Gisteren vond ik zo'n prachtig lied, dat ik het op repeat heb gezet en languit op de bank me er helemaal in liet gaan. Het is van Händel uit Serse en heet 'Ombra mai fu'. Gezongen door de countertenor David Daniels met het Orchestra of the Age of Enlightment, in 1998. Een countertenor heeft al zoiets dubbelzijdigs. Het is een mannenstem, maar het klinkt naar een diepe volle vrouwenstem. Wat Ombra mai fu betekent weet ik niet, maar in mijn verbeelding is het: schaduw wordt vuur. O, het is zo prachtig, het paste bij een grijze zondagmiddag en bij gedachten over de schaduwen in mijn leven, die maar geen vlam willen vatten.
Het paste ook bij de lectuur die ik het weekend tot me had genomen: LOGBOEK van een onbarmhartig jaar van Connie Palmen. Over het eerste jaar van rouw en verdriet na de dood van een van Nederlands grootste staatsmannen, zoals ze zelf ergens zegt; Hans van Mierlo. Die zichzelf een straatjongen met manieren noemt en Connie liefkozend zijn knaagdiertje. Die het in de laatste week van zijn leven heerlijk vond om boven zijn ziekbed getakeld te worden in een schommelzak.
Wil ik dit weten? Ik las het boek achter elkaar uit, maar vind het uiteindelijk toch een veredelde vorm van voyeurrisme. Had ik eerder moeten stoppen? Je verwacht toch iets van verlichting, een inzicht of uitzicht als je een boek ter hand neemt van een van Nederlands bekendste schrijfsters. Tot nu toe gebeurde dat wel, ook in haar ander rouwboek I.M., over haar eerste man, Ischa Meijer. Maar hier is het verdriet tomeloos, er gaan in dat jaar 2010-2011 heel veel mensen om haar heen dood, ook Harry Mulisch en op het einde de dochter van Van Mierlo, Marieke.
Haar eigen alcohol-en sigarettenverslaving, het almaar in hun bed willen blijven liggen, de drang tot zelfvernietiging, misschien is dat wel een beetje het ontluisterende. Omdat het tegelijk gepaard gaat met een grote drang tot controle: het schrijven zelf lijkt een logboek, maar is tegelijk een wijze waarop ze het verdriet toch ook controleerbaar probeert te maken. Vooral op het einde: dan switcht ze van de laatste maanden van Hans van Mierlo, zomaar naar de laatste maanden van Marieke, exact een jaar later, en het enige wat ik dan denk is: de dood is niet inwisselbaar, de dood is dood en het leven blijft, of is er nog: elk leven is uniek, stap niet zomaar van de ene naar de andere en weer terug!
Alles is zwart en grijs bij Palmen, een heel jaar lang geen greintje licht en lucht. Het was een onbarmhartig jaar. De gevoelens van rouw en verdriet herken ik, de gedachten die je daarbij maakt ook. Maar ik weet niet anders dan dat het leven gemengd is. Dat er in het allerzwartste ook altijd momenten van licht zijn, ze gebeuren aan je op onbewaakte momenten. Dát is het wellicht: Palmen bewaakt elk moment van haar leven, ook het willens en wetens zich in de alcohol onderdompelen. In die bewaakte wereld wordt schaduw nooit vuur.