maandag 30 januari 2012

Plak-techniek

Nou, nou het was de dag en het weekend van de nieuwe apparaten. Eind van de maand: tijd om voorraad te tellen op mijn werk, kasboek opmaken, energiemeterlijst weg enzovoort. Alleen bleek al doende dat alle programma's op de computer niet klopten of niet waren snelgekoppeld van het een naar het ander, of er gewerkt was met oude prijzen: gevolg: de hele dag bellen met de servicedesk die op de computer meekeek, leidinggevenden die langs kwamen, en die allemaal ook niet snapten waarom sommige dingen niet lukten. Om het uiteindelijk woensdag weer allemaal opnieuw te moeten doen.

Dan blijkt mij weer wat een een verschrikkelijke hekel ik in feite heb aan al die technische apparatuur om me heen. Het moet het doen, klaar uit. Zo niet, dan ben je met handen en voeten gebonden.Dan denk ik: Waarom niet weer gewoon zoals vroeger, een fijn papieren kasboek en een mannetje die op zijn oude scooter elke week de mappen met de administratie kwam halen? Hij was een soort Willempie met helm en al, en had twee oude canvassen fietstassen op zijn brommertje gebonden. Hij ligt al onder de zoden, alles en iedereeen om je heen komt en gaat en komt...

Ik had een Halogeen-Turbo-Grill-Bak-oventje gekocht. Een soort grote ronde glazen kom met daarop een soort deksel waar de warmte uitkwam en wat doe je met zo'n nieuwe aanwinst? Het meest ouderwetse bakken wat je maar kunt: een cake. Hemeltje, toch wel pakweg 15 jaar geleden dat ik voor het laatst een cake gebakken had. Ik besloot het simpel te houden en gewoon het recept te volgen op de Koopmans-cake-meel verpakking. Boter, eieren mixen, och ja, wat kan de p-l-a-k-k-e-n, dat beslag dat niet soepeltjes het cakeblik in wil.

Er kwam waarachtig een cake uit. Maar niet de cake zoals ik die graag wens: deze was compakt, wat droog, saai lichtgeel. Beetje flutloos. O ja: zó was dat: cake bak je niet van cakemeel, maar van zelfrijzend bakmeel en nog zo wat, ten einde zo'n heerlijke zoete luchtige verwencake te maken. Die oprijst en opbolt en uitstulpt. De nieuwe turbo-oven voldoet verder wel: kip met pijnboompitten en knoflookboter van de AH in een zilveren bakje kwam er mals en sappig uit.
Nu nog wachten op de malse en sappige resultaten van een soepellopende administatie en weg met dat plakspul van verkeerd beslag.

Zweven wil ik, weg van de techniek, me van de aarde verheffen.

zaterdag 28 januari 2012

Oosterse filmwijze

Ik heb deze week weer twee prachtige films gezien. Leve géén tv, dan kom je daar nog eens aan toe. Films 'los' zien, zonder aanloop van journaal of ander tv vermaak, zomaar vanuit de stilte rechstreeks op je netvlies: ze komen dan binnen met een weldadig soort intensiteit. De ene film is: Norwegian Wood, naar het gelijknamige boek van Haruki Murikami en de andere is de Chinese film The Road Home, van de regisseur van de bekende film Raise the Red Lantern, alhoewel ik die nog nooit gezien heb.

Norwegian Wood, is geregisseerd door de Franse Vietnamees Tran Ahn Hung, heet op z'n Frans La Ballade de l'impossible en is gemaakt met een volkomen mix van Fransen en Jappanners. De ook surreeële wereld van Murikami, waar verschillende betekenislagen voortdurend ineen aanwezig zijn, lijkt welhaast onmogelijk te verfilmen, maar toch vind ik de vertaling in filmbeelden van deze sfeer geslaagd. Langzame beelden soms, waar een rusteloze wind door het landschap en de ruimtes doolt. De film bevat een unieke 'langste- shot-ever". Door golvende groene weiden is op-en-af een rail gebouwd waarover de camera kon rijden. Het tempo van de camera gaf de twee hoofdrolspelers Watanabe, een stille jonge student, die verliefd is op Naoko, een beetje zonderling meisje die opgenomen is in een rustoord, een eigen dynamiek, zo vertelt de regisseur in the making of.

Die samenspraak van landschap en de mensen daarin, alsof ze soms in elkaar opgaan, alsof de seizoenen zelf helemaal mee bepalen wie je op dat moment bent, dat is precies ook zo aanwezig in The Road Home. De film haperde regelmatig op mijn dvd-speler, maar dat benadrukte nog eens extra, hoe prachtig, verstild de beelden zijn. Het is een aaneenschakeling van meditatieve momenten. Je ziet twee oude handen een gebroken kom met krammetjes ambachtelijk repareren, het Chinese meisje de lange weg op en neer lopen van dorp richting stad, in de hoop om degene op wie ze verliefd is, de dorpsonderwijzer die kwam en weer vertrok, weer te ontmoeten.

Ze gaat tijdens zijn afwezigheid in de school zitten, eén leslokaal, en ze versiert de ramen met licht vloeipapier en rode geknipte bloemen. Doordat ze dat doet, weet het hele dorp hoe het met haar gesteld is. De film is een terugblik van hun zoon. Zijn vader is gestorven in de stad en zijn moeder wil, volgens een oud Chinees ritueel hem over die lange weg terug dragen naar het dorp. De dorpsburgemeester probeert hem over te halen om zijn moeder te overtuigen dat hij terug gereden moet worden, dat dragers, het ceremonieel, het voedsel, de bescherming, het is een strenge witte winter, veel te duur zijn.

Uiteindelijk komen al zijn oud-leerlingen gratis en voor niks terug naar het dorp: ze willen hun oude leraar hun laatste eer bewijzen. Het ritueel wordt voltrokken en dit heden is in zwart-wit gefilmd. De liefdesgeschiedenis van zijn ouders, heel vroeger, is in kleur: Bergen in een rood-oranje-geel intense herfst, een koude witte winter. En daar helemaal onderaan, op de aarde, daar bewegen de mensjes en leven hun leven.

Het zijn dus ook de films zelf, die uitnodigen om ze in alle rust, met een soort stilte om je heen te bekijken. Ik ben geneigd om dit een Oosters filmwijze te noemen: niet actie, drukte, veel gepraat bepalen de loop van het verhaal. De mensen zijn een deel van hun omgeving: daarin leven en ademen ze, zoals de omgeving zelf ook leeft en mee ademt. En dat is, vind ik, een mooie weg om thuis te komen.

donderdag 26 januari 2012

Jij denkt maar...

Jij denkt maar dat je alles mag van mij... schalt er door de boxen in het wijkcentrum. Deze regel wordt eensgezind door iedereen meegezongen. Kennelijk een heel herkenbaar menselijke ervaring: je wil liefhebben, houden van, je wilt overstromen van welwillendheid, de ander tegemoetkomen... En dan komt er een moment van wakker worden.

Jij denkt maar dat je alles mag van mij... Maar er is een grens. Soms moet het stoppen. Soms gun en geef jij een ander alle ruimte, maar krijg je het gelijkelijk terug? Is het zo dat je samen een ruimere wereld hebt gecreëerd? Of ben je vervallen in discussies, in gelijkhebberij, in zuchten en steunen, tranen, toegeven, proberen te accepteren dat die ander nou eenmaal ánders is, maar je er toch niet lekker bij voelen?

Jij denkt maar dat je alles mag van mij... Het kan nog erger. Totaal niet serieus genomen worden door een ander. Iemand die altijd over je grenzen gaat. Iemand die een toegestoken hand niet kan beantwoorden. Iemand die eenzijdig boodschappen uitzendt, emotioneel je onderuit haalt, je geestelijk misbruikt. Of lichamelijk, dat kan ook.

