'Symbool' betekent in de woordschat van de Clarissen, dat wat je op een gekleurde doek neerlegt op de grond in het midden van de kapel en dat toepasselijk is voor hetgeen er gebeurt. De handeling en de aandacht die je eraan geeft, versterken het geheel.
Ik had twee gekleurde doeken, de ene donkerroze, de ander creme-witgeel, naast elkaar gelegd tot een ronde vorm. In het midden een grote witte kaars. Op mijn wandeling had ik het binnenste van een boomstam gevonden, ook wit-geel, en dat lag op het roze gedeelte, het heeft een waaier-bloemachtige vorm. Op het andere gedeelde, met overlapping, lagen bruine zaadstengels in een waaier met daaronder drie gele sierappels, elk op een groot groen laurierkersblad.
De meditatie ging over Psalm 21: De koning in je. Het 'symbool' wilde iets uitdrukken van een kroon, straling, glans. Het is prettig om zoiets te verzinnen en uit te voeren. De zegewens ging aldus:
Moge je de koning in je zelf vinden.
De koning, die de koninklijke weg wil gaan
Vol vertrouwen. In jezelf en in anderen.
Dat je het goede uit jezelf schept
om te bouwen aan het koninkrijk in de hemel.
Moge de hemel naar de aarde komen
Verlangen in je hart gestild.
Leven dat je is gegeven
Kracht en glans
Licht van Gods gelaat
en zegen, voor jou.