorwaarden waardoor het mogelijk zou kunnen zijn dat er leven op deze planeet is. Leuk! Het lijkt me zo leuk als er ook ander leven blijkt te zijn in het universum, al is dat op dit moment 600 lichtjaar van ons verwijderd, dus niet echt om ooit te bezoeken, zeg maar.
Daarbij zijn er nog tal van onbekende factoren, waardoor het misschien toch weer niet zo is, dat daar leven zou zijn: Als de planeet van gas is, dan lijkt hij op onze Neptunus, waar geen leven mogelijk is. Als hij alleen van rotsen gemaakt is, wordt het ook al moeilijker. Is hij alleen van water gemaakt, dan is het wellicht wel mogelijk: een heel andere vorm van leven, misschien hebben ze daar dan een soort dolfijnen, die dezelfde intelligentie als mensen hebben, wie weet wat er daar onder water gebouwd is, wie weet, wie weet. Het is op Kepler22b, zo is deze gedoopt, een aangename 22 graden.
De kans op leven in het heelal is aardig vergroot door de Kepler, die de ruimte is afgeschoten, want sinds februari zijn er al heel veel 'superaardes' gevonden: constellaties waarop leven wellicht mogelijk is. Of er op Kepler22b leven is, moet nog worden ontdekt, maar dat het zó snel ontdekt is, dat schijnt al verrassend te zijn. Wat een zin voor avontuur en nieuwsgierigheid: dat het gigantische heelal afgezocht wordt naar leven, terwijl wij op ons aardbolletje in onze microkosmosjes heer en meester wanen.
Het heel grote en het heel kleine... elke keer weer blijkt bewoonbaar en bewandelbaar zomaar vlak naast het omgekeerde te kunnen bestaan. Zo vertrok ik eerder deze week naar de Achterhoek om weer een dagje te wandelen met vriend E. Het stormde bij mij, sterke regenvlagen, een loodgrijze, groenachtige lucht, mijn paraplu hoefde ik niet mee te nemen, die zou meteen kapot waaien. Toch vertrok ik, welgemoed met de chocomel en de koek in mijn rugzakje, wat er zou gebeuren op die dag, wat maakte het uit?
We wandelden. In dat oerlandschap waar we al 15 jaar wandelen. Door bossen heen waar het windstil was en een wel 12 meter hoge hulsboom met vele rode bessen in haar eentje alvast kerst aan het vieren was. Strepen licht oranje avondlicht langs de stammen, de lucht soms rozig en blauw pastel, tot het donker werd. De weg en het gesprek dat zich stap voor stap ontvouwde. Dat landschap bij Ruurloo, waar we een grote 8 wandelden, dat was zoiets als een bewoonbaar planeetje dat je onverwacht vindt, vol beschutting, verscholen en verzonken in het landschap.
In den ochtend weet je nog niet waar je uit zal komen en in de avond heb je vele leefbare plekken gevonden. Zo vergaat het een mens op dat kleine stukje aarde dat je inneemt en zo vergaat het haar wellicht in die bijna oneindige ruimte van het heelal.