Jij denkt maar dat je alles mag van mij... Als troost kun je misschien wel tegen je zelf zeggen dat je werkelijk hebt liefgehad. Wie deze regels kan meezingen die heeft ook ervaren dat er ook een andere wereld is: van wederzijds respect, van rust en ruimte, van niet-op-je-strepen-staan. Van een ander voorzichtig met aandacht en eerbied naderen. Want anders zou je deze regels niet kunnen uitzingen.


Familiebedrijf

Leve de Albert Heijn. Je koopt voor een paar euro een bakje met kleine narcisjes, nog alleen maar bol, elke dag zie je de groene stelen daaruit groeien en vandaag voor het eerst: het geel van een narcisje! Dat doet een mens goed, met die grijze snijdende kou buiten: De lente in je huis. Nu is de AH ook de naaste buur van mijn wijkcentrum en ze hebben er al twee keer vergaderd. De laatste keer op sleutelbeheer: ze krijgen de sleutels en kunnen zelf koffie en drankjes pakken.

Leve de Albert Heijn. Want ik wist niet wat ik tegen zou komen, als ze geweest waren. Een vergadering van ondernemers van meerdere winkels uit het winkelcentrum had een ware zwijnenstal opgeleverd: alle serviesgoed stond nog op de tafels, vlekken alom, tot proppen papier op de grond eraan toe. Mijn voorganger had schoonmaakkosten berekend.

Zo niet de Albert Heijn. Ze hadden de lege flesjes keurig in rijtjes op de bar gezet, ze hadden de afwas gedaan en de keukenhanddoek uitgespreid te drogen gedrappeerd. Nu mag ik niet uit de school klappen, maar in het achtergebleven papierwerk zag ik dat ze de avond besteed hadden aan de cultuurwaarden van Albert Heijn. Nee, dat is dus niet alleen maar wat voor beginnende welwillende leefgemeenschappen en dergelijke, zoals zuster B. met haar visioengroep op de agenda had staan: wat zijn onze gemeenschappelijke waarden?

Bij Albert Heijn weet men dat: 'We zijn van oudsher een familiebedrijf', zegt men. 'Een bedrijf waarin we elke dag met elkaar een klus klaren. Waarin we op elkaar letten, elkaar respecteren, vertrouwen.' En dat heeft niet alleen betrekking op het familiebedrijf zelf, maar geldt ook voor de klanten, leveranciers, de maatschappij. Vooruit maar! Zes cultuurwaarden zijn de peilers daartoe: Respect. Vertrouwen. Samen. Doelgericht. Bezieling. Vernieuwing.

Ik zou willen dat deze waarden in elke familie vanzelfsprekend zouden zijn. Wat zou de wereld dan mooi zijn. Dan was het elke dag lente.

woensdag 25 januari 2012

Perspectiefwisselingen

Gisteren sprak ik met A., de biebjuf van mijn buurtbieb. Die gaat sluiten per 1 maart. Bezuinigingen, ja ook. Maar de bieb verplaatst zichzelf ook in de school. Om de boeken helemaal tot op de de neus van de kinderen te brengen. Kennelijk is de uitgang buiten toch een te grote drempel, want alle kinderen kunnen gratis lid worden, maar het schiet niet op. Terwijl de bieb een oud klaslokaal van de school is.


De luxe van een internetverbinding in mijn straat is dus voorbij. Men kan niet alles hebben. Als bibliotheken zelf maar overal aanwezig blijven, vonden A. en ik. Wat internet ook vermag, al zou je alle titels zo kunnen opzoeken met zelfs een bezorgdienst thuis; iets heel wezenlijks verdwijnt dan wél: de bieb en de boekhandel als struingebied. Voor onverwachte vondsten. Internetbeschikbaarheid van titels, shoppen op het web, e-boeken bestellen etc: dat zijn mooie ontwikkelingen, maar de bieb en boekhandel als ontdekkingsplek; dat moet blijven.

Zo ontdekte ik onlangs in de grote bieb een dik boek: De Japanse bezetting in dagboeken, buiten de kampen. Samengesteld door Jeroen Kemperman. Je leeft mee met het wel en wee van drie Nederlandse vrouwen, vanaf wanneer de Jappen Indonesië binnenvallen, ergens in 1942. Een wereld gaat open, ook vooral tussen de regels: de wijze van hun leven ervoor, hoe de Jappen steeds harder en wreder worden, dat deze vrouwen eerst niet naar de kampen hoefden en later weer wel en dan onderdoken: van het ene adres naar het andere gingen en een huis gedeeld werd met meerdere gezinnen.

Het is zo'n boek waar ik in mijn actieve geheugen en belangstellingssfeer niet naar zou gaan zoeken. Maar toen ik het vond was het meteen: ja, die wereld mag wel tot leven gewekt worden. Omdat het behoort bij de geschiedenis van mijn ouders. Die dezelfde tijd vanaf een heel ander perspectief beleefd hebben: als Indonesiër, die eindelijk weer Indonesisch mochten praten, de hoop die de Japanners aanvankelijk brachten van bevrijding van het koloniale juk, tot uiteindelijk ook de wreedheid van de Jappen mee gemaakt te moeten hebben.

Ondertussen lees ik ook: De Patgonische haas, van Claude Lanzmann. Dit is zijn autobiografie. Hij heeft de 9 uur durende documentaire Shoah gemaakt, over de vervolging van de Joden. Hij is zelf ook Jood. Nu zit ik daar ook in 1942, maar dan in Frankrijk, het Joodse perspectief en de dreiging van de Duitsers: ook hier een wereld die steeds angstiger en bedreigender wordt. Ik geniet erg van zoveel perspectieven, tegelijkertijd. Want zo is het leven.

dinsdag 24 januari 2012

Kijk! Zie!

Hè, hè. Eindelijk was het weer eens zover. Een mager winterzonnetje, geen wind: ik toog naar de Waal. Geen strandjes, alles overstroomt, alle boomstammen onder water. Een stuk aangespoeld hout vinden, erin snijden, iemand met een lang gewaad, een arm hoog geheven, wijzend naar de verte:' de profeet', doopte ik haar. Ik bond roodachtige haarwortelstengels rondom haar, tot aan het middel: alsof ze uit de woelige baren overeind blijft staan, niet verstrikt wil raken in alle kronkelingen, alleen maar staat: Kijk! Daar is de hemel! Er is ruimte, er is wijdsheid: dat is de toekomst!

Ik dacht aan de film The Iron Lady, waar ik gisteren voor mij geheel onverwacht heen ging. Want ik wilde naar een andere, maar besloot ter plekke voor deze. De recensies waren niet heel lyrisch. Maar ik kwam ontroert uit de film. Meryl Streep speelt natuurlijk grandioos, dat ze nu Margaret Thatcher vertolkt, dat deed er eigenlijk niet toe. Ze zou te menselijk gemaakt zijn, maar dat is een gekke kritiek. Achter welk pantser dan ook, hardheid, bravoure, egocentrisme whatever: de menselijkheid daarachter is altijd dezelfde. Men ziet een oude vrouw die worstelend de fragmenten van haar leven probeert samen te binden, ze staat in haar eigen wortelstelsels: Kijk! dat ben ik! Wie was ik?

In de hal van de bioscoop stond het helemaal vol met mensen. Ze gingen allemaal naar de documentaire Ran Zen, en een discussie daarna met de maker over de vraag die de film behelsd: Hoe boeddhistisch is het westerse boeddisme, met name in de Zen-beoefening? Ik sprak een bekende, die ook ging en bij een introductiecursus zat van Zen.nl. Een ondertussen heel grote organisatie, die een mediterend Dick Bruna-poppetje als vignet heeft. Ze vertelde elke dag 2x20 minuten stil te moeten zitten. 'Als ik het nu niet doe, doe ik het nooit meer', zei ze. Dus vooruit maar: elke ochtend om half zeven op. Hoe ontworstel je je aan de drukke worteltakken van het dagelijks leven? Kijk! Zie! Wat gebeurt er dan met je?

In het wijkcentrum leverde de eerste open inloop, met de eerste keer 'gratis' koffie en de eerste keer bezig aan een legpuzzel: een stukje Keukenhof met felroze tulpen 'om de lente in de buurt te brengen', zei ik, 14 mensen op. Toch aardig. De muziek van een live concert van Paul de Leeuw moest uit: Stop eens met dat kattengejammer! Waarom moet die altijd van die rare woorden gebruiken? Rowhen Heze viel wel goed. Kijk! Zie! Wat zal zich gaan wortelen vanuit zo'n beginnetje?

J. de Hongaarse, kwam naar de bar en wilde me wat vragen. Of ze de volgende keer mijn haar mocht vlechten, iets met een vlecht aan een kant en een beetje wild aan de andere kant. Dat mag. Alles mag, ik ben zó gemakkelijk.

zaterdag 21 januari 2012

Italian for beginners

Het is een lieve film. Ik pakte hem mee omdat een deel ervan zich in Venetië zou afspelen. Mijn verblijf van twee weken daar in de zomer doet me in deze wintertijd smachten naar levende beelden van een stad die ik best wel een beetje heb leren kennen. Nou ja, kennen: de straten, de kleuren, het stille dat zich in het overal aanwezige water weerspiegelt en volstrekt een eigen gang gaat en wereld schept, buiten de toeristenstromen om. Er is geen verkeer, er zijn geen auto's: er ontstaat een gat in de tijd, als het rabbit hole in Alice in Wonderland: dat deed die stad met me en alle kunst van de Biënnale. En de film heet: ITALIAN for beginners.

Maar de film begint helemaal niet in Venetië, maar in een koud dorp ergens in Denemarken, in een kerk! Een onzekere, wat droevige jonge dominee moet er een slecht funktionerende collega vervangen in een zo goed als lege kerk. Al prekend slaat de vertwijfeling in zijn ogen toe: wat dóe ik hier, waar slaat dit op? Hij blijkt een half jaar tevoren zijn vrouw verloren te hebben, hij is een eenzame ziel, zoals dat heet.

Het hele koude dorp heeft zulke eenzame zielen. Een vrouw die voor haar halfgekke bedlegerige vader zorgt. Een kapster die een moeder heeft die aan de alcohol is en als een zwerfster steeds geld bij haar komt lenen. Een man die zo heel graag een vriendin wil hebben, het lukt maar niet met al dat daten en ondertussen is de serveerster van het plaatselijke restaurant verliefd op hem, de manager van een sporthal met grote dromen. Ze ontmoeten elkaar allemaal op een cursus Italiaans die in een verlopen cultureel centrumpje gegeven wordt.

De film is gemaakt volgens de DOGMAregels: geen achtergrondmuziek, een camera uit de hand, heel dichtbij gefilmd, alles echt op locatie, alsof je er als kijker bijstaat en meeloopt. Zulke dorpjes, zulke locaties, die mensen in hun allerdaagse kloffies, ja, dat komt me bekend voor. En tenslotte komt Venetië met haar oude stenen en bruggetjes en straatjes ook heel dichtbij. Op de plek waar twee elkaar de liefde verklaren en elkaar eindelijk vinden, daar heb ik zelf gestaan.

Ladder

Het is het lievelingsgedicht van de kunstenares die samen met haar vriend op het strand van Terschelling een heel klein huisje op hoge poten gebouwd had vol met boeken en tijdens Oerol met haar gasten tegenover haar op een houten bankje, met een kopje thee of koffie over boeken praatte en een fragment voorlas. Zie: http://www.dewereldstaatstil.nl/ Ik lees het nu over, tijdens dit grijze, grauwe weer, in de stad, de vogeltjes in mijn vogelkolonie kwetteren wat en hippen rond in de kale takken en het struweel van de heggenomheining. Het bijna omgekeerde soort uitzicht van toen ik het voorgelezen kreeg: in de verte een blauwe zee, om mij heen een wijds strand.

Het gedicht van John Berger gaat ook een gang van onder naar boven, van donker naar licht, van vergankelijkheid en aarde naar lichte luchten, van zwaarte en schaduw naar vlinderachtige zweefkunst. Het gaat over de weg op-en-neer die ieder van ons elke keer weer gaat, het is alsof de beweging zelf vitaliteit en levenskracht geeft, steeds weer de ladder op en af en op:

LADDER

Grenen staanders
essen treden
waartussen
het gras van maanden
zadelhard
wordt aangedrukt

Onder aan de ladder
op haar rug
buik opengezwollen
als een grijs gerezen brood
een dode ooi
poten in de lucht
dun als de poten van een keukenstoel
gister afgedwaald
en te veel luzerne gegeten
die gistend
haar maag heeft opgeblazen
de eerste sneeuw
valt op haar grijze wol
een muis in het donker
knaagt systematisch
het oor op de grond af
bij de dageraad
pikken twee kraaien
in het wilde weg
naar haar tandvlees
haar verglaasde ogen zijn open

Elke ladder
is lichthoofdig
op de bovenste tree
vertoont het bloeiend zaad
zich in de kleuren van de wereld
en twee vlinders wit
als de toetsen van een accordeon
volgen
samenkomend
vaneenvliegend
elkaar naar de blauwe hemel

Ver boven de kop van de ladder
gaan hun witte vleugels
ineens
over in blauw
en verdwijnen ze
als de doden

Afdalend
en opklimmend
langs deze ladder
leef ik

donderdag 19 januari 2012

Waar ik ben

Zo. Nu ga ik voor het eerst een blogje proberen te schrijven in mijn buurtcentrum. Dit is nieuw, want ik zit achter de bar, in deze huiskamer-café-ambiance, de kaartclub kaart, er staat feestmuziek op. Zo is dat elke donderdagavond en ik vind het wel gezellig! Al deze mensen komen uit de oude benedenstad, de oudste volkswijk van mijn stad en zijn bij een renovatie aldaar, hierheen 'geëmigreerd'. Waar zij woonden, wonen nu de yuppies, want al mochten ze terug, de huren werden veel te hoog. Zo gaat dat.

Iemand heet Alie, een ander Door, en ik voel me als het ware in Het Schaap met de Vijf poten. Als er een lievelingsnummer komt, stopt iedereen met kletsen en dan zingen ze allemaal mee: Ik heb de hele dag, alleen aan jou gedacht! Voor mijn neus staan twee pakjes boemboe: soto en sajoer lodeh, zomaar gekregen van een Indische dame, we kwamen gisteren aan de praat over eten, en deze vernieuwde versie van Kokki Djawa, is erg 'goering': kruidig en smeuig, dus. Ik moet het proberen en net gaf ze me ook zo ene Euro: Néé, ik wil het niet! Jawel! Oké dan, Banyak, banyak trimakasih; heel erg bedankt, dus.

Het valt me op hoe goed deze mensen luisteren, ze vangen signalen heel snel op. Ik praat één keer over een koffiezetapparaat en dat we wel kunnen sparen, om zo samen een eerste kopje koffie voor niks te drinken, ik had een leeg spaarvarken al mee genomen voor de vrijwillige bijdrage, en hup, de eerst volgende keer komt L. met een oud koffiezetapparaat en een pak koffie. Ik zeg dat zelf kaarten maken ook best wel leuk is: hup, er komt een intekenlijst, wie mee wil doen. Ze zeiden: jij vindt de muziek ook leuk hé?, en hup, ik krijg 3 cdeetjes.

Sinds ik jarenlang in de vroege ochtend, voordat ik naar colleges in de zwaarwichtige theologie ging, vleeswaren sneed met twee gezusters uit de benedenstad, heb ik het gevoel dat mijn wereld beperkter wordt als ik niet regelmatig omga met de niet-gestudeerden. Er was zo'n vak dat heette: theologie-van-het-maatschappelijk-handelen en elke keer weer vond ik de analyses aldaar die op marxistische leest geschoeid waren, volkomen wereldvreemd. Drie keer in de week, drie uur lang de verhalen van de gezusters, vertelden me heel andere dingen over dezelfde samenleving.

Ik heb het nu dus helemaal voor elkaar. Ik kan de hele week bijgespijkerd worden. Of dat andere segment van de samenleving, de religie-meditatie-minded-people, zich nog aanmelden? Aanvankelijk enthousiasme slaat om in afwachten, schroom en speculatie... Er schalt door de boxen: Ja, zo is het leven...

woensdag 18 januari 2012

No greater love

Gisteren heb ik twee films gezien die over de liefde gaan. De liefde in al haar rijke schakeringen, maar die in de grond dezelfde is: niet voor jezelf kiezen en je eigen ego voeden ten koste van anderen, maar argeloos en belangenloos je zelf over durven geven aan... niet aan het huid en haar van een ander, maar aan dat wat die andere ook in zichzelf draagt: een voortdurende bron en verlangen naar diezelfde liefde: gekend worden, erkend, volledig gezien en geaccepteerd.

De ene film heet No Greater Love en de andere film heet A Home at the End of the World. De eerste is een documentaire: regisseur Michael Whyte kreeg na tien jaar correspondentie eindelijk toestemming om te filmen in het Karmelietenklooster van de zusters van de Heilige Drievuldigheid in London, in Notting Hill. De gelijknamige romantische komedie is trouwens ook een mooie verschijningsvorm van diezelfde liefde, maar dit terzijde.

De liefde zoals de zusters die beoefenen, altijd aandachtig en gericht op God, hun naam voor de liefde, ja, die is mooi en zwaar tegelijk. Een zuster vertelt wat er gebeurt in de stilte die behoudens twee recreatiemomenten altijd bewaard wordt: 'De stilte... die wordt muziek... en dan wordt het ...gratie.' Maar als je daar niet bijkunt, en bij een zuster duurde dat 18 (!) jaar, dan zit je in De Donkere Nacht van de Ziel, zoals de mysticus Johannes van het Kruis dat verwoordt heeft. Lachend zei dezelfde zuster over het moment van doodgaan, dat iets ontzagwekkends heeft: het kan altijd zijn dat de atheisten toch gelijk hebben en er niks is!

Ik herken de heel andersoortige energie die deze liefde in de stilte baart. De wijze waarop de zusters lachen nadat ze samen met elkaar een volksdans hebben gedaan, de ontlading van aandacht, inspanning en ontspanning en saamhorigheid. Ik kan invoelen hoe rituelen die ik niet ken kunnen aanvoelen omdat vanuit de stilte en de ruimte van de liefde die je dan ervaart, elk menselijk gebaar dat daarheen verwijst goed is: menselijk en soms wat onhandig, maar altijd geaccepteerd en écht. Zo zalven de zusters op Witte Donderdag éen voor éen de voeten van een beeld van Jezus en kussen het. Raar. Als je er alleen maar met ogen van buiten naar kijkt. En toch...

De andere film is een boek van Michael Cunningham met dezelfde titel, die ook het screenplay voor de film geschreven heeft. Hier is de liefde het bindmiddel tussen drie mensen en het moeilijkste blijkt om dit te geloven en die heelhuids door de tijd heen te dragen. Bobby is de spil daarin, omdat zijn liefde argeloos en spontaan is, voor zijn boezemjeugdvriend Jonathan en Clare de huisgenoot van Jonathan in New York. Maar ook al veel eerder voor de moeder van Jonathan: heel authentiek gespeeld door Sissey Spacek.

Liefde die wel en niet met seksualiteit te maken heeft: Bobby is hetero en Jonathan homo, en in hun jeugd hebben ze met elkaar de eerste stappen op erotisch gebied gezet. Bobby is in feite Jonathan's eerste en enige echte liefde. Voor Clare was Jonathan haar eerste en echte liefde. Maar die kon niet geconsumeerd worden, want hij is immers homo. Zij gaat ook houden van Bobby, die hun huisgenoot wordt en ze wordt zwanger van hem. Bobby denkt niet na over de liefde: hij IS gewoon.

Ze gaan wonen in een huis op het platteland, a home at the end of the world, de mannen beginnen een eetcafé, en zij zorgt voor hun dochter Rebbeca. Voordat het zover is, voelt eerst Jonathan zich overbodig en verlaat de andere twee als ze nog in New York wonen. En dan terwijl je denkt, nu is het volmaakt, gaat Clare weg... Ze kan de liefde die beide mannen met elkaar delen uiteindelijk niet aan. Ze ziet ze samen dansen op de veranda, is eerst blij ontroert en wordt dan heel verdrietig. Ze gaat weg en neemt hun dochter mee. Ze vraagt Bobby om met haar mee te gaan, ze wil hem voor zichzelf, maar Bobby gaat niet mee. Wat ze niet weet, is dat Jonathan aids heeft en Bobby dit als enige weet.

No Greater Love en Home at the End of the world: de ene film had ook de titel van de andere kunnen hebben. Elk klooster is ook een beetje 'een huis aan de rand van de wereld' en alle liefde tussen mensen, of die nou geconsumeerd wordt of niet, put uit die bron van liefde, waar er geen grotere liefde is, dan de liefde die IS.

dinsdag 17 januari 2012

Spoedcursus verlichting

Toen ik aan iemand vertelde dat het me zo leuk leek om van een van de kleine zaaltjes in mijn buurtcentrum een permanente meditatiestilteruimte te maken zei ze meteen: O!, net als Stadsverlichting! Uuh, o, wat is dat dan? Ken je Tijn Touber niet, die is daarmee begonnen, hij heeft ook boeken geschreven, hij is ook muzikant.

Stadsverlichting is een project dat gelooft dat je de wereld kan veranderen vanuit je huiskamer. Door te mediteren. Daartoe kan een ieder de eigen huiskamer beschikbaar stellen en Nederland is al bezaaid met deze stadsverlichtingen, kijk maar op http://www.stadsverlichting.nu/. Het woord bevat de leuke woordspeling met het boeddhistische de - verlichting - bereiken en daarover heeft Tijn Touber een boek geschreven, dat ik gisteren overhandigd kreeg en in eén ruk heb uitgelezen: Spoedcursus verlichting; een innerlijk avontuur.

Zo heb je nog nooit van de man gehoord en dan in ene keer staat hij ook in de Verdieping van Trouw afgelopen weekend. De foto met brilletje en grijzend haar, doet een braaf domineezoontje vermoeden, maar Tijn was een wilde jongen: popmuzikant van Lois Lane, grote successen gehad, seks, drank, luxe, sigaretten, hippe schoenen: hij zwoor het in ene keer af op zoek naar verlichting. Veertien jaar heeft hij ascetisch en celibatair geleefd, en heeft daardoor zijn vrouw verloren, die een vent naast zich wilde, geen halve monnik.

En toen ineens brak de Verlichting door: alles is er al, je hoeft naar niks te streven, je alleen maar open te stellen voor Het Veld, de Bron, The Force-zoals in Star Wars, of 'simpelweg' God. Het boek is een aanstekelijk verslag van zijn ontmoetingen met allerlei verlichte mensen van Anselm Grun uit de christelijke traditie tot Benjamin Zander, een beroemde dirigent, Eckhart Tolle, die over stilte praat, Robert Muller, levenslang hoog diplomaat bij de Verenigde Naties, Bert Hellinger, de uitvinder van de 'Familieopstellingen'.

Na elk hoofdstuk volgt een check, een aha, een meditatie en een actie punt voor de lezer en dat maakt het tot die spoedcursus naar Verlichting. Het boek verliest zich nét niet in het New Age gedachtengoed, waar ieder-zijn-eigen-geluk-en-gezondheid-helemaal-in- eigen-hand-heeft. Het citeert uitspraken als LET GO, LET GOD, die hij op een Indiase ashram zag staan en hij kan er niet onderuit dat alles wat hij verwoordt, uiteindelijk bij God uitkomt en meditatie en stilte de weg daarheen is.

Dat is tegelijk een beetje het bedrieglijke van het boek. Het lijkt allemaal heel makkelijk en binnen handbereik, maar hoeveel mensen willen mediteren? De weg daarheen, juist die lijkt toch een lange. Tijn zelf deed er 14 jaar over en is daartoe ook naar India en andere wereldplekken gereisd. Zou de lezer het dan uit haar luie stoel kunnen?

Uit die stoel opstaan. Elke dag thuis en/of wekelijks met anderen mediteren: doe het maar! Vind ik ook, zou ik willen dat er in mijn wijkcentrumpje gebeurde. En al ging het gerucht dat er veel belangstellenden waren voor zo'n meditatiegroep, deze vanuit de christelijke traditie http://www.wccm.nl/ men moet toch ergens starten, tot nu toe zijn er nog geen aanmeldingen. Of de cursussen en workshops van Tijn Touber die hij met nieuwe partner Kris geeft, aanslaan http://www.tijntouber.com/, géén idee.

Ach, men doet maar wat om 'God' dichterbij te brengen. Voor de rest moet een ieder het toch zélf doen.

maandag 16 januari 2012

Elke dag weer

Ik hou het maar eens kort vandaag. De tekst van de maandagochtendmeditatie. Natuurlijk ingegeven omdat ik op mijn nieuwe werkplek nu zoveel aan het praten ben: Kom!, Kom! Laten we een gezellige tijd met elkaar beleven!

Elke dag weer

Je kleedt je aan
met kleren van belang en zekerheid
om de wereld om je heen tegemoet te treden
met je vaardigheden, je taal, de drukke mond.

Je kleedt je uit
laagje voor laagje pel je alles af
terug naar het begin
toen je voor 't eerst het licht zag
naakt,
nog stil.

Je haalt adem
als voor het eerst
je bent op een plek vol liefde
je wordt gedragen door zorgzame handen
je dobbert rond
in een zee van
L I C H T.

zaterdag 14 januari 2012

Daniel Dennett

Dit is wel grappig: de laatste keer dat ik in Parijs was, alweer veel te lang geleden, had ik een kamer geboekt bij een homostel. Dat bleek het appartement te zijn geweest van de schilder Gustave Caillebotte (1848-1894) dat hij ook in schilderijen vereeuwigd heeft. Reprodukties daarvan hingen prominent aan de muren. Die van de hardwerkende mannen met een ontbloot bovenlijf, die bezig zijn de houten vloer te bewerken .In de kamer waar ik sliep: 'Uitzicht vanaf een balcon', die nu in het van Goghmuseum in Amsterdam hangt.

Liggend vanaf mijn bed had ik exact hetzelfde uitzicht: je ziet het kronkelige gietijzerenwerk van het hekje voor het raam en daarachter, in de diepte, het leven op de straat. Al mijmerend aldaar kwam ik op de gedachte, dat dit de funktie van religie is: die geeft als het ware een doorzichtig, sierlijk hek dat je vast kan pakken en doordat je daarop focust ontwaar je iets van de werkelijkheid waarnaar ze verwijst: Bewegend leven, ongrijpbaar, juist niet te pakken, een wereld waar je naar toe kunt gaan en die gelukkig maakt, zoals wanneer ik op ging staan en de straten van Parijs ging bewandelen.

Nu staat er vanochtend in de Verdieping van Trouw, een interview met de filosoof Daniel Dennett (1942). Die trekt uit hetzelfde schilderij precies de omgekeerde conclusie: 'Religie ontneemt zicht op de echte wereld', staat er als vetgedrukte kop. Hij vind de titel van het schilderij bedriegelijk, want wat je vooral ziet is datgene wat het uitzicht flink belemmerd op de werkelijkheid: dat ijzeren hekwerk van het balcon. Zoals dit hekwerk het uitzicht vanaf Chailbots appartement ontneemt en een obstakel vormt, zo zou religie ons ook het échte zicht op de werkelijkheid ontnemen.

Interessant, toch. Dat is dit interview met Dennet ook. Want hij cirkelt rondom ervaringen van dankbaarheid en goedheid en troost, maar weigert om dat met het woord 'God' of religie te verbinden. Tegelijk is hij soms ook bang. Dat hij ongelijk heeft en hij te zelfverzekerd is over zijn eigen gelijk: dat religie definitief terrein verliest. Terwijl er juist steeds meer gezegd wordt, dat religie bezig is met een inhaalslag. De laatste regels van het interview zijn: 'Zijn ogen schieten vuur. Gewoon. Niet. Waar.'

Ik zou zeggen: de kernactiviteit om 'de werkelijkheid' om je heen en in je tot je door te laten dringen is luisteren en ontvankelijk zijn. Als Gustave Cailbotte zijn schilderij: Uitzicht vanaf een balkon noemt, dan is dat geen bedriegelijke titel, maar dan heeft dat een reden. Dát is wat hij zag. Echt waar.

dinsdag 10 januari 2012

Eva Arnold (Cohen)

Nog nooit van de naam gehoord, maar haar foto's kende ik wel: de fotografe Eve Arnold is afgelopen Woensdag op 99 jarige leeftijd overleden. Ze was de vaste fotografe van Marilyn Monroe, een vriendin en dat zie je van de foto's af. Zonder de foto's van Arnold, was Monroe niet zo'n icoon geworden. De foto die Trouw afdrukte, maakte dat ik het artikel erbij zorgvuldig ging lezen. Marilyn Monroe leest James Joyce, 1955, staat erbij.

Ik hou van boeken en lezende mensen, ik heb zelfs ooit een halfslachtige poging ondernomen om kunstkaarten daarvan te verzamelen, nou deze foto kan daarbij. De foto is zo goed omdat hij in zijn gecomponeerdheid, een heel verhaal vertelt. Tenminste aan mij. Daar zit ze dan, op een boomstronk een boek te lezen. Dat is geposeerd, want een boomstronk is geen fijne plaats om je geheel en al in een boek te kunnen verliezen.

En dan is het ook nog eens James Joyce. Beroemd om de uitvinding van de stream of consciousness. In zijn grootste werk Ulysses, beschrijft hij één dag in Dublin, via de hoofden van allerlei mensen en alle hoofdstukken hebben dezelfde naam als die van Homerus 'Oddyssee. Geniaal, vond ik het toen ik het las: dat boek heeft werkelijk een aardverschuiving in mijn bewustzijn gemaakt: voor het eerst zag ik de wereld als een overal zich uitdijend bewustzijn, dat in de hoofden van allen, onzichtbaar, elke dag opnieuw weer, tot leven wordt gewekt. We zijn met zijn allen voortdurend bij elkaar op reis,op zwerftocht, zoals Odysseus.

Zo zit Monroe daar en de vage vormen van de boom achter haar, die krijgen ineens iets van dat donkere, onzichtbare bewustzijn. Wij weten nooit het geheel, wij vermoeden en vullen in: er moet een heel grote boom achter en boven haar zijn, maar we zien alleen wat vage kronkels en contouren. Dat past bij het icoon dat Marilyn Monroe geworden is: een heel aantrekkelijk uiterlijk, een sexsymbool, maar wat school zich achter het Blonde? Een intelligente vrouw, die James Joyce leest, zo zegt deze foto.

Maar waarom zit ze daar dan toch weer op haar alleraantrekkelijkst? Waarom heeft ze zo'n typische bikini aan, met een scherp ruitjespatroon? Alsof de aandacht niet naar haar hoofd, maar toch naar haar borsten moet gaan. Waarom heeft ze van die bijpassende schoentjes aan, in voeten die wat bedremmeld en verlegen naast elkaar geschoven zijn en je blik laat dwalen naar wat daarboven is? Mooie benen, lieve knieën, haar handen...

En dan het boek, dat ook een sprookjesboek zou kunnen zijn, we hebben maar te geloven dat het Jame Joyce is. De lippen van Marylin staan een beetje open, ja dat gebeurd als je ingespannen leest en alles om je heen vergeet. Ja, dat gebeurd, als je aantrekkelijk op een foto wil worden vastgelegd. Het haar lijkt nonchalant, verwaaid door de wind, maar als je het zou tekenen, dan zit er wel een mooie harmonie en balans in die verwaaidheid.

Eve Arnold heeft nog veel meer gefotografeerd. Ze was de eerste Westerse fotografe die in China mocht fotograferen. Ze behoorde tot het zeer prestigieuze en tot dan toe alleen met mannen bevolkte bolwerk van het foto agentschap Magnum. Ze heet overigens oorspronkelijk Cohen met haar achternaam en haar vader was rabbi. Geheel in de lijn van de naam Cohen, want dat was de naam van het priesterlijke geslacht bij de de Joden. Daar is een aardige tentoonstelling van in het Joods Historisch museum in Amsterdam, maar ik dwaal af. Alhoewel?

Zo'n foto vertelt eenzelfde soort verhaal als rabbi's ook vertellen: kijk naar het mensdom in al haar mengeling van schoonheid, ambiguiteit, donkerte en lichtheid ineen.


maandag 9 januari 2012

Schepping

Pas wanneer je de stad uit bent en gaat toeren in de buitengebieden, dan zie je dat het écht waar is: Nederland is afgelopen weekend op allerlei plekken overstroomd. De rivier is uit zijn oevers getreden en weilanden zijn spiegelend geworden met halve boomtoppen, eenden en ganzen die drijven, wolkenluchten op de grond. Nederland is ineens wijdser geworden, zo. Ik geniet daar wel van.

Het is een hele kunst om goed met dat water om te gaan en Zusje heeft daar een schoolvoorbeeld van ontworpen: het retentiegebied Woolde en waterpark Genseler. Als zij er niet was geweest, dan waren daar nu drie grote weilandbakken met water, want een retentiegebied is daar het vakjargon van: overtollig water dat we nu in overvloed hebben moet ergens heen, ook al is het er grote delen van het jaar niet. Nu pas begint men te bedenken om het water niet te bevechten door het tegen te houden met dijken of daar weilandbakken voor te reserveren, maar te gaan leven mét het water.

Drijvende huizen, zodat twintig centimeter hoog water geen angst meer hoeft aan te jagen van ondergelopen kelders en dergelijke. Spelen met het wassende en weer verdwijnende water; en dat is wat Zusje gedaan heeft. Het staat zelfs in de Bosatlas van Nederland als voorbeeld hoe het kan: nieuwe natuur scheppen , zó dat het ook een belevingswaarde krijgt voor recreeerend Nederland. Pas kreeg Zusje een schilderij van een kunstenaar die zich had laten inspireren door haar ontwerp.

Ze googelde voor het eerst op retentiegebied Woolde en waterpark Genseler en ontdekte tot haar verrassing dat het door haar ontworpen gebied nieuwe vogelsoorten trekt, mensen maken natuurfoto's of andere fotogenieke plaatjes van ondergaande zonnen en dergelijke, aldaar. Lijkt me een machtig gevoel. Zie! Wat ik geschapen heb! Zelf ondervond ik een slap aftreksel van dit genoegen, toen bleek dat wanneer je mijn adres intypt bij Googel Maps, je zomaar mijn huisje in het groen ziet.

Ik was ineens best heel tevreden met mijn oerwoudhuisje, zeker als je de kale nieuwbouwhuizen rondom ziet. Big Brother is watching you: vanochtend toen het wat lenteachtig was, voelde ik me in ene keer bekeken en heb langs de zijkant van mijn huis oude vogelnestjes uit de klimop opgeschoond, blad en takken met veel vogelpoep verwijderd. Kunnen de vogeltjes weer verder bouwen. Geen schepping zonder begrenzingen en beperkingen.

In het klooster zei iemand: Wacht niet tot het noodweer voorbij is, leer dansen in de regen. Dat is weer een andersoortige schepping.

zaterdag 7 januari 2012

Winkel-buurtcentrum

Nou kom ik al twintig jaar in dit winkelcentrum.. En al twintig jaar doe ik de boodschappen bij de AH. Gewoon een anoniem winkelcentrum, niks aan het handje, waar ik niemand ken en niemand kent mij. Ik dacht dat gewoon was bij winkelcentra in een stad: je kent niemand en niemand kent jou, alleen af en toe kom je er eens een bekende tegen: Hé, jij ook hier? Maar gisteren ging er voor mij een volkomen andere wereld open.

T. en R. zijn buurvrouwen. Ze wonen al 29 jaar naast elkaar in de flat boven dit overdekte winkelcentrum. Ze zijn de twee vaste vrijwilligers in mijn buurtcentrum en ik ging boodschappen doen met ze, hapjes, kaas en worst en zo voor de Nieuwjaarsreceptie. Ze zetten hun fietsen voor de deur en ze hadden die ochtend al, ook in het winkelcentrum gelopen. 'Ach dat doen we altijd, we kennen iedereen.'

En dat was niet overdreven. Twee mensen die op hun rollators een praatje met elkaar maakten, iemand die voorbij liep, een echtpaar voor de AH, de kassajongen, het kassameisje in de Co-op, de vegende man. Er ging een wereld voor me open. Al die mensen die praatjes met elkaar maken, die doen dat daar elke dag, die staan daar niet toevallig, die weten wie er wellicht ook weer is. Dit winkelcentrum is al een buurtcentrum voor deze wijk, geloof ik. In de bieb werd ik in ene keer ook achterna geroepen met naam en toenaam. Ik had mijn agenda daar laten liggen.
Kent u mij? Ach ja, U komt hier zo vaak!

Juist ja. De Nieuwsjaarsreceptie bestond uit tien mensen en die kennen elkaar allemaal, al heel lang. Lang voor dit buurtcentrum geopend is. Degene die vijf wijkbladen in dit Stadsdeel schrijft en een direct lijntje heeft met hogerhand, dat wil zeggen,wijkmanagers die over subsidiestromen gaan, had een grote blunder gemaakt. Vertelden de andere, nadat deze weer gegaan was, op weg naar een vergadering.

Er zijn twee dingen mis met vrijwilligers, zei T., die van zichzelf zei altijd in de luwte te opereren, maar nu toch zijn stem had verheven: 'Ze krijgen teveel te doen en hun ego. Dat ego groeit maar en dan gaat alles wat opgebouwd is weer kapot'. Dit worden nog interressante tijden...

vrijdag 6 januari 2012

Ischa Meijer Box

Ik heb een begin gemaakt in de Ischa Meijer Box : Het beste uit Ischa, 5 dvd's, 840 minuten tv-interviews. Het was tussen 1993 en 1995 dat hij allerlei bekende Nederlanders interviewde in zijn late night-programma I.S.C.H.A. en ik bleef er indertijd voor op. Scherp, doordringende vragen, mensen op een ander been zetten door, via een afleidingsvraag, ineens de échte vraag te stellen, die vaak in de kern van iemand boorde.

Ik begon te kijken naar Ischa en Hans van Mierlo. Dan kijk je dus tegelijk naar de twee mannen in het leven van Connie Palmen, die allebei dood zijn. Ischa stierf in 1995. Het staat me bij dat Palmen in I.M. iets meldt dat ze valt op teddybeer-achtige mannen, een beetje mollig met een hoog knuffelgehalte. En dan zie je ze zitten: die twee met dezelfde soort neus, hetzelfde soort gegrinnik, je ziet ze met gemak genoeglijk grommen in de armen van Connie. Wisten zij veel dat dezelfde vrouw hun ooit zou verbinden? Zij weten van niks, de kijker van de toekomst wel.

Ik keek naar Renate Dorrestein en naar Jan Marijnissen. Dan zie je wat tijd doet met mensen: je wordt bedaagder en zelfvoldaner als je ouder wordt, tenminste als je leven tot dan toe een beetje gelukt is. Dat is bij beide zo, want het zijn nu de oudgedienden van respectievelijk feministisch schrijvend en socialistisch politiek Nederland. Maar ongeveer 18 jaar geleden ofzo, zijn beide nog rustelozer, hopend dat hun dromen uitkomen: een betekenisvolle stem zijn in Nederland. Jan Marijnissen is nog beginnend bezig om socialisme en het falende communisme van elkaar te scheiden, Dorrestein weet al van haar vermoeidheidsziekte. Maar beide hebben dat krachtige wat hoort in ongeveer het midden van een mensenleven: Wij zullen dóórgaan!

Gisteren zag ik het intervieuw met Jos Brink. Die ken je niet als veel ouder dan toen, want ook hij is gestorven. Dan lijkt het alsof je naar iets kijkt dat pas lijkt te zijn opgenomen: je kent beide niet als ouder dan dat ze toen waren. De tijd verglijdt niet meer als mensen dood zijn, ze blijven eeuwig jong.

Opvallend was hun overeensteming over de jaren zestig. Beiden vonden het een vreselijke tijd, met vreselijke mensen. Mensen die arrrogant en over het paard getild waren, hard. Ze vonden de jaren vijftig veel beter en mooier. Dat was een generatie van na de oorlog: hoopvol en ondernemend. 'We zijn beide oorlogskindjes', zei Jos Brink. Hoe anders kijkt men daar nu naartoe: de jaren zestig zijn juist mooi, met hippie, flower-power en peace en iedereen-had-nog-tijd-voor-elkaar en de jaren vijftig staan nu voor saaie, begrensde burgelijkheid.

Alles is relatief, blijkt maar weer. Gerelateerd aan plaats en tijd en persoon. Mij viel weer op dat de scherpte en de bijna onbeschofdheid van Ischa indertijd, nu heel gewoon is geworden. Hij lijkt zelfs vriendelijk in al zijn directheid. Daar keek ik indertijd anders naar. Zo is mijn eigen beleving van de tijd ook alweer veranderd.

Deze dvd-box is razend interressant omdat het je een kijkje gunt in verschillende soorten hoofden, die ook commentaar geven op hun tijd en hun plaats in de samenleving. Je reist door verschillende tijdslagen tegelijkertijd.

woensdag 4 januari 2012

Nieuw

Mijn eerste dag op mijn nieuwe werkplek zit erop. Gek, gek. Ik ben er verstoken van internet, eventjes hopelijk, want mijn token is nog niet binnen. Al had ik daar nu natuurlijk nog net niet de rust of de tijd voor: om ook nog een blogje te schrijven. Nieuwe mensen, allemaal nieuwe sleutels, die op allemaal andere kastdeurtjes passen, nieuw soort koffiezetapparaat, nieuwe kassa, enzovoort. Ik ben meteen de keukenlaadjes gaan herorganiseren, dat zijn het soort dingen die je doet om iets tot éigen te maken.

Natuurlijk begon ik maar meteen over mijn droom te vertellen: dat dit een gezellige huiskamer van de buurt kon worden, dat het zo leuk centraal lag, dat het toch geweldig was, als je gewoon maar binnen zou lopen, niet persé om wat te DOEN, gewoon maar. Sommige gezichten begonnen wat te glimmen: Ja, leuk als ik er een 1000 stukjes puzzel zou neerleggen! Ja, het is zo dat je vaak in je flat zit en denkt: wat nu dan, weer een rondje door het winkelcentrum? Het woord "spelletjesinloop' viel niet goed: dat is voor eenzame mensen, verplicht spelletjes met elkaar moeten spelen, zei eentje.

Maar ik mis dat juist zo! Ik wil wel spelletjes spelen, gewoon lekker simpel rummicubben of scrabble: dat ligt er overigens al. Het is wel grappig om te doen: dat aftasten van elkaar. Een mevrouw. J. had een buitenlands accent. Toen ik haar daarnaar vroeg, ontweek ze wat. Dit vindt ze geen leuke vraag, dacht ik. Maar halverwege de middag kwam ze aan de bar en zei ineens: Ik kom uit Hongarije... 45 jaar geleden. Wat was daar ook al weer? Opstand? Is ze wellicht op de vlucht geslagen? Opende ik aanvankelijk een bord vol ellende, door mijn vraag?

Wordt vervolgd. Raar om het met deze mensen te zullen gaan doen, de komende tijden. Wat zit er aan potentie om werkelijk wat te laten onstaan? Het is net alsof ik iemand ben die gestrand is in een dorp, ergens ver weg van de buitenwereld. En dan maar kijken wat er geweven kan worden aan samenhang.

dinsdag 3 januari 2012

Saul Leiter

Ik begin een sentimenteel mens te worden. Nu mijn periode in Amsterdam er op zit en ik weer de terugreis aanvaard naar mijn eigen kleine provinciestadje, is er ook weer wat weemoed. Het vertrek uit een klooster (zie blogje 'Goddelijke dagen', dec 2011 ) of een vertrek uit een mij zeer geliefde stad, maakt ergens niet veel uit; ik scheur me los van plekken die me dierbaar zijn.

Plannen zijn er om weer doorkruist te worden door dat wat mogelijk is: ik had het plan om de andere kant van Amsterdam te befietsen; bij de Westergasfabriek, de Spaarndammerbuurt, misschien met het pontje het IJ over. Harde storm en regen weerhielden me daarvan. Ik bezocht met terugwerkende kracht opnieuw het Scheepvaartmuseum, het Verzetsmuseum en begon de dag in het Joods Historisch Museum.

Amsterdam lijkt net een dorp, want de mevrouw in het Verzetsmuseum begroette me met: Ben je teruggekomen? Ik stond gisteren buiten te roken: Je hebt zo'n leuke hoed! Allemaal dankzij zuster B. die mijn gewoonte had overgenomen om veertjes op te rapen tijdens wandelingen en die heb ik allemaal in mijn winterhoed gestoken.

In het Joods Historisch Museum is een tentoonstelling met foto's van Saul Leiter: New York Reflections. Het was een heel, heel rare ervaring. Ik zag niks nieuws. Ik zag precies de dingen die ik altijd zie als ik door een stad rondzwerf. Veel van zijn foto's heb ik precies zo in mijn hoofd gemaakt. Vaak denk ik als ik rondzwerf: klik, klik, klik, ik kan wel doorgaan, er is zoveel mooi, er is een stille harmonie tussen dingen en mensen, het lijken soms abstracte schilderijen. Het landschap van een grote stad is zo verrassend en rijk en de mensen gaan daarin op zoals boten op een rivier, of vogels in de lucht.

maandag 2 januari 2012

Geluksmomenten

Zo'n dag, die een aaneenschakeling van geluksmomenten is:
- Tromgeroffel in de Nieuwmarktbuurt te Amsterdam: twee Chinese geluksdraken dansen door de straten. Ze stoppen bij een Chinees winkeltje, leggen er een rode sliert van vuurwerk bij de ingang, met de vingers je oren dichtstoppen,oorverdovend geknal, alle boze geesten zijn weer verjaagd, de straat kleurt rood, de kleur van de liefde, alles mag opnieuw beginnen.

- Fietsen naar de Dappermarkt, in een Indiase veelkleurige stoffenwinkel precies de kleur paars van dit blog tegenkomen, een soort zwaar tule, wat doorzichtig, met zilverwitte glinsterende bloemen erop en ranken en knoppen die me wel aan passiebloempjes doen denken en na enig getwijfel, daar 3 meter van kopen. Zomaar. Misschien drapeer ik er een muurtje mee in mijn toch al bonte kamer.

- Een hagelbui laat witte pareltjes dansen in de waterplassen.

- Ineens op het idee komen om gericht te zoeken naar een lap stof voor de meditaties in de kapel bij de Clarissen. Die hebben een hele plastic kist vol lappen, maar sommige kleuren ontbreken. Welke ook alweer? Ik vind een licht olijfgroene soepele stof met een vleug glans daarover. Ja, dat is het! Ik koop twee meter. Dat heet: Domweg Gelukkig in de Dapperstraat.

-Ik fiets het Oosterpark in. In dankbare herinnering aan broeder J. die hier een groot deel van zijn leven in gewerkt heeft. Besluit te fietsen naar het Flevopark. Door de Javastraat. O! Wat heerlijk, al die kleine winkeltjes van mensen uit allerlei windstreken. Wat maakt de straat een mooie bocht, wat doen het ritme van de grote verhuishaken boven de huizen, wellicht in de Gouden Eeuw van Nederland allemaal pakhuizen, denken aan eeuwen en eeuwen van bedrijvigheid. Ik wil langs de camping op de Zeeburgerdijk, maar vind die niet, wel een wijdsheid ineens: boten, water, een brug; de rand van Amsterdam.

- Ik volg zomaar wat bordjes: langs Artis naar het Verzetsmuseum. Wil ik daarin? Nee toch maar niet, de zon schijnt net. Een brugje over en een meneer passeert: 'Wat heb jij een leuke hoed!' 'Dankjewel!'

- Kom langs het Scheepvaartmuseum. Het begint te regenen. Gauw naar binnen, dan maar. Wat een verassing! De zee loopt door het gebouw heen, de boten varen over. Een sterrenhemel, alsof je op het dek staat, globes van de aarde en van de hemel, schilderijen vol Hollands Welvaren en ik weet: een lijn waaruit ik voortgekomen ben, is ooit op zo'n stoomboot de zee overgevaren. Een schilderij met alleen maar zee daarop, grijpt me ineens aan: dat was het uitzicht, maanden lang... hoe ontheemd kan men daar van worden? Weg uit het vertrouwde naar iets volkomen onbekends. Er hangt een schilderij van Charlotte Mutsaerts: een vrouw op de kade bij de haven van Oostende: alsof je in het hart kijkt van iemand met een groot verlangen... Het verzoent me een beetje met al het ongerijmde.

-Tot slot nog naar FOAM. Prachtige foto's van fotograaf Joel Sternfeld. Hij was een van de eerste fotografen die in kleur werkte. Mooie kleuren, korrelig zacht. Mensen in steden en op het platteland van Amerika. Soms een beetje absurd en mild tegelijk. Plekken die onschuldig lijken, maar geladen blijken omdat daar ooit eens iets ergs is gebeurd. Plekken waar wat resten van menselijke bouwsels over zijn gebleven, getuigenissen van een ideaal, een visie van ooit, de mensen zijn al weg. Elke foto nodigt je als het ware uit, om het beeld te lezen, een beetje als poëzie, waar een detail in eens het centrum kan worden.

Zo'n dagje met geluksmomenten, die zich rijgen aan een snoer van ... vrede? Ja, ik geloof van wel.

zondag 1 januari 2012

Altijd weer nieuw

Soms zou ik wel een engel willen zijn. Dan vloog ik gisterenavond tijdens het uitbundige vuurwerk, zo de kleuren en de fonkelingen in. Dan maakte ik een rondgang door de wereld en zou zorgeloos vliegen van het ene vuurwerkfeest in de andere. Maar wacht eens, dat is wat de tv bij het binnenluiden van het Nieuwe Jaar doet: beelden van over de hele wereld komen naar je toe, de wereld verbindt zich een paar uur per jaar, feest op alle gezichten: het oude jaar is over en voorbij, er gloort een nieuw begin. We zijn daarin allen dezelfden, op ons aardbolletje waar de tijdzone langzaam opschuift en het oude als een grauwsluiertje, eventjes maar, weggetrokken wordt: Gelukkig Nieuwjaar!

Soms zou ik een engel willen zijn om geen moeie voeten te krijgen van het almaar blijven dwalen in een stad. Mijn voeten kennen soms geen rust, ik wordt van het ene naar het andere getrokken. Vooruit maar, ik kocht een kleine houtsnede van Frans Masareel(1889-1972) op de Noordermarkt in Amsterdam. Ik weet niet of het echt is, maar als ik met mijn vingers voel over het papier, voelt het wel ribbelig aan. Het komt uit een klein boekje dat iets heet van 'op weg naar La Lumiere', aldus de verkoper. Dat thema gaf de bonte verzameling houtsneden, zo groot als wanneer ik een rechthoek zou kunnen maken van mijn duim en mijn wijsvinger, een onderlinge betekenis.

Wat ik zag was een mens die worstelde met het licht. Op sommige zat hij in de takken van een boom en ging er een straal van zijn handen naar een ster, op anderen leek zij centrum van een explosie met vuur, maar het lichaam was nog heel. Sommigen op een omgekeerde boot of onderzeeër op zee. Op eentje probeert hij Jezus op het kruis te omarmen, kaarsen branden om hem heen, een ander kijkt er naar. Masareel was geen gelovig mens, maar noemt zichzelf wel algemeen religieus. Al zijn zijn beelden soms dreigend, met strijd en grote gevoelens, in de grond is hij een optimistisch mens, die gelooft in het goede van de mens. Een bezonnen socialistische samenleving, waar zowel gemeenschap als vrijheid voor het individu gewaarborgd zijn, is zijn ideaal, zegt hij in het boek Ik houd van zwart en wit. De basis daarvan zijn gesprekken uit 1968 en is geïllustreerd met heel veel werk van hem.

De houtsnede die ik uiteindelijk koos is eigenlijk uitzonderlijk anders dan de rest van wat ik voorbij zie komen. Het speelt zich onder water af. Twee mensen staan tegenover elkaar. De ene in een ouderwets duikpak met een bol over zijn gezicht voor de zuurstof. De ander staat er gewoon met broek en colbert en strekt zijn hand uit naar de ander. Bubbels zuurstof drijven bij beiden naar boven. Boven de man met het pak is iets wat het midden houdt tussen een spin, of een inktvis, of een kwal of een buitenaards wezen met zes tentakels. Die lijkt weer uit het licht te komen, want er is ook nog een maansikkeltje te zien. Achter de man een grafzerk. Een heel geheimzinnig, dubbelzinnig tafereel: associaties met de christelijke opstanding uit de dood, het vreemde element water, waar de ene wel in kan ademen en de andere niet.Dat het zich afspeelt op de bodem van de zee en niet zoals het meeste werk van Masareel, in de moderne stad, het industriële landschap of in de eenvoudige natuur van bloemen , wat blad en gras en de zon en de maan, vind ik bijzonder.

Als er water voorkomt, dan lijkt het het element van transformatie: op een houtsnede uit 1920 uit het boekje Le soleil, springt er bijvoorbeeld een man van een groot schip vol mensen de zee in, terwijl de zon opkomt. De boot heet 'bonne esperance'. Op een houtsnede uit 1928, de Sirene geheten, verrijst er een naakte vrouw met de handen naar de hemel uit het water bij een schip in de haven.

Mijn kleine houtsnede zegt me iets over een alchemistisch proces dat zich binnen in elk mens, elke dag kan spelen: we maken uit onze eigen donkere, onbestemde materie steeds weer wat anders en nieuws. De keuze is aan ons of dat iets moois of iets doms en lelijks is. Wij maken de wereld: ook op de paar vierkante meters of kilometers waarin ons leven zich afspeelt.

Zoals op mijn, altijd welbewust heel simpel gehouden, kerst en nieuwjaarswens; gewoon een fotokopietje met op elk wel een menselijk spoor, mijn eigen, in de vorm van wat verf en ditmaal een geel draadje: Kom! spin een draad van licht, geef licht een menselijk gezicht.

Soms wil je een engel zijn en soms daal je af tot op de zeebodem... laat het nieuwe jaar maar brengen, wat het brengt